Fellini en de psychoanalyse
Samenvatting
Mijn belangstelling voor dromen bracht me op het spoor van het dromenboek van de Italiaanse filmmaker Federico Fellini (1920-1983). Dit boek bevat een schat aan inzichten over dromen. Hier geef ik enkele gedachten over de betekenis van de droom in het werk van Fellini en over hoe zijn analyticus in zijn dromenboek verbeeld wordt.
Vanaf het begin van de jaren zestig maakt Fellini steeds meer gebruik van zijn eigen dromen als inspiratiemateriaal voor zijn films. Otto e mezzo bijvoorbeeld begint met een nachtmerrie over een verkeersopstopping waarbij het hoofdpersonage zich met moeite uit zijn auto kan bevrijden en vervolgens over het stilstaande verkeer heen vliegt tot hij hoog boven een kustlijn in de lucht zweeft. De beginscène verandert in een vliegdroom, waarna de hoofdpersoon via een touw door een filmploeg weer naar beneden wordt gehaald. De film brengt de creatieve crisis van de filmmaker in beeld: hij voelt zich vastzitten, wil vluchten en wordt door anderen met zijn beide voeten op de grond gezet. Afgelopen met zweven! De film is de uitdrukking van een transformatie van een professionele crisis naar een artistieke prestatie van hoge kwaliteit. Dit is slechts één voorbeeld van hoe Fellini zich door zijn dromen liet inspireren. In 1965 wordt Giulietta degli spiriti uitgebracht: een vrouw van rond de veertig wordt emotioneel verwaarloosd door haar ontrouwe echtgenoot en verliest zich in dagdromen en visioenen. La Città delle donne (1980) is de verfilming van een droom tijdens een dutje in de trein, waarbij de medepassagiers worden vervormd tot wulpse vrouwen die hem verleiden en frustreren. Ten slotte is het scenario van drie commercials in opdracht van de Banca di Roma rechtstreeks overgenomen uit Fellini's dromenboek.
Een belangrijke stimulans voor het bijhouden van dit dromendagboek kwam van zijn analyticus Ernst Bernhard, een jungiaan bij wie hij tussen 1960 en 1965 in therapie was. Fellini hield altijd een notitieboek bij waarin hij dromen, visioenen en hypnagoge hallucinaties opschreef. In het begin van de jaren tachtig maakt Fellini een periode van burn-out mee, met lethargie, wanhoop en leegte, waarbij hij zich naar zijn dromen richt als uitweg voor de professionele impasse. De creatieve blokkering wordt op vele manieren in beeld gebracht: hij verkoopt zijn harp maar krijgt er minder dan de helft van de aankoopprijs voor en wordt op de koop toe bedrogen (20 september 1981); atoombommen ontploffen (6 november 1981); hij is als een vogel zonder vleugels, zonder poten, zonder bek, te midden van de ruïnes van het Forum Romanum (20 november 1981). Fellini verbindt nieuwe dromen met vroegere dromen (25 februari 1982); ze brengen inzicht en vooral troost in tijden van dorre leegte. Fellini ziet in dat hij een nieuwe manier heeft gevonden om te reizen in zijn fantasie: niet langer met een luchtschip om zijn droomlandschappen te overschouwen (het luchtschip explodeert). In 1982 krijgt hij via zijn dromen de boodschap dat hij naar de diepte moet gaan. Het droombeeld van een gigantische zwarte boot brengt nieuwe inspiratie. In 1983 maakt hij de film E la nave va, die uitdrukking geeft aan de nieuwe droomthema's van de jaren tachtig. Het droombeeld van de grote zwarte boot wijst tevens op een toenemende bezorgdheid over het levenseinde. Naar aanleiding van de Castaneda-droom (20 augustus 1984) oppert Fellini gedachten die psychoanalytici vertrouwd in de oren klinken: dwing jezelf niet tot vooruitgang; laat je leiden als een gewillig schaap; forceer niet; blijf geduldig tot tegengestelde krachten hun energie hebben uitgeput. ‹Zoals de jonge Castaneda me in de droom aankijkt en een zachte vibratie in mij overbrengt, zo functioneert het meest geheime en authentieke deel van mezelf …› (p. 553). ‹Je hoeft niet voortdurend de muzes aan te roepen› (zo spreekt Orson Welles hem toe in de droom van december 1983).
In het begin van de jaren zestig reveleren zijn dromen hoe belangrijk zijn analyticus Bernhard (B.) is geweest voor de creatieve ontplooiing van Fellini. In zijn dromenboek beschrijft hij dromen en tekent ze ook in kleur. Fellini was een goede tekenaar en had voor hij in 1950 zijn carrière als filmmaker begon al veel ervaring opgedaan als cartoonist en karikaturist.
De eerste verwijzing naar B. vinden we in een droom van 12 februari 1961: Fellini dreigt van een dak te vallen, maar een onbekende die niet de intentie heeft hem te helpen, biedt zijn hand aan en is er op de juiste plaats en op het juiste moment. De ambivalentie tegenover de analyticus blijft voelbaar: Leopoldo, zijn vriend, noemt de redder geen professor, maar een gek. Fellini is B. dankbaar voor zijn aanwezigheid, de juiste timing van zijn interventies en de accurate affectieve afstemming. B. benoemt dit als een belangrijke droom (p. 475) en moedigt Fellini aan zich vol vertrouwen over te geven aan de onverhoopte hulp van de voorzienigheid. Dit is toch wel een originele formulering van de analytische basisregel: laat alle invallen op je afkomen, stel je open voor het onverwachte en het niet verhoopte.
De homoseksuele overdracht naar B. wordt in beeld gebracht vanaf 1963, wanneer Fellini droomt dat zijn analyticus in zijn anus blaast en kruiden inbrengt om zijn binnenste te zuiveren (31 maart 1963). Wat later droomt Fellini dat zijn analyticus hem uitnodigt met hem te slapen in een enorm groot bed (20 november 1963). In mei 1965 droomt Fellini dat B. dood is; het lijkt wel alsof hij al heel lang dood is, hij ligt op een eenvoudige sofa. Maar zijn geest verlaat zijn lichaam en schudt Fellini hartelijk de hand. Wellicht kon Fellini vermoeden dat B. al ziek was. B. is namelijk gestorven op 25 juni 1965, nog voor de therapie beëindigd was. Eind 1965 droomt Fellini dat B. is overleden en dat er rouwbetuigingen zijn, terwijl hij niet echt dood is. Dan verdwijnt hij. B. zou een Schotse kilt moeten dragen in het dodenrijk, maar hij wil niet. Hij zal er naakt zijn. Fellini's dromen illustreren mooi het rouwproces en de verinnerlijking die ermee gepaard gaat. Dankbaarheid jegens zijn analyticus komt tot uiting in een hele reeks dromen vanaf juni 1965 (p. 497). In 1967 droomt Fellini dat B. hem Aziatische sigaretten aanbiedt als geschenk. Fellini wil hem iets teruggeven, maar hij vindt niets passends. Tijdens zijn moeilijke periode in 1982 droomt Fellini over de psychoanalytische opleiding, alsof die hem een uitweg biedt uit de creatieve inhibitie.
Het dromenboek van Fellini is van onschatbare waarde om zijn werk en zijn ontwikkeling als filmmaker te begrijpen. Maar het is ook en vooral een getuigenis van de waarde van de (jungiaanse) psychoanalyse en van de overdrachtsliefde. Fellini hield op een authentieke manier van zijn psychoanalyticus: hij droomde dat hij met B. naar bed ging, leed diep onder het verlies van zijn analyticus en was hem dankbaar. Zo dankbaar, dat hij niet wist wat hij hem terug kon geven. Dankzij de psychoanalyse was Fellini in staat zijn zelfanalytische functie verder te ontwikkelen en te mijmeren over zijn dromen. Fellini had geen hoge dunk van het duiden van dromen. Dromen waren volgens hem films of striptekeningen in wording. Psychoanalyse is wellicht minder droomduiding, maar juist een ruimte waar dromen in ontwikkeling kunnen worden herinnerd en uitgesproken en vooral een creatief leven dienen.
Literatuur
- Fellini, F. (2010). Le livre de mes rêves. Parijs: Flammarion.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden