De Hongaarse connectie
Samenvatting
De psychoanalyse is in gunstige omstandigheden op bepaalde historische plekken even een brede culturele, sociale beweging geweest. De laatste decennia gaat het haar in België of Europa niet voor de wind. Hoewel ze in universiteiten officiële leerstoelen weet te behouden, en ook in België ‹erkend› is door de recente wetgeving betreffende de psychotherapie, staat haar eigenlijke inzet, de subversieve werkzaamheid van het onbewuste, onder druk van de op meten en weten gerichte politiek. Dat de psychoanalyse steeds afhankelijk was van de politieke toestand waarin ze gedijde, werd op 21 mei nog maar eens duidelijk in het Geuzenhuis te Gent. Daar vond een boeiende studiedag plaats over Imre Hermann en de Hongaarse school, georganiseerd door vormingsinstituut Idesça.
Verslag van
Studiedag Imre Hermann en de Hongaarse school [Gent, 21 mei 2014]
Jens De Vleminck gaf als voorzitter van de dag de aftrap met een uitgebreide historische inleiding. Hij bracht eerst het verhaal van Sándor Ferenczi, met wie een periode begon van grote hoop of belofte voor de psychoanalyse te Boedapest. De psychoanalyse was daar van 1908 tot 1918, ten tijde van het Oostenrijks-Hongaarse rijk, all over the place. Dat werd versterkt door Ferenczi's charismatische persoonlijkheid en het culmineerde in de eerste leerstoel voor psychoanalyse, die hij zelf aan de universiteit van Boedapest bekleedde. Dat succes duurde helaas slechts één maand. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog werd het revolutionaire regime namelijk verstoten door een contrarevolutie, wat resulteerde in een dictatuur die het onbewuste minder goed gezind was. De psychoanalyse moest ondergronds gaan en er was een eerste leegloop uit Hongarije.
Imre Hermann behoorde tot de tweede generatie Hongaren. Hij is steeds in Boedapest gebleven en deed clandestien analyses, onder het juk van zowel het fascistische als het communistische regime. Andere belangrijke Hongaren, zoals de Balints, vluchtten later naar Londen of de Verenigde Staten. In Londen zou de Hongaarse invloed onder anderen via Klein in de objectrelatietheorie verder ontwikkeld worden. Hermanns grootste theoretische bijdrage handelt over de ‹aanklampingsdrift›. Maar ook over de psychologie van kunst en wetenschap schreef hij interessante bijdragen.
De tweede lezing van de dag, door Wim Galle, draaide rond de figuur van Ferenczi en het onmogelijke (samen)scholen van analytici. Met een omkering van de beroemde openingszin uit Anna Karenina gooide hij meteen de knuppel in het hoenderhok: ‹Als er iets is waar de psychoanalytische verenigingen gelijkenis vertonen, dan is het daar waar de verenigingen mislukken en ongelukkig zijn, waar de zaken haperen en eventueel finaal ontsporen.› Het grootste gevaar voor de psychoanalyse komt van binnenuit, denk maar aan Lacans uitzetting uit de IPA.
Wim Galle nam Freuds laatste tekst over de eindige en de oneindige analyse erbij om te stellen dat Freud in die tekst subtiel afstand neemt van de IPA. Hij keert terug tot Ferenczi. Waar verenigingen telkens op vastlopen is de vraag naar standaardisering (van de kuur en de erkenning). Dit leidde in de IPA bijvoorbeeld tot het formuleren van een onderscheid tussen een didactische leeranalyse en een therapeutische analyse. Ferenczi is zich tegen dit onderscheid blijven verzetten. Analytici moeten beter geanalyseerd zijn dan hun patiënten en verlangen meer te weten, dat wel. Vandaar dat volgens Ferenczi een vereniging van ‹goed geanalyseerden› nodig is. Lacan zal zich later inspireren op Ferenczi in zijn idee van de passe. Wim Galle getuigde er in zijn lezing van hoe de handschoen opgenomen kan worden om een vereniging open en aan het werk te houden. Onlangs vond bij het Gezelschap voor Psychoanalyse en Psychotherapie een experiment plaats, waar een uitnodiging te spreken over de eigen analyse en de vraag naar de analytische positie alvast tot een bevlogen spreken leidde.
Didier Robin bracht een lezing die in het bijzonder voor de verslavingszorg, maar ook voor het psychoanalytisch werk in het algemeen, erg relevant is. Hij riep op om Hermann te herlezen, opdat de psychoanalyse zich kan blijven inspireren. Hij ging dieper in op de dubbele ‹aanklampingsdrift› en ‹het op zoek gaan› van Hermann. Hij stipte aan hoe de huidige gehechtheidstheorie iets over het hoofd ziet, wat bij Bowlby trouwens wel naar voren komt. Hermann legde de focus op de ratage, de mislukking van de ‹hechting›. Naast de drift om zich te hechten of aan te klampen, is er immers evenzeer het driftmatige ‹verlies van het object› en het ‹op zoek gaan› naar een ander object. Die tweede beweging wordt onder de mat geveegd in de populaire gehechtheidstheorie. Een theorie over deze archaïsche drift is noodzakelijk voor het klinische werk in instellingen.
Szondi zou deze driftkoppeling opnemen in zijn schema, onder de vector van het ‹contact›. Didier Robin stelde voor in die lijn over ‹contactproblemen› te spreken in plaats van over ‹gehechtheidsproblemen›. In een casus van Winnicott uit de tekst Hate in the countertransference zien we hoe een jongen circuleert langs de vier posities van aanklampen, zich losmaken, ervaren van gemis en zich opnieuw aanklampen. Door het heen en weer gaan tussen deze posities kan het kind tot basisveiligheid komen. Kinderen hebben het soms ook nodig zich letterlijk vast te grijpen aan de blik van de moeder. Daarna kunnen ze dan naar een ander object op zoek gaan. Deze dubbele beweging heeft Robin mooi geïllustreerd.
Tot slot was er nog Erős Ferenc (universiteit Pecs) die de historische geest nog eens uit de fles liet aan de hand van zijn rijke collectie archiefmateriaal. Hij had brieven, officiële verklaringen en foto's van de helden uit de Hongaarse school meegebracht. Het vijfde internationale psychoanalytische congres dat nog net in 1918 te Boedapest had kunnen plaatsvinden, schoot er als een vuurpijl boven uit. De ervaringen op het front hadden de geesten bijeengebracht om iets te doen aan de trauma's en oorlogsneurosen van de soldaten. De geschiedenis besliste evenwel dat de eerste polikliniek (die onder anderen aan arme soldaten gratis hulp zou bieden) niet in Boedapest, maar in Berlijn van start zou gaan.
Kortom, een boeiende studiedag, die nog maar eens toonde dat het verleden van de (Hongaarse) psychoanalyse nog niet voorbij is. Het is zelfs nog niet begonnen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden