Oprechte deelneming
Samenvatting
In ons kleine taalgebied lopen — voor zover ik het kan overzien — minstens tien analytische opleidingen. Al deze opleidingen, ook de vier die georganiseerd zijn als postgraduaat aan een Vlaamse universiteit, zijn verbonden aan en leiden tot het lidmaatschap van in totaal negen analytische verenigingen voor psychoanalyse of psychoanalytische psychotherapie. Hoewel we overal het bekende drieluik ‹persoonlijke analyse/leertherapie — theoretische en praktijkseminaries — supervisie› terugvinden, verschillen deze opleidingen sterk, bijvoorbeeld wat betreft de verhouding tussen de drie luiken of de accentuering van een bepaalde theoretische oriëntatie. Het is niet zo dat men in elke vereniging dezelfde psychoanalyse voorgeschoteld krijgt. Elke vereniging levert als het ware haar ‹eigen› analytici of psychotherapeuten af. Kwesties zoals in welke mate de historische erfenis van de psychoanalyse in de opleiding opgenomen moet worden, hoe de indicatiestelling dient te gebeuren, of wat nu eigenlijk het doel is van een analytische behandeling, om er slechts enkele te noemen, zullen in elke opleiding op een andere manier benaderd worden. Om nog te zwijgen van onderliggende vragen of de psychoanalyse een natuur- dan wel een geesteswetenschap is of zou moeten zijn, of welke plaats we causaliteit en hermeneutiek erin moeten toekennen. Of dat erg is? De vraag dringt zich meer op dan het antwoord. Pogingen om in ons verbrokkelde analytische landschap bestaande opleidingen onderling te integreren of meer op elkaar af te stemmen zijn tot nu in elk geval weinig succesvol gebleken.
Zoals in elke opleiding of vereniging voorstellingen circuleren over wat een ‹goede› therapeut of analyticus is, zo ook zal elke opleiding haar eigen blinde vlekken hebben voor het gevaar dat ze loopt de creativiteit van haar kandidaten om zeep te helpen (vgl. Kernberg 1996). En wat te doen met het verlangen een ‹goed› analyticus te worden of ‹af te leveren› in het licht van Bions vermaning: ‹A desire to be a good psychoanalyst obstructs being a psychoanalyst›? (Bion 1967, p. 155).
Elke analytische opleiding krijgt willens nillens te maken met ethische en deontologische vraagstukken rond idealisering en machtsverhoudingen tussen kandidaten en opleiders, rond de moeilijke relatie tussen de zo te koesteren vertrouwelijkheid en de niet te vermijden evaluatie. Welke graad van transparantie vereisen en verdragen deze delicatessen?
Voor zover het beoefenen van de psychoanalyse een onmogelijk beroep is, zoals de allereerste opleider opperde (Freud 1937, p. 301), geldt dat ook voor de opleiding. Zowel Bion als Lacan lieten verstaan dat de erkenning tot psychoanalyticus in wezen een onmogelijke zaak is, men kan immers nooit definitief psychoanalyticus zijn maar alleen voortdurend psychoanalyticus worden. Zoals het beëindigen van een analyse steeds een ‹praktische zaak› is (Freud 1937, p. 302), zo is wellicht ook het afronden van een analytische opleiding een praktische aangelegenheid, die in het beste geval blijvend vergezeld gaat van het besef dat het proces van psychoanalyticus worden nooit voltooid is.
Niettemin en los van deze beschouwing lijkt deze onmogelijkheid alleen nog maar toe te nemen. Speelt, naast andere factoren, ook de organisatie van de analytische opleiding een rol in de marginalisering van de psychoanalyse? Zijn de lopende opleidingen anachronistisch te noemen en onvoldoende afgestemd op de huidige ontwikkelingen? Hebben verenigingsbesturen en opleidingscommissies te weinig oog voor data uit andere wetenschapsgebieden of doen ze er juist beter aan jonge collega's daar in hun zoektocht naar hun persoonlijke ‹klinische positie› niet te veel mee op te zadelen? Is het misschien zelfs te verkiezen de hele opleiding los te koppelen van de analytische verenigingen en er een onafhankelijke beroepsopleiding van te maken?
Over één ding is iedereen het roerend eens: geen opleiding zonder eigen kuur. De opleiding is geen sinecure en verwacht van de kandidaat dan ook een persoonlijke, oprechte deelname. Maar als we in de uitoefening van het beroep de subjectieve ervaring van de eigen analyse zo'n cruciale functie toekennen, welke status verlenen we dan de zo rijke, maar noodzakelijkerwijze objectiverende analytische theorie(en)? Op welke manieren kunnen we omgaan met dit spanningsveld tussen ervaring en kennis zonder dat het een slagveld wordt? Bion benadrukte het belang van ‹learning from emotional experience› (1962, p. 8) en sprak over de kloof tussen ‹knowing about psychoanalysis› en ‹being psychoanalysed› (1965, p. 149).
Als Freud reeds in tijden dat de psychoanalytische opleiding in vergelijking met vandaag nog maar weinig om het lijf had, zijn oprechte deelneming meende te moeten betuigen met de toenmalige opleidelingen vanwege de zware vereisten waaraan ze moesten voldoen (1937, p. 301), welk een medeleven zouden deze ons dan nú moeten ontlokken? Het lijkt me hoe dan ook belangrijk — voor alle betrokkenen: van senioren-analytici tot de huidige en toekomstige opleidelingen — om jonge collega's in opleiding een stem te geven in het oneindige debat en te vernemen hoe zij hun opleidingstraject (hebben) ervaren.
Michel Thys
Nieuwe gastredacteur
Vanaf nu wordt de redactieploeg voor een periode van vier jaar uitgebreid met een nieuwe gastredacteur. Een gastredacteur is een redactielid dat niet afgevaardigd is door een van de analytische verenigingen die ook in het stichtingsbestuur zijn vertegenwoordigd en die het reilen en zeilen van het Tijdschrift voor Psychoanalyse dragen. Het redactielid wordt aangezocht om gedurende een bepaalde tijd het redactionele beleid te verrijken door de introductie van een andere analytische invalshoek of ‹cultuur›.
Ik ben dan ook verheugd prof. dr. Mattias Desmet te mogen verwelkomen in de redactie. Hij is klinisch psycholoog en onderzoeker en docent aan de vakgroep Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van de UGent. Daarnaast heeft hij een psychotherapeutische praktijk. In 2007 promoveerde hij op het proefschrift Hysterical and obsessive-compulsive depression — A psychometric study. Samen met collega's publiceerde hij overwegend over onderzoek van depressie, chronisch vermoeidheidssyndroom en alexithymie.
Vanaf zijn eerste vergadering wierp Mattias zich energiek in het redactiewerk — een veelbelovend begin. We kijken uit naar en hebben alle vertrouwen in een boeiende samenwerking. Bijkomend hoop ik dat zijn gastredacteurschap de vele collega's van ‹Gent› dichter bij het tijdschrift zal brengen.
Michel Thys, hoofdredacteur
Literatuur
- Bion, W.R. (1962). Learning from experience. Londen: Karnac.
- Bion, W.R. (1965). Transformations. Londen: Karnac.
- Bion, W.R. (1967). Second thoughts. Londen: Karnac.
- Freud, S. (1937). De eindige en de oneindige analyse. Werken 10 (p. 270-305). Amsterdam: Boom, 2006.
- Kernberg, O. (1996). Thirty methods to destroy the creativity of psychoanalytic candidates. International Journal of Psychoanalysis, 77, 1031-1040.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden