Psychoanalytische techniek aan het begin van de twintigste eeuw
Samenvatting
Psychoanalytic technique at the beginning of the twentieth century
In 1924, when the first psychoanalytic training in technique started in Berlin, psychoanalytic theory had seen thirty years of development, whereas psychoanalytic technique lagged far behind it in the same period. What did psychoanalysts do in their consulting rooms at the beginning of the twentieth century? In this article the analysis of Helene Deutsch by Karl Abraham in 1923 is discussed.
De psychoanalytische techniek is veel later ontwikkeld dan de psychoanalytische theorie. Pas vanaf 1924, toen de psychoanalytische opleiding in Berlijn startte, werden analytici opgeleid in de techniek. Hoe een analyse eruit kon zien aan het begin van de twintigste eeuw wordt hier beschreven aan de hand van een voorbeeld, de analyse van Helene Deutsch bij Karl Abraham.
1923
1923, het jaar waarin de analyse van Helene Deutsch bij Karl Abraham plaatsvond, was een rampjaar voor Duitsland. De inflatie liep volledig uit de hand, wat goed te zien was aan de waarde van de mark ten opzichte van de dollar. In juli 1914, vlak voor de Eerste Wereldoorlog, was 1 dollar 4,20 mark waard geweest. In juli 1922 was 1 dollar 493,60 mark. Een halfjaar later, in januari 1923, was dit opgelopen tot 17.972 mark. In juli 1923 was het aantal marken ten opzichte van 1 dollar al niet meer te overzien, namelijk 353.412 mark, en het bleef in razend tempo stijgen tot 4.620.455 mark in augustus 1923, 98.860.000 in september 1923, 25.260.208.000 in oktober en 4.200.000.000.000 mark op 15 november 1923 (Craig 1980, p. 393 e.v.).
De geldontwaarding ging zo snel dat iedere Duitser die een salaris ontving, hier ogenblikkelijk zoveel mogelijk van moest kopen, omdat het geld een paar dagen later al nauwelijks meer wat waard was. Men moest de rest van de maand doorkomen met wat er die eerste dag gekocht was. Spaartegoeden waren al lang weggesmolten. Een koolrabi kostte opeens vijftig miljoen en voor de prijs van een postzegel had men vroeger een villa in Dahlem kunnen kopen.
Op de beurs vielen door de grote koersschommelingen fortuinen te verdienen. Jonge speculanten — soms zaten ze nog op school — reageerden razendsnel, durfden te gokken en werden plotseling rijk. Opkopers sloegen hun slag. Het snelle geld werd uitgegeven aan extreme luxe en luidruchtig amusement. Het droeg bij tot verval van morele normen, cynisme, verachting en een verhoogde criminaliteit.
Opmerkelijk genoeg ging de val van de mark gepaard met een hectische uitgelatenheid, die zich bijvoorbeeld uitte in een grote danswoede. Overal werd gedanst en alle maatschappelijke lagen deden eraan mee. Bij het middageten, bij de thee, in balzalen, tuinrestaurants en nachtclubs, op het strand en op straat. Men danste het liefst op Amerikaanse jazzmuziek. Het lawaai overschreeuwde de angst. Vooral de middenklasse moest ervaren dat al haar spaarzin en voorzorgen voor de toekomst voor niets geweest waren. Er werd honger geleden, er waren veel meer ziektes, het aantal zelfmoorden nam dramatisch toe.
De psychoanalytische techniek
Ondanks de slechte omstandigheden bloeide de Berlijnse psychoanalytische vereniging. Abraham was als voorzitter gewaardeerd en geliefd in de vereniging en speelde een cruciale rol. Van heinde en verre kwam men naar Berlijn om in analyse te gaan en cursussen te volgen. Otto Fenichel, Sándor Radó, Franz Alexander en Melanie Klein waren in die tijd bijvoorbeeld allemaal in Berlijn.
De ontwikkeling van de psychoanalytische techniek heeft lange tijd enorm achtergelopen bij de ontwikkeling van de theorie. Voor Freud was dat vanzelfsprekend. Een vak dat in de kinderschoenen staat en zich baseert op het onbewuste, en daarmee op het onbekende, kan geen strakke regels opleggen. Het betekende in de praktijk echter wel dat de analytici niet precies wisten wat ze moesten doen.
Radó erkende dat duidelijk toen hij geïnterviewd werd door Swerdloff (Roazen & Swerdloff 1995). In de tijd van zijn eigen analyse bij Abraham, die liep van eind 1922 tot eind 1924, was naar zijn mening nog niet bekend hoe je een patiënt zou moeten benaderen; wat een analyticus in een behandelsituatie feitelijk wel en niet moest doen. Aan de ene kant was er de psychoanalytische theorie, die steeds verder werd ontwikkeld, inmiddels al bijna dertig jaar, en aan de andere kant was er de praktijk van de analyse. Radó overdreef met zijn bewering dat er rond 1924 nog niets bekend was, maar hij had wel degelijk gelijk dat de techniek in vergelijking met de theorie een relatief verwaarloosd onderwerp was.
Leitner publiceerde in 2001 Ein gut gehütetes Geheimnis, ‹een goed bewaard geheim›, dat de geschiedenis van de psychoanalytische techniek belicht. Het gaat over de vraag wat een psychoanalyticus nu precies doet in de behandelkamer. Leitner beschrijft daarin hoe Abraham in 1908 na Freud de eerste was die een eigen psychoanalytische praktijk opende en daarmee in zijn levensonderhoud voorzag. Abraham opende zijn praktijk in Berlijn, een stad die op dat moment de psychoanalyse zeer vijandig gezind was.
Het aantal mensen dat voor de Eerste Wereldoorlog een eigen psychoanalytische praktijk uitoefende en daar ook van leefde was heel klein. Jung volgde Abrahams voorbeeld in maart 1909, Ferenczi in 1910, Drosnès in 1910-1911, Stekel idem, Van Emden in 1912, Jones in 1912, Andreas-Salomé in 1913, evenals Hattingberg. Van degenen die de psychoanalyse met een neurologische praktijk combineerden, zoals Sadger en Hitschmann, is niet duidelijk hoeveel analyses ze deden. De jurist Viktor Tausk ging in 1908 speciaal geneeskunde studeren om analyticus te worden (Mühlleitner 1992, p. 82).
Deze eerste groep moest analyseren aan de hand van Freuds theorie zonder dat Freud meer dan summiere aanwijzingen had gegeven ten aanzien van de techniek. Ze moesten dus zelf het wiel uitvinden. Freuds gevalsbeschrijvingen waren niet al te behulpzaam. Hij weidde tijdens de behandeling uit over de theorie, iets wat later juist afgeraden werd. Hij brak associatiedromen af, terwijl het idee van de vrije associatie juist was om de associaties ongestoord te laten gaan. Freud gaf aan dat de duiding van de overdracht het belangrijkste was, maar nergens stond hoe men dat precies moest doen. Het was niet voor niets dat Freud zo lang talmde met het schrijven over techniek. Hij vond de psychologische factoren die in de psychoanalytische methode aan bod komen (de persoon van de analyticus inbegrepen) te complex en te variabel om strenge regels te kunnen geven (Strachey 2006). Bovendien was het vak in ontwikkeling.
Vanaf 1910 begon Freud wel enige technische aanwijzingen te publiceren, bijvoorbeeld dat associatie-experimenten wel nuttig waren voor onderzoek, maar niet als behandeling (Freud 1910b). Jung liet zijn patiënten altijd eerst associëren op woorden die hij opgaf (Leitner 2001, p. 173). In 1910 schreef Freud in zijn artikel over ‹wilde psychoanalyse› ook nog het volgende:
De arts kan er dus niet mee volstaan enkele resultaten van de psychoanalyse te kennen; hij moet zich tevens met haar techniek vertrouwd hebben gemaakt, als hij zich in zijn medisch handelen door de psychoanalytische gezichtspunten wil laten leiden. Deze techniek is thans nog niet uit boeken te leren en kan men stellig alleen ten koste van grote offers aan tijd, moeite en succes zelf ontdekken. Men leert haar, zoals andere medische technieken, bij degenen die haar al beheersen (Freud 1910a, p. 327).
Freud schreef over ‹wilde analyse› in een stadium dat er nog maar heel weinig analytici waren, er nog maar heel weinig aanwijzingen waren voor het praktische verloop van de analyse en iedereen maar zelf aan de slag ging. Daar kwam opeens het risico bovenop dat men tot ‹wilde analyticus› bestempeld kon worden wanneer men de techniek niet goed beoefende. Een gevolg hiervan lijkt geweest te zijn dat iedereen angstvallig verborgen hield hoe hij of zij precies analyseerde en er vrijwel geen openlijke discussie plaatsvond over het onderwerp. Op alle verenigingsavonden van de diverse verenigingen werd tot in de jaren twintig maar heel zelden over techniek gesproken. Pas bij de opleiding in Berlijn (zo vanaf 1924) werd techniek een afzonderlijk vak dat onderwezen werd.
May-Tolzmann beschrijft in een artikel over ‹Ich und Narzismustheorie› hoe tot in de jaren twintig van de vorige eeuw het merendeel van de psychoanalytici vasthield aan de theorie van het conflict tussen Ik- en seksuele driften. Ze zochten in de behandeling naar onbewuste objectgerichte libidineuze wensen, die met het Ik in conflict waren en daardoor verdrongen, vervormd in fantasieën, in symptomen en karaktertrekken bevredigd werden. De techniek lijkt dan vooral uit deze zoektocht te hebben bestaan (May-Tolzmann 1990, p. 697).
Een ander belangrijk technisch punt was de tegenoverdracht. Het begrip is voor het eerst door Freud genoemd in een brief van 7 juni 1909 aan Jung. De tegenoverdracht was in de beginjaren van de psychoanalyse nauwelijks een aandachtspunt en werd vooral gezien als een stoorzender die uit de weg geruimd moest worden of waarvan men moest zorgen geen last te hebben.
Freud schreef in zijn verhandeling Die zukünftigen Chancen der psychoanalytischen Therapie (1910b) over de tegenoverdracht die invloed uitoefent op het onbewuste voelen van de arts. Hij vond dat aan de arts de eis gesteld moest worden dat hij de tegenoverdracht onderkent en overwint. Daarvoor moet hij zichzelf, zijn eigen complexen en weerstanden analyseren. Pas veel later zou de tegenoverdracht gezien worden als een belangrijk instrument in de analyse.
Abraham had het, zoals gebruikelijk in die tijd, zowel in zijn artikelen als in zijn brieven nauwelijks over de tegenoverdracht. Hij lette wel op de tegenoverdracht, zoals bleek uit een brief aan Freud waarin hij schreef dat hij merkte dat hij steeds naar een foto van zijn ouders keek als hij de vroegkinderlijke overdracht van een patiënt naging (Falzeder & Hermanns 2009, p. 174). In verband met Helene Deutsch zei hij expliciet dat hij er geen last van had.
Technische complicaties in de verhouding tussen Freud, Deutsch en Tausk
Helene Deutsch (1884-1982) was een van de eerste vrouwen die in Wenen geneeskunde gingen studeren. Dat was in 1907. Ze promoveerde in 1912 en trouwde in hetzelfde jaar met de Weense internist Felix Deutsch. In de oorlog werkte ze als hoofd op de psychiatrische afdeling van de kliniek van Wagner-Jauregg. Deze positie moest ze in 1918 opgeven omdat vrouwen officieel geen recht hadden op leidinggevende posities.
In 1918 ging ze in analyse bij Freud; een analyse die traumatisch zou verlopen. Toen Eissler in 1954 het echtpaar Deutsch interviewde, was het eerste waar Helene Deutsch over begon de zelfmoord van Viktor Tausk, die vijfendertig jaar voor het interview had plaatsgevonden.1
Begin 1919 ging Tausk bij Deutsch in analyse. Dat lag niet voor de hand. Zij was destijds een volledige beginner. Tausk was op dat moment al tien jaar lid van de Weense psychoanalytische vereniging, hij werkte vanaf 1914 als zenuwarts in Wenen, gaf regelmatig psychoanalytische cursussen en publiceerde veel. Zijn psychoanalytische loopbaan was een tijd onderbroken geweest door de oorlog en in 1918 weer doorgegaan. Tausk had bij Freud in analyse gewild, maar die wilde dat niet, Freud verwees de ervaren Tausk door naar de beginnelinge Deutsch. Roazen (1985) heeft over de hele affaire geschreven in zijn biografie van Helene Deutsch, op basis van haar aantekeningen en honderden uren interview.
Volgens Deutsch had Freud haar uitgelegd waarom hij Tausk niet in analyse wilde. Hij was bang dat Tausk zijn ideeën zou overnemen en vervolgens zou denken dat het zijn eigen ideeën waren. Freud verwees Tausk door en beledigde hem diep door hem naar Deutsch te sturen. Waarom accepteerde Tausk dit toch?
Het is niet uit te sluiten dat hij in zijn wanhoop fantaseerde over een via-via-analyse. Door middel van Helene Deutsch zou hij dan toch min of meer bij Freud in analyse zijn. Het gevolg was dat haar analyse bij Freud veelal over Tausk ging. Veel van wat Tausk met haar besprak, besprak zij weer in haar analyse met Freud. Tausk praatte in zijn analyse voornamelijk over Freud. Van Deutsch' eigen analyse bleef hierdoor weinig over. Na drie maanden maakte Freud een einde aan de hele situatie. Naar zijn idee veroorzaakte Tausk een storing in de analyse van Deutsch. Freud legde dus de schuld van het probleem bij Tausk. Volgens Freud had Tausk het geaccepteerd om in analyse bij Helene Deutsch te gaan omdat hij zo via haar met Freud zou kunnen communiceren.
Freud gaf haar de keus om te stoppen met Tausk en door te gaan met haar analyse bij hem, of om de analyse bij hem te stoppen. Zij koos voor het eerste en stopte de analyse van Tausk eind maart 1919. Op 3 juli 1919 pleegde Tausk zelfmoord.
In het najaar van 1919 stopte Freud de analyse van Helene Deutsch, want ze moest plaatsmaken voor de Wolvenman. Freud deed dat wel vaker, een analyse gewoon na een jaar stoppen, maar in dit geval was dat wel uiterst ongelukkig. Zij was zeer teleurgesteld en voelde zich afgewezen.
Roazen schrijft dat Helene Deutsch opvallend weinig verantwoordelijkheid voelde voor de hele situatie met Tausk. Zij legde die bij Freud, terwijl ze op het moment dat het gebeurde toch vierendertig jaar oud was. Toen ze achteraf tegen Freud zei dat Tausk als ze hem niet weg had gestuurd, misschien nog wel in leven zou zijn, stelde Freud dat ze de juiste keuze had gemaakt: ze had voor zichzelf gekozen. Misschien probeerde Freud te voorkomen dat ze zich schuldig voelde, denkt Roazen. Haar reactie bij Eisslers interview wijst er echter op dat de dood van Tausk haar wel degelijk is blijven achtervolgen.
Er was nog iets merkwaardigs. Helene Deutsch is zich altijd blijven profileren als een leerling, volgeling en bewonderaar van Freud. Als ze al kwaadheid voelde over de ellende die Freud haar had berokkend, is die verder niet meer ter sprake gekomen. Haar analyse bij Abraham, die beter verlopen lijkt te zijn dan haar analyse bij Freud, werd gemarginaliseerd. Het wijst erop dat de negatieve overdracht in de analyse met Freud niet aan bod is gekomen en haar idealisering van hem daardoor is blijven bestaan. Freud heeft haar analyse beëindigd voordat ze kwaad op hem kon worden.
Nellie Thompson, archivaris van de New York Psychoanalytic Society, kenner van Helene Deutsch, zegt over dit onderwerp:
Ik vond het altijd zeer opvallend dat Helene Deutsch benadrukte dat ze bij Freud in analyse was geweest, terwijl ze zelden refereerde aan haar tweede analyse bij Abraham. Ik denk echter dat het haar narcisme bevredigde om eerder met Freud dan met Abraham geassocieerd te worden. Toch was het na haar analyse bij Abraham dat Deutsch haar eerste artikelen over vrouwen begon te publiceren. Voor mij is dat een teken dat haar analyse bij hem een belangrijke invloed heeft gehad.2
Het is de vraag of Freud niet vaker de negatieve overdracht heeft vermeden. Het was ook een klacht van Ferenczi (Falzeder & Brabant 2005, p. 383).
De analyse van Helene Deutsch bij Abraham
Begin 1923 ging Helene Deutsch naar Berlijn voor een tweede analyse, dit keer bij Abraham. Er is vrij veel over de analyse bekend, omdat de brieven die zij in deze tijd aan haar man Felix in Wenen schreef, bewaard zijn gebleven.3 Een moeilijkheid is wel dat Deutsch de brieven niet dateerde, maar bijvoorbeeld alleen schreef ‹dinsdag halfvijf›, of ‹zondagnamiddag›.
Helene Deutsch had last van depressies. Eduard Hitschmann zei later dat ze manisch-depressief was en daarom in analyse ging. Het is niet onwaarschijnlijk, gezien de sterke stemmingswisselingen die in de brieven naar voren komen. In het najaar van 1923 wisselden sombere en vrolijke brieven elkaar af en schreef zij: ‹Ik heb duidelijk uitgesproken circulaire toestandsbeelden (manisch-depressief) — misschien om voor pappa-Abraham interessanter te zijn.›
Helene Deutsch ging met haar zesjarige zoontje Martin naar Berlijn. Martin was dol op zijn vader en vond de scheiding van hem erg moeilijk. Na de zomervakantie van 1923 zou hij dan ook bij zijn vader Felix blijven. Helene nam een paar analysepatiënten mee waardoor ze in haar onderhoud kon voorzien. De Berlijnse psychoanalytische gemeenschap ving haar op. Walter Schmideberg haalde haar op van het station en putte zich uit om het haar naar de zin te maken. Melanie Klein kwam op bezoek. Clara Happel en Anna Smeliansky bekommerden zich om haar. De Van Ophuijsens woonden vlakbij en hadden een zoontje dat ongeveer even oud was als Martin.
Deutsch begon bijna meteen met haar analyse bij Abraham, zes keer in de week. Aanvankelijk reisde ze van haar woning vlak bij de Tiergarten midden in Berlijn naar Grunewald, de buitenwijk waar Abraham woonde. Ze was iedere ochtend drie uur kwijt aan analyse en reistijd. Haar kamermeisje paste op Martin. Later huurde ze een woning vlak bij Abraham. Al heel in het begin schreef Deutsch over de analyse:
Abraham is erg slim en pakt de zaak goed op, wij zitten al midden in het meest intensieve werk. Ik beleef een merkwaardige toestand van een afzondering à deux met de analyticus en verbaas je niet, mijn liefste, als mijn brieven kort, inhoudsloos, en onpersoonlijk worden — alles wat psychische energie is moet daarheen.
En in een volgende brief schreef ze: ‹Bij Abraham is het grandioos. Totaal objectief zonder overdrachtsroes.› In dezelfde brief schreef Deutsch ook dat ze dringend geld nodig had en al honderdduizend mark van Abraham had geleend. De hele briefwisseling door schreef ze over de problemen door de snelle geldontwaarding. Ze geeft een goed beeld van hoe die op het dagelijkse leven van de analytici in Berlijn drukte. Het verloop van haar analyse is uit de brieven natuurlijk niet exact te achterhalen, maar er is wel het een en ander over op te merken. Al heel snel was er bij Deutsch een sterke positieve overdracht, waarbij ze Abraham geweldig vond en ze helemaal opging in de analyse bij hem.
Wat kan er uit de brieven afgeleid worden over Abrahams techniek? Dat ze van meet af aan intensief aan het werk was in de analyse en dat Abraham de zaak zo oppakte, moet betekenen dat Abraham niet afwachtend maar vrij voortvarend begon.
De opmerking dat Abraham geheel objectief was, zonder overdrachtsroes, moet welhaast te maken hebben gehad met opmerkingen van Abraham zelf. Dit kan erop duiden dat Abraham afwezigheid van een overdrachtsroes gunstig vond en daarnaast van mening was dat hij geen last had van tegenoverdracht en geheel objectief in de analyse stond. Hij zag zichzelf waarschijnlijk als een dokter die objectief diagnosticeert en dan op grond van de diagnose behandelt.
Het is een hele andere insteek dan bijvoorbeeld Max Eitingon had, die al in 1912 aan Freud schreef dat hij bij een patiënte het gevoel had dat hij van haar afgleed, niet door te dringen en niet verder te komen, en hij zich afvroeg of er nog iets anders aan de hand was bij deze patiënte. Hier gebruikte Eitingon dus al zijn eigen tegenoverdracht om te proberen te verhelderen wat er speelde (Schröter 2004, p. 69).
Enkele brieven later schreef Deutsch: ‹Van deze klassieke techniek en grandioze superioriteit kan je je geen voorstelling maken. Je zou opnieuw willen gaan leren en je hebt het onvoorwaardelijke gevoel nu pas de psychoanalyse te begrijpen.› Dit zegt ook weer iets over Abrahams techniek, namelijk dat hij de psychoanalyse uitlegde. Dat was niet ongebruikelijk in die tijd in Berlijn. Michael Balint vertelde over zijn analyse bij Hanns Sachs, die ongeveer in dezelfde tijd plaatsvond, dat hij er niets aan gehad had omdat het helemaal geen analyse was geweest. De sessies bestonden vooral uit theoretische uitleg (Swerdloff 2002).
In de eerste periode in Berlijn ging Helene Deutsch uit onrust heel erg veel uit. Ze noemde het later haar ‹koffiehuisperiode›. Daarnaast was ze heel erg vaak bij de Abrahams. Er is in de brieven voortdurend sprake van avonden bij de Abrahams, wandelingen met de Abrahams. Ook in de periode die volgt op de koffiehuisperiode, waarin ze veel thuis is en zich chronisch slaperig voelt, trekt ze vrij veel met de Abrahams op.
Zo vertelde ze dat ze een hele maandagmiddag met Martin bij de Abrahams was, er bleef eten en vervolgens met Abraham naar de bijeenkomst van de psychoanalytische vereniging ging. Deutsch noteerde ook over een souper bij de Abrahams waar ze heen ging het volgende: ‹Abraham laat zich niet door weerstanden die eventueel uit dergelijke situaties ontstaan storen.›
Als het gaat over psychoanalytische techniek, dan is dit wel een merkwaardige zaak. Ook in de jaren twintig was het al bekend dat de persoonlijke omgang tussen analyticus en patiënt in het belang van de patiënt beter vermeden kon worden. Maar Helene Deutsch was voortdurend te gast in huize Abraham en Abraham vond dat dat geen verstoring veroorzaakte, omdat híj zich er niet door liet verstoren. Het lijkt erop dat Abraham drie dingen tegelijk deed: namelijk analyseren, vriendschappelijk contact onderhouden en opleiden, en daar geen enkel probleem in zag.
Toen kwam er een opmerkelijk moment in de analyse, die door Deutsch al een tijd als moeilijk en zwaar werd beschreven. Ze kon alleen nog maar huilen en schreef het volgende:
In aansluiting op een weliswaar onaangename maar geen schokkende ervaring, ontstond er bij mij een acht dagen durende toestand van dwangmatig huilen zonder onderbreking. Ik huilde nachten achter elkaar zodanig dat het beddengoed uitgewrongen kon worden, ik huilde bij het eten, op de straat, in de analyse. De toestand zag er zo ernstig uit, dat A zich duidelijk genoodzaakt zag om mij in het oog te houden, hij nodigde mij vaak bij zich thuis uit en was een goedige begrijpende vader. Vandaag in de analyse loste de toestand zich met een laatste luide krampachtige snik op bij de herinnering door vader voor het eerst liefdeloos uit de kamer gegooid te zijn. Ik trotseerde het toen met een pose zonder te huilen van ‹kan mij wat schelen› en ik onderzocht het affect — het latere leven bracht mij een hele keten van dezelfde in herhalingsdwang optredende situaties — tot nu de laatste, door de analyse opgeroepen, tot ontlading van de hele gruwelijke gemoedstoestand leidde. Vandaag is het als na een gave, prettig, rustig en goed.
Het ging hier, afgaande op de brief, om een reactie op iets wat in de analyse als een afwijzing werd gevoeld. Roazen schrijft in zijn biografie dat de analyse van Deutsch bij Abraham mislukte omdat zij onvoldoende los was van Freud en omdat Freud Abraham had laten weten dat het huwelijk van Helene Deutsch geen gevaar mocht lopen.
Het is echter de vraag of deze analyse, ondanks de naar huidige maatstaven merkwaardige omstandigheden, wel mislukt was. Ten eerste bloeide Helene Deutsch op, raakte haar werkstoornis kwijt, werd heel productief, ging artikelen schrijven, lezingen geven, cursussen geven. Na haar terugkeer in Wenen legde ze in 1924 de basis voor een op Berlijnse leest geschoeid leerinstituut. Ze zou in 1925 de eerste voorzitter van dit instituut worden en deze functie behouden tot haar vertrek naar de Verenigde Staten in 1934. Ten tweede opereerde Abraham in het algemeen vrij zelfstandig van Freud. De huilbui duidt er eerder op dat er een andere moeilijkheid speelde in de analyse.
Het was na een afwijzing dat Helene Deutsch niet meer op kon houden met huilen. Ze was in het ouderlijk gezin een nakomer geweest, het vierde kind van een beroemde advocaat. Ze adoreerde haar vader en haatte haar moeder, die liever een zoon had gehad. Dat was een vergaande splitsing in goed en kwaad. Deutsch adoreerde Freud en Abraham. Het lijkt aannemelijk dat de zelfmoord van Tausk en de afwijzing daarna door Freud een handicap vormden. Die enorme huilbui na een afwijzing brachten Helene Deutsch en Abraham in verband met een afwijzing door haar vader. Wat bij Helene Deutsch naar boven kwam, was dat ze liefdeloos door haar vader uit de kamer gegooid werd en wel door de vader die ze adoreerde. Zoals ze ook door Freud uit haar analyse ‹gegooid› was — maar Helene Deutsch noch Abraham legde een link met de situatie met Freud. Helene Deutsch adoreerde haar leermeester Freud en lijkt geen andere gevoelens te hebben toegelaten. Ze was echter in analyse bij een analyticus die Freud net zo goed adoreerde en óók nauwelijks andere gevoelens kon toelaten. Zou de impact van de affaire-Tausk besproken zijn in haar analyse? Kon die in deze constellatie aan de orde komen? Het is een veeg teken dat de naam Tausk in de brieven aan Felix geen enkele keer valt. Het hele probleem lijkt in de eerder moederlijke dan vaderlijke zorgen van Abraham gesmoord te zijn.
Roazens beschrijving van Helene Deutsch' verblijf in Berlijn roept vragen op. Hij schrijft dat Abraham tegen Helene Deutsch gezegd zou hebben dat hij Freud en Felix geschreven had dat hij haar niet kon analyseren omdat hij haar te aardig vond. In de brieven is iets dergelijks niet terug te vinden. Maar áls Abraham iets dergelijks gezegd heeft, dan zou dat betekend hebben dat hij zijn eigen tegenoverdracht onderkende en overdacht. Dat zou zeer opmerkelijk zijn en geheel haaks staan op zijn frequente vriendschappelijke omgang met Helene Deutsch, die naar Abrahams idee geen probleem zou opleveren omdat hij geen last zou hebben van de overdracht. Ook schrijft Roazen:
Haar oorspronkelijke overdracht op Freud was zodanig dat het haar nooit lukte om een voldoende sterke emotionele binding met Abraham te ontwikkelen, zoals die nodig was geweest om zichzelf te veranderen zoals ze dat wenste (p. 193).
De brieven geven een totaal andere indruk. Ze roepen eerder verbazing op dat er bijna vanaf dag één zo'n sterke overdracht was. Deutsch schrijft voortdurend over Abraham, hoe geweldig hij wel niet was en hoe moeilijk de analyse was. Het gaat zo veel over Abraham dat het voor Felix Deutsch niet eenvoudig geweest moet zijn. Ook als Abraham de analyse gedeeltelijk gaat gebruiken om Helene Deutsch te begeleiden bij het schrijven van artikelen en het geven van voordrachten blijven de sterke overdracht en de intensiteit van de analyse bestaan.
Tot Abraham een kardinale fout maakte, die in die tijd vaak voorkwam. In de zomer 1923 was de analyse van Helene Deutsch nog niet afgerond. Ze zou na de zomer worden voortgezet. Abraham zei tegen haar dat ze pas 1 oktober weer zouden beginnen omdat hij haar plek in september nodig had voor een andere patiënt.
Ze werd dus weer weggeschoven. Helene Deutsch' reactie was heftig, ze had een crisis in de zomer en raakte depressief, en er bestaat een hartverscheurende brief aan Felix waarin ze beschrijft dat ze Abraham had zullen zien, ergens in het buitenland, maar dat dat net niet gelukt is. Ze is totaal van de kaart.
Na de zomer ging de analyse bij Abraham in oktober 1923 door, maar blijkt er uit de brieven niets meer van de sterke overdracht van daarvoor. Dat er zoiets bestond als verlatingsangst in de psychoanalyse was in die jaren nog niet bekend.
Conclusie
Door de vele brieven die Helene Deutsch schreef aan haar man Felix tijdens haar analyse bij Karl Abraham is het mogelijk om enigszins een beeld te vormen van het verloop van deze analyse. Zij woonde in deze periode in Berlijn en Felix was thuis in Wenen. Wat vooral opvalt is dat op het gebied van de techniek Abraham bijna alles deed wat tegenwoordig afgeraden zo niet verboden wordt. Hij legde de psychoanalyse uit, hij gedroeg zich als een alwetende dokter, hij ontving Helene Deutsch veelvuldig bij zich thuis en leende haar geld. Opmerkelijk is dat het de analyse niet erg geschaad lijkt te hebben. Wat opvalt zijn Abrahams grote zorgzaamheid en de sterke overdracht, waar Helene Deutsch' opmerking dat er geen overdrachtsroes is wat merkwaardig tegen afsteekt. De vraag is of Abrahams zorgzaamheid bij de verwaarloosde Helene Deutsch niet de bepalende factor is geweest. Tot het moment dat Abraham zijn voortdurende zorgzaamheid onderbrak, zonder te beseffen dat hij dat deed.
Helene Deutsch knapte enorm op tijdens haar analyse en werd zeer productief. Ze bleef na de analyse echter terugkerend depressieve episodes houden en sprak daarom met Abraham af dat ze haar analyse in 1925 bij hem zou voortzetten. Dat is niet doorgegaan omdat Abraham in dat jaar overleed op achtenveertigjarige leeftijd. Een definitieve verlating.
Dit artikel is gebaseerd op Anna Bentinck van Schoonheten: Karl Abraham: Freuds rots in de branding (Antwerpen: Garant, 2013).
Manuscript ontvangen 22 augustus 2014
Definitieve versie 29 oktober 2014
Literatuur
- Craig, G.A. (1980). Deutsche Geschichte 1866-1945. Vertaling K.H. Silber. München: C.H. Beck Verlag.
- Falzeder, E.M. & Brabant, E. (red.) (2005). Sigmund Freud — Sándor Ferenczi. Briefwechsel. Band III/2, 1925-1933. Wenen: Bohlau Verlag.
- Falzeder, E.M. & Hermanns, L.M. (red.) (2009). Sigmund Freud — Karl Abraham. Briefwechsel, vollständige Ausgabe. Wenen: Turia & Kant.
- Freud, S. (1910a). Over ‹wilde psychoanalyse›. Werken 5 (p. 322-329). Amsterdam: Boom, 2006.
- Freud, S. (1910b). Die zukünftige Chancen der psychoanalytischen Therapie. Gesammelte Werke, 8 (p. 104-115).
- Leitner, M. (2001). Ein gut gehütetes Geheimnis. Giessen: Psychosozial-Verlag.
- May-Tolzmann, U. (1990). Ich- und Narcismusstheorie zwischen 1914 und 1922 im Spiegel der Internationalen Zeitschrift für ärztliche Psychoanalyse. Psyche, 44, 689-723.
- Mühlleitner, E. (1992). Biographisches Lexikon der Psychoanalyse. Tübingen: Edition Diskord.
- Roazen, P. (1985). Helene Deutsch — A psychoanalyst's life. New York/Scarborough: New American Library.
- Roazen, P. & Swerdloff, B. (1995). Heresy — Sandor Rado and the psychoanalytic movement. Londen: Jason Aronson.
- Schröter, M. (2004). Sigmund Freud-Max Eitingon — Briefwechsel. Tübingen: Edition Diskord.
- Strachey, J. (2006). Redactionele inleiding tot de geschriften over behandelingstechniek. In S. Freud, Werken 5 (p. 444-445). Vertaald door Wilfred Oranje. Amsterdam: Boom.
- Swerdloff, B. (2002). An interview with Michael Balint. The American Journal of Psychoanalysis, 62, 383-413.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden