Een bijzondere setting
Samenvatting
De Franse filosoof Merleau-Ponty heeft ons in zijn bekende Phénoménologie de la perception indringend gewezen op het belang of zelfs de noodzaak van een waarnemingsveld voor de mogelijkheid om hoe dan ook iets te kunnen waarnemen. Om iets te kunnen waarnemen moet dat iets in iets anders zijn ingebed. De vraag dringt zich dan ook op of we iets dat in absolute zin van al het andere geïsoleerd is, wel kunnen waarnemen, althans voor zover we ‹waarneming› opvatten als een mentale ervaring die een puur zintuiglijke gewaarwording overstijgt (zonder er zich helemaal van los te maken). Een waarneming zonder veld — of noem het achtergrond, kader, omgeving, context, decor, situatie, setting — blijft inderdaad onbegrijpelijk en verstoken van elke zin. Zoals Martin Scorsese zei over de cinema, is ook de psychoanalytische behandeling ‹a matter of what's in the frame en what's out›. Ook de ‹analytische situatie›, zoals Freud het noemde, is zo'n kader, een ‹omlijsting› die dienst doet als waarnemingsveld en die de optimalisering beoogt van de waarneming van mentale inhouden of ‹psychoanalytische objecten›. Het prototype van de klassieke analytische setting bestaat nog steeds maar heeft zich na Freud tegelijk vertakt in tal van gedaanten, die variëren in de mate waarin ze zich van ‹het origineel› verwijderen.
Van oudsher wordt het psychoanalytische kader omschreven in concrete termen die betrekking hebben op de ruimtelijke positionering van de participanten, de frequentie en de duur van hun samenkomsten, en afspraken rond hun respectieve handelingen en houding. Nu is het juist op die punten dat diverse huidige settings afwijken van de oorspronkelijke divansituatie en zelfs van de nu zeer gangbare vis-à-vis-opstelling en in die zin ‹bijzonder› genoemd kunnen worden. Bijzonder zijn ze zeker als het psychoanalytische werk ingebed ligt in een veel ruimere omgeving die strikt genomen geen psychotherapeutisch karakter heeft op zich, zoals bijvoorbeeld in de gehandicaptenzorg of de interorganisationele samenwerking tussen bedrijven. Voor zover de bewering van de gebruikers ervan dat deze settings eveneens een psychoanalytisch proces kunnen bevorderen en mogelijk maken, niet ongegrond is, moeten we besluiten dat de genoemde concrete settingvariabelen als zodanig het psychoanalytisch karakter van het proces niet uitsluitend bepalen. ‹Ze zijn wellicht belangrijk, we moeten ze helemaal niet als overbodig aan de kant schuiven, maar ze zijn niet alleenzaligmakend›, is dan een plausibel standpunt. ‹Psychoanalytisch proces› is een beladen en complexe term, die zich niet gewillig laat inblikken in een precieze definitie. In het kader van deze globale beschouwing houd ik het erbij dat het minstens gaat om de verruiming of het in beweging brengen van de mentale wereld van de patiënt — elke analyticus of therapeut kan dit dan verder invullen en specificeren vanuit de analytische oriëntatie die zijn voorkeur heeft.
Als de bekende settingvariabelen op zich niet doorslaggevend zijn, wat is dat dan wel? Is er niet één element dat deze allemaal overstijgt (zonder er daarom helemaal van los te staan), namelijk de mentale ruimte van de analyticus of therapeut? Zijn het niet zijn capaciteiten als container van de mentale inhouden en processen van de patiënt, cliënt of deelnemer (het contained) die het meest fundamentele kader vormen waarmee een analytisch proces staat of valt? Is het dát niet wat uiteindelijk ‹matters›? Niet elke problematiek of pathologie, niet elke (behandel)context leent zich tot de klassieke divan- of vis-à-vis-opstelling. In die bijzondere situaties waarin een analytisch proces niet voor de hand ligt toch creatief nadenken en experimenteren, en aftasten op welke manier het analytische gehalte van het therapeutische project niettemin bevorderd kan worden, kunnen we alleen maar bewonderen en aanmoedigen. Misschien meer nog dan in de klassieke setting, zal in die bijzondere settings het containend vermogen van de therapeut of consulent beslissend zijn. De analytische setting par excellence moeten we situeren bij de therapeut als mentale container. De wijze waarop zijn mentale ‹kamer› is ingericht en de mate waarin er plaats geruimd wordt voor de ander, zullen doorslaggevend zijn.
Ook buiten de therapeutische situatie zelf zijn er factoren die dit containen vooruit kunnen helpen. Denk aan de eigen leertherapie of -analyse, super- en intervisie, uitwisselingen rond klinische ervaringen en analytische lectuur, studiedagen, enzovoort. Binnen dit ruimere ‹waarnemingsveld› levert hopelijk ook het Tijdschrift voor Psychoanalyse zijn bescheiden bijdrage. Na twintig jaar, vanaf de oprichting in 1994 tot dit laatste nummer van 2013, verlaat ik de bijzondere setting die het tijdschrift ongetwijfeld is. Die is bijzonder omdat de meest uiteenlopende analytische gezindten van noord en zuid er met elkaar in dialoog gaan of minstens elkaars nabijheid verdragen. Iedereen weet dat dit niet voor de hand ligt. Het was mijn ervaring dat nauwe betrokkenheid bij het tijdschrift en de vele contacten in de analytische wereld die deze genereert, een vruchtbare voedingsbodem vormen voor een verruiming van de analytische mentale container. Bij dit afscheid wil ik dankzeggen aan Uitgeverij Boom in de personen van de uitgevers Elsbeth Greven en Wouter van Gils en van de Boom-redacteuren Anne Vollaard en Emma de Vries, aan de besturen van de acht participerende verenigingen die dit project blijven steunen, aan het stichtingsbestuur onder leiding van vroeger Daan Daniëls en nu Johanna Kessler, aan alle vroegere en huidige redactieleden onder het hoofdredacteurschap van opeenvolgend Hans Reijzer en Frans Schalkwijk, en zeer in het bijzonder aan Petra Kaas die als redactie- en bestuurssecretaresse en eindredacteur nu ook al twintig jaar onafgebroken de spil vormt van het tijdschrift. Ik dank de talrijke collega's die op een of andere manier als auteur hun inspirerende bijdrage leverden aan de voorbije jaargangen en ik dank de nog talrijkere lezers, voor wie het tijdschrift er per slot van rekening is.
Met een gerust hart en met alle vertrouwen laat ik het hoofdredacteurschap nu over aan collega Marc Hebbrecht. Ik wens het Tijdschrift voor Psychoanalyse nog vele boeiende en vruchtbare jaren — als forum voor al wie in ons taalgebied met de psychoanalyse begaan is en vooral als mentale container om het analytisch denken in de lage landen te dragen, te verruimen en in beweging en op peil te houden.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden