Waarom luidop lachen wanneer je alleen bent, gek is
Samenvatting
In 2005 publiceerde Judith Nelson een standaardwerk over huilen, Seeing through tears — Crying and attachment. Recent verscheen de vrolijke tegenhanger, What made Freud laugh, een boek over lachen, bekeken vanuit de gehechtheidstheorie. Ondanks de titel gaat dit boek niet over Freud of over de psychoanalyse, en het gaat ook niet over dingen die Freud of wie dan ook doen lachen. Het onderwerp van dit boek is lachen als gehechtheidsgedrag (‹attachment behaviour›).
Bespreking van
Judith Kay Nelson (2012). What made Freud laugh — An attachment perspective on laughter. Hove/New York: Routledge. ISBN 978 0 415 99833 8, 221 pp., £ 26,99
In de gehechtheidstheorie was lachen tot nu toe een onderbelicht thema, onder andere doordat Bowlby, door Darwin op het verkeerde been gezet, lachen (‹laughter›) als een intensievere vorm van glimlachen (‹smiling›) opvatte. Bowlby was een groot bewonderaar van Darwin, en was waarschijnlijk beïnvloed door diens opvatting dat er tussen lachen en glimlachen slechts een kwantitatief verschil bestaat (Nelson, p. 44). Nochtans kan nu net de gehechtheidstheorie mooi laten zien dat lachen kwalitatief van glimlachen verschilt. Terwijl glimlachen tot het gehechtheidsgedrag in strikte zin behoort, is lachen eerder verbonden met het spelen en exploreren in de interactie met een persoon aan wie men al gehecht is en bij wie men zich al veilig voelt. De glimlach van de baby hecht de moeder aan het kind. Door het samen lachen en spelen wordt deze gehechtheid de basis voor een speelse en vrolijke interactie waarbij het niet meer alleen gaat om veiligheid en vertrouwen, maar om plezier maken en het verkennen van de nog onbekende aspecten van de sociale wereld. Op zijn beurt versterkt het samen lachen uiteraard weer de verbondenheid en de samenhorigheid. In die zin, zo argumenteert Nelson, is lachen een van de wezenlijke onderdelen van het complexe geheel van ‹attachment behaviour› — een onderdeel dat tot nu toe zeer weinig aandacht heeft gekregen in het onderzoek over gehechtheid.
Nelson bekijkt het lachen als gehechtheidsgedrag vanuit verschillende invalshoeken: ze bestudeert hoe het lachen zich ontwikkelt in de eerste levensjaren en in de kindertijd en hoe het lachen evolueert tot in de volwassenheid. Ze beschrijft hoe verschillende gehechtheidsstijlen de kwantiteit en de kwaliteit van het lachen beïnvloeden, hoe de gehechtheid gehinderd wordt wanneer baby's door een of andere handicap niet kunnen lachen, hoe lachen in plaats van verbondenheid ook afstandelijkheid kan creëren, welke rol het lachen speelt in de dagelijkse conversaties van volwassenen en hoe lachen een rol kan spelen in het klinische werk. Nelson gaat in op al deze aspecten van het lachen in een buitengewoon vlotte en vrolijke stijl, met veel sprekende voorbeelden uit het dagelijkse leven, uit de literatuur en de etho- en ethnologie. Ze verwijst ook uitvoerig naar de neurobiologie van het lachen en van de gehechtheid.
Het lijkt me voor een psychoanalyticus niet slecht om af en toe eens een boek te lezen over attachment theory, omdat het hem weer attent maakt op een dimensie die door een dwangmatige opvatting over de analytische abstinentie verwaarloosd dreigt te worden in de psychoanalyse (p. 160). De lach, de blik, de stem of een handdruk zijn niet alleen de wapens van de agressie en de verleiding; ze creëren ook een sfeer van vertrouwen en veiligheid, van samenhorigheid en ongedwongenheid, die noodzakelijk is om er zin in te hebben en om zin te vinden, om iets te durven riskeren en om samen iets te kunnen trotseren. De gehechtheidstheorie kan de psychoanalyticus een gevoeligheid aanleren voor een dimensie van het bestaan die in de psychoanalytische metapsychologie weinig wordt uitgewerkt, de dimensie van het basale contact, van de stemming en de afstemming, van nabijheid, afstand en tact.
Tegelijk is er ook altijd iets beklemmends aan de gehechtheidstheorie, ook bij Nelson, doordat zij uitgaat van een kwalitatief onderscheid tussen normaliteit en pathologie. Voor Nelson is een pathologische gehechtheidsstijl een toevallige mislukking van een natuurlijk proces. Maar, zijn ambivalentie, ontwijkend en gedesorganiseerd gedrag, onveiligheid en angst niet eerder wezenlijke kenmerken van de liefde dan vermijdbare mislukkingen van de gehechtheid? Is er niet iets waars en bevrijdends in Freuds idee dat de vroege liefdesrelatie tussen moeder en kind noodzakelijkerwijze op een drama moet uitlopen, eenvoudigweg omdat ze de eerste en de meest intense, en daardoor de meest ambivalente is (Freud 1933, p. 181)? Een dergelijke freudiaanse manier van denken is totaal vreemd aan de gehechtheidstheorie, die daardoor al snel normaliserend en culpabiliserend wordt, ook als het over iets vrolijks als lachen gaat.
Literatuur
- Freud, S. (1933). De vrouwelijkheid. Colleges inleiding tot de psychoanalyse — Nieuwe reeks. Werken 10 (p. 171-191). Amsterdam: Boom.
- Nelson, J. (2005). Seeing through tears — Crying and attachment. New York: Routledge.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden