‹Behoed u voor het begrijpen›
Samenvatting
Een analyse van de actuele en klinische relevantie van Lacans discourstheorie was de inzet van de studiedag georganiseerd door uitgeverij Idesça en het Gezelschap voor Psychoanalyse en Psychotherapie (GPP), op 28 januari 2015 in ontmoetingscentrum het Geuzenhuis te Gent.
Verslag van
Lacans discourstheorie — Actuele en klinische perspectieven [Gent, 28 januari 2015]
In zijn discourstheorie introduceerde Lacan vier discours of vertogen die de menselijke niet-verhoudingen kunnen schragen: het meesterdiscours, het universitaire discours, het hysterische discours en het analytische discours. Lacan heeft zijn discourstheorie niet alleen ontwikkeld om een formele lezing te bieden van maatschappelijke verschijnselen, maar vooral ook om de particulariteit van de psychoanalytische praxis in kaart te brengen.
In zijn welkomstwoord raakte organisator Wim Galle, directeur van het GPP, meteen een gevoelige snaar. Hij citeerde een passage uit L'envers de la psychanalyse, waarin Lacan (1991 [1969-70], p. 23) poneert dat het niet ‹le désir de savoir›, de kennisdrang, is die het subject tot het onbewuste weten leidt. Het is dus ook niet het ‹universitaire discours›, als uitwas bij uitstek van deze kennisdrang, dat tot het onbewuste weten leidt. Voor de exploratie van het onbewuste dient het subject zich volgens Lacan namelijk primair te wenden tot het ‹hysterische discours›. Om dit proces van exploratie van het onbewuste bij de analysant te ondersteunen is het noodzakelijk dat de analyticus niet de positie van de meester ‹van het weten› inneemt, maar het eigen weten tussen haakjes plaatst, of, met andere woorden, vanuit het ‹analytische discours› intervenieert.
Als eerste spreker bood Filip Kolen, lid van het GPP, een theoretische introductie in Lacans discourstheorie. Kolen liet zien dat het meesterdiscours, als formalisering van Hegels meester-slaafdialectiek, dient te worden beschouwd als het meest fundamentele van de vier discours, waar de andere drie discours van zijn afgeleid. Daarnaast stelde hij dat de poging tot het scheppen van (symbolische) orde, eigen aan de hantering van het meesterdiscours, noodzakelijkerwijs resulteert in de productie van wanorde/entropie of verlies, belichaamd in het Reële van het object a. Kolens grondige studie van het meesterdiscours bood de krijtlijnen voor een aansluitende toelichting over Lacans overige drie discours. Een verwijzing naar Lacans introductie van een vijfde, kapitalistisch discours, opende de vraag naar de mogelijkheid tot verdere uitbreiding van de discourstheorie.
Kaat Van Roy, recent gepromoveerd aan de vakgroep Psychoanalyse en Raadplegingspsychologie van de Universiteit Gent, verzorgde de tweede lezing. Zij putte hiertoe uit haar doctoraat, waarin zij een lacaniaans perspectief biedt op het functioneren van Balintgroepen, de intervisiegroepen voor huisartsen die werden opgericht door de Hongaarse arts Michael Balint. Specifiek refereerde ze naar een hoofdstuk waarin ze haar onderzoeksmateriaal analyseert vanuit Lacans discourstheorie. De inrichting van de Balintgroepen stelt artsen in staat het meesterdiscours tussen haakjes te plaatsen, met als voornaamste effect dat er processen van hysterisering, of van het ter discussie stellen van geconsolideerde kennis, op gang worden gebracht. Daarnaast liet ze zien dat de verhouding tussen huisartsen en wetenschappelijke kennis niet dezelfde is als die tussen analytici en het weten in het analytische discours.
Als derde spreker ging Anne Joos, lid van de Association Freudienne de Belgique, nader in op het hysterische discours. Dat discours beschrijft in eerste instantie een sociale band, waarin het (hysterische) subject zich structureel richt tot een meester van wie een garanderend weten wordt gevraagd. Dit weten schiet echter fundamenteel tekort, in het bijzonder wat betreft de onbewuste waarheid van het verloren object a en het enigma van de vrouwelijkheid. Hierbij aansluitend gaf ze een nadere beschouwing van de niet-verhouding tussen meester en hysterisch subject en ze verwees hierbij naar Lacans interpretatie van Freuds theorie over de penisnijd.
Na de theoretische bijdragen werd het thema na de middagpauze toegelicht vanuit de klinische praktijk.
De vierde spreker, Pat Jacops, lid van het GPP, vertelde over zijn werk als supervisor voor teams uit diverse instellingen, hoofdzakelijk maar niet uitsluitend gesitueerd binnen de geestelijke gezondheidszorg. Naar analogie met de functie van de ‹plus-un› of het extra lid binnen de door Lacan geïntroduceerde ‹cartel›-werking, neemt Jacops hierbij de positie van een buitenstaander in. Zijn functie is dus in de eerste plaats ervoor te zorgen dat in de supervisie gesproken wordt over de moeilijkheden in het werk en dat hierbij iedereen aan het woord komt. Relevant voor het thema van de studiedag is dat Jacops zich binnen zijn functie positioneert als degene die niet weet. Essentieel voor zijn manier van werken is dat hij mikt op langdurige werkverbanden, opdat ook mechanismen van herhaling — van datgene waarvan men liever niet wil weten — kunnen worden bewerkt.
De vijfde spreker, Eli Noé, lid van het GPP, vertrok in zijn bijdrage van de vraag wat Lacans discourstheorie ons kan bijbrengen in het kader van het institutioneel werken met mensen met een psychose. In eerste instantie refereerde hij naar Deleuzes stelling dat, bij afwezigheid van instincten bij de mens, onze instituten een vergelijkbare functie vervullen. Aansluitend besprak Noé de impasse verbonden aan de confrontatie tussen het meesterdiscours en het hysterische discours binnen het institutionele werk. Bij het werken met psychotici beroept Noé zich overigens primair op Jean Oury's theorie over de sociale vervreemding; naar zijn mening schiet Lacans discourstheorie op dat punt tekort.
De zesde en laatste spreker van de dag, Joannes Késenne, lid van het GPP, introduceerde het publiek in zijn werk als inhoudelijk begeleider van psychotische kunstenaars bij het Hasseltse atelier voor beeldende kunst, Artisit. Artisit is er expliciet niet op gericht als een therapeutisch centrum te fungeren, maar houdt zich bezig met de begeleiding van mensen met een psychotische problematiek op basis van de artistieke waarde van hun werk, met het oog op oriëntatie op het reguliere kunstcircuit. In het kader van het thema van de studiedag lichtte Késenne toe hoe zijn positionering als inhoudelijk begeleider van de kunstenaars impliceert dat hij alterneert tussen het universitaire en het analytische discours.
Zowel in de voor- als in de namiddag werd ruimte gemaakt voor discussie. In deze context werd onder meer de moeilijkheid aangekaart Lacans notie van de ‹jouissance› — of van het excessieve genot — exact te lokaliseren binnen de discourstheorie.
Deze studiedag heeft diverse en relevante perspectieven geopend op Lacans discourstheorie en heeft het publiek herinnerd aan Lacans kapstok voor iedere psychoanalytisch georiënteerde praxis: Behoed u voor het begrijpen.
Literatuur
- Lacan, J. (1991 [1969-70]). L'envers de la psychanalyse. Parijs: Seuil.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden