In dit nummer komt intervisie ruimschoots aan bod. De redactie kreeg positieve reacties op de nieuwe rubriek 'De therapeut aan het werk'. Blijkbaar leeft er een nood bij therapeuten om ervaringen vanuit de dagelijkse praktijk te delen met collega’s. De auteur van de nieuwe bijdrage in deze rubriek is na jaren praktijk de opleiding psychoanalytische therapie begonnen en presenteert enkele sessies uit een psychotherapie. Het betreft een patiënte die moeite heeft met ruimte innemen en angstig is dat de ander haar niet serieus zal nemen. De therapeute stelt zich vragen bij de blik, reflecteert over een eigen tegenoverdrachtsdroom en verwijst in haar repliek op de commentaren naar het concept psychic retreats van Steiner.
Contact en communicatie zijn belangrijk. In dit nummer zijn we erin 
geslaagd twee reacties te plaatsen op de kindertherapie van Eva 
van Malderen die in het tweede nummer van dit jaar is verschenen. Daarmee 
hopen we de interactie tussen lezers te bevorderen.
Psychoanalytici kunnen een rol spelen in het faciliteren van intervisie tussen huisartsen. De Balintmethode is hiervan een voorbeeld. Yves Biot, die als huisarts heeft gewerkt en onlangs zijn opleiding tot psychiater heeft afgerond, beschrijft zijn ervaring met Balintgroepen en onderzoekt wat de Balintmethode actueel te bieden heeft. Zijn boodschap is duidelijk: ‹Balintgroepen verdienen opnieuw hun plaats in de voortgezette opleiding van artsen, als hefboom voor persoonlijke en emotionele groei van de zorgverstrekker en ter ondersteuning van een empathische en menselijke zorg op maat›.
Verder in dit nummer een artikel van Edwin Bouman over humor, een bewerking van zijn voordracht die in 2017 tijdens de Summer University Psychoanalyse te Amsterdam veel aandacht heeft getrokken. Bouman onderkent in de inleiding van zijn artikel de schroom die we ook in de rubriek 'De therapeut aan het werk' tegenkomen en die onvermijdelijk is wanneer de psychoanalytische therapeut of analyticus zijn werk publiek maakt: ‹Als ik het spontane gebruik van humor beschrijf maakt dat kwetsbaar, omdat het iets van mijn onbewuste toont›.
Misschien biedt het artikel van Quin van Dam hierop een antwoord. Is schrijven over het eigen werk niet een vorm van affectfobietherapie voor therapeuten? Is dit mogelijk zonder de confrontatie met angst-, schuld- en schaamtegevoelens? We hoeven ons door 
deze gevoelens niet te laten tegenhouden 
om creatief en productief te zijn.