Een meegesmokkelde eindredacteur
Samenvatting
Petra Fontaine kende ik al flinke tijd voordat zij Petra Kaas werd. Op de Universiteit van Amsterdam was zij bij de zogeheten andragologen assistent statistiek en ik docent gespreksvoering. Het was in het minirevolutionaire tijdperk dat Nederland rond 1970 in de greep had. Vanuit de studentenadministratie moesten alle door het huwelijk veranderende achternamen, die meisjesnamen werden genoemd, bij het meisje blijven. Naamsverandering, daar was geen beginnen aan, vond het hoofd van de afdeling. Dat zag Petra anders. Zij liet zich niet door de heersende mode van de wijs brengen. Ze trouwde met Rob Kaas en dat is een vent die er wezen mag, inclusief zijn naam. Dat was in de ogen van de maxirevolutionaire andragologen een bewijs van haar onderworpenheid aan de masculiene hiërarchie en zeker geen bewijs van autonomie en besef van eigenwaarde; wat het juist wél was.
Diezelfde eigengereidheid bleek ook uit een van haar afstudeerscripties, diegene die ze bij mij schreef. Petra wilde weten hoe Freuds Opmerkingen over een geval van dwangneurose (De Rattenman) pasten in het analytische vertoog. Daarmee doorbrak ze twee taboes. De marxisten die toen de toon zetten, vonden dat je je niet bezig diende te houden met zoiets kleins als de ziektegeschiedenis van één meneer. De andere stroming binnen de subfaculteit, de wetenschappers, meende dat als je al die onderzoeksbekwaamheid hebt waar zij om gevierd werd, je die ook moest laten zien in een scriptie met veel tabellen. Bovendien was de psychoanalyse niet wetenschappelijk en vooral niet relevant. Daar was iedereen het over eens.
Het tweede circuit van waaruit Petra en ik elkaar kennen is een bijzaak die de neiging heeft voor te dringen en zich te misdragen als hoofdzaak. Dat is de bridgewereld waar we allebei hartstochtelijk aan meedoen. Zij als gewezen international, ik als eenvoudig clubspeler. Ik heb een jaar met haar gebridged, tot ze naar hogere niveaus opsteeg. De andragologen waren in hun dwaaltocht op zoek naar de waarheid te ver naar links afgeslagen. Bridgers hebben de neiging het leven te reduceren tot tweeënvijftig kaarten en wat je daarmee doen kan. Dat is nu net weer te mager voor een heel mensenleven. In analytische kring geneer ik me een tikje voor die hobby die soms onuitgenodigd tot verslaving verwordt. Petra niet. Als er iets te organiseren viel in Tijdschriftverband kwam dat, in de tijd dat we beiden aan het Tijdschrift werkten, automatisch in Petra’s handen. Die had dan altijd wel een parallel uit de bridgewereld op voorraad om te verhelderen hoe een probleem en zijn oplossing in elkaar staken.
De mooiste correctie die ik als persoon van haar kreeg: ze had zich, met de Europese titel voor vrouwen op zak, teruggetrokken uit het Nederlandse team. Ik zei tegen haar dat ik dat jammer vond, zo vlak voor de poorten van een wereldtitel. Haar antwoord was: gek dat je dat zegt, ik was er juist trots op.
Toen ze afgestudeerd was, heb ik nog viermaal intensief met haar samengewerkt. Met plezier denk ik terug aan het afronden van mijn proefschrift. Ik heb geen goed instinct voor de subtiele dans van komma's en punten in een tekst. Zij heeft daar in mijn dissertatie zo grondig naar gekeken dat je wel kunt zeggen dat ze de eindredactie ervan op zich heeft genomen. In talloze brieven en redactionelen heb ik later als hoofdredacteur opnieuw van die gave kunnen profiteren.
Voordat ik bij het Tijdschrift kwam, werkte ik op het IMP (het Instituut voor Medische Psychotherapie, later RIAGG geheten) in een provinciehoofdstad. De directeur vond dat wij in de media gestereotypeerd werden als instituut voor YAVIS-patiënten (‹Young, Attractive, Verbal, Intelligent, and Successful›). De reputatie dat we de beste zorg zouden geven aan de beste patiënten beviel hem niet. Hij wilde laten onderzoeken of er redelijkheid zat in die beschuldiging. Ik stelde Petra voor als onderzoeker. Die deed eerst een pilot voor het grote dossieronderzoek. Petra vond dat het stereotype nauwelijks ontkracht werd door wat zij daarin ontdekte. De directeur meende vervolgens dat het onderzoek toch niet geheel uitgevoerd hoefde te worden en het geheel verdween in een archiefkast waarvan hij alleen de sleutel had.
Onze meest recente samenwerking was in het kader van een autobiografisch boek van mijn hand. Ik had een onleesbaar oorlogsdagboek van mijn vader gevonden. Petra gebeld en in tien uur konden we vier bladzijden ontcijferen. Petra stond niet van haar stoel op totdat zij het laatste woord begrepen had.
Door al die vormen van samenwerking was er een lichte maar zeer hechte vorm van vriendschap tussen ons ontstaan die het vanzelfsprekend maakte dat ik aan het bestuur van het Tijdschrift in wording voorstelde Petra tot secretaresse van de redactie te benoemen. Voordat iemand het doorhad, werd ze dat ook van het bestuur en dat is ze gebleven tot vandaag. Ze was minder bang voor de computer dan ik en heeft mij en menig redacteur uit de begintijd geholpen die te temmen zodat hij gehoorzaam tot een nuttig instrument is geworden.
Bij het afscheid van het Tijdschrift zullen woorden vallen als intelligent, bekwaam, bereid om zich in te spannen, behulpzaam, zorgvuldig, discreet. Dat laatste niet helemaal: ze is een geboren diplomaat die mij uitlegde hoe het bestuur tot zijn besluiten kwam en ook hoe binnen de redactie conflicten over teksten als rondom de anonieme Brief aan mijn analyticus (1996) gehanteerd kunnen worden. Ik twijfel er niet aan dat als het nodig was, zij het bestuur van het Tijdschrift op gepaste wijze ingelicht heeft over het functioneren van de redactie.
Ik denk altijd aan Petra zoals onze overleden gemeenschappelijke (bridge-)vriend Bernard Steenmeijer haar kenschetste: een goeie meid, een aardige bescheiden meid, maar geen duifje zonder gal.
Hans Reijzer, medeoprichter van het Tijdschrift voor Psychoanalyse en oud-hoofdredacteur (1995-2002)
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden