Nieuw licht op lange schaduwen van psychotrauma
Samenvatting
Het woord ‹inspiratie› valt nogal eens in dit boek, en door de grote rijkdom aan gevalsbeschrijvingen, onderzoeksprojecten en bondige samenvattingen van onderzoeksgegevens is het eigenlijk moeilijk om geen inspiratie in dit boek te vinden. Professor Leutzinger-Bohleber, sinds kort emeritus directeur van het Sigmund-Freud-Institut in Frankfurt, wil vooral een lans breken voor hoe kennis van de hedendaagse cognitieve en neurowetenschappen inspirerend kunnen zijn voor de psychoanalyse, en dan met name kennis van de embodied cognitive science. Binnen de cognitieve wetenschappen is er een stroming ontstaan die de computer- of pakhuismetafoor van gedachten en geheugen als achterhaald beschouwt, en deze functies in termen van neurale netwerken beziet. De repeterende interactie van het organisme met zijn omgeving heeft zijn vorm en beslag gekregen via de sensorisch-motorische paden: neuron vindt neuron. Wat niet bezet raakt, sterft af, en sporen die gelegd zijn, worden verstevigd, tot er een duidelijke structuur ontstaan is, die intelligent reageert op nieuwe situaties. Er komt bij dit proces eigenlijk geen enkele sturing ‹van boven› kijken, want het gaat om een soort neuronaal darwinisme. Op deze manier is geheugen veel meer een functie van het gehele organisme, een complex, dynamisch, hercategoriserend en interactief proces, dat dus altijd ‹belichaamd› (embodied) is.
Bespreking van
Marianne Leutzinger-Bohleber (2015). Finding the body in the mind — Embodied memories, trauma and depression. London: Karnac Books. ISBN 978 1 78220 209 7, 320 pp., £ 25.59
Waar liggen hier snijvlakken met de psychoanalyse? Zoals de titel al duidelijk maakt, gaat het hart van dit boek uit naar getraumatiseerde patiënten en hun stemmingsklachten. Het perspectief van embodied memories biedt professor Leutzinger een model hoe transgenerationeel psychotraumata doorgegeven kan worden, bijvoorbeeld hoe interacties met getraumatiseerde ouders, zoals ouders die kinderen waren in tijd van oorlog, depressogeen kunnen zijn. In zulke levensgeschiedenissen komen daar niet zelden nog eens acute psychotraumata bovenop. Eerdere generaties psychoanalytici werkten al uit dat men bij psychotrauma een inbreuk kan voelen op de eenheid van lichaam en geest, een intrusie. Allerlei minieme triggers in het dagelijkse leven kunnen dan tot aperte klachten en symptomen leiden. De auteur ziet het model van embodied memories hierbij aansluiten, want de neerslag van het psychotrauma is te bezien als een belichaamd patroon. In de uitgebreide casuïstiek maakt de auteur duidelijk hoe juist deze embodied memories gaan opvallen en bewerkbaar worden, dat er dus betekenis, mind, gevonden kan worden in wat zich als body lichamelijk aandient. Als voorbeeld wordt minutieus beschreven hoe een overdonderende eerste contactname van een analysant wel degelijk later in de analyse de geleden familiegeschiedenis afspiegelde. Een ander voorbeeld laat zien hoe de auteur als psychoanalytica via het opspelen van eigen restverschijnselen van geleden kinderpolio — een onderbelicht leed in de psychoanalytische literatuur — toegang kon krijgen met dit afgesplitste deel van analysant, dat in dit geval de sleutel vormde tot begrip van haar emotionele ontregeling.
Professor Leutzinger sluit zich aan bij haar man in de claim hoe nodig en heilzaam het is dat er in de behandeling van psychotrauma er een reconstructie komt van wat er gebeurd is, geen loochening van de feiten of feitelijkheid. Ook al zijn feiten mogelijk niet meer precies te achterhalen, een kern ervan is juist behouden en afgespiegeld in de pathologie en overdrachtsconstellatie.
Dat er in de biografie van zwaar depressieve patiënten de lange schaduwen van psychotraumata te vinden zijn, was de bijvangst van het grote depressieonderzoek (LAC). Omdat elke depressie haar eigen gezicht heeft, dient een behandeling de individuele wortels van het depressieve functioneren bewust te maken. In de studie kwamen enorm veel verliezen en aan de oorlog gerelateerd geweld te voorschijn. Opvallend was ook hoe de analysanten, terugblikkend op hun verleden, aangaven dat ze zo blij waren dat ten behoeve van hun kinderen het gelukt was de ‹depressieve navelstreng› door te knippen: hun kinderen konden ongehinderd doorgroeien. Onder andere dit besef maakt dan ook de inspanning in het kader van outreaching-psychoanalyse voorstelbaar. Zo worden er vanuit het instituut projecten ondernomen op scholen ten behoeve van risicokinderen. Een heel ander project is hulp aan vrouwen die voor verscheurende keuzen gesteld zijn, zoals zwangerschapsafbreking bij prenatale diagnostiek.
Tot zover een wandeling door de vele thema's van dit boek. Het begin van het boek poogt een plaatsbepaling binnen het vraagstuk wetenschap en psychoanalyse te zijn. Klinisch en buitenklinisch onderzoek worden scherp onderscheiden, en dat lijkt een zeer werkzame kapstok op te leveren om de verschillende beschreven projecten een eigen plaats te bieden. Psychoanalyse als Wissenschaft — in de brede betekenis van ‹kennis genereren› — heeft haar eigen onderzoeksdomein, het onbewuste, en ook de eigen methode, namelijk klinisch werk en conceptueel onderzoek. Daarnaast is er het buitenklinische onderzoek, zoals effectmetingen en het projectmatig inzetten van interventies. Hiermee geeft professor Leutzinger ten volle gestalte aan de Frankfurtse traditie van interdisciplinaire dialoog. Uit een studie waarin analysepatiënten uit het depressieonderzoek in het slaaplaboratorium en met een MRI-scanner gemeten werden, is bijvoorbeeld gebleken dat de resultaten hoopgevend waren: er waren namelijk aanwijzingen voor structurele verandering in emotieregulatie. Ook het Zürichse systeem van droomcoderingen is wederom een boeiend terrein waar het boek toegang toe biedt. Het uitwaaierende karakter van dit boek maakt het zonder meer een goudmijn. Het boezemt ontzag in voor de productiviteit van professor Leutzinger en haar vermogen de pendel te maken tussen minutieuze klinische observaties tegenover denken in grote interdisciplinaire lijnen tot epigenetica toe. Ook wat betreft de waarde van een goed maatschappelijk ingebed instituut en hoe terecht de recente uitgereikte Sigourney Award is.
Het is echter op de rand van overkill. Menig onderwerp moet helaas een geduldige uitleg missen. Literatuurverwijzingen lijken ook niet altijd uitkomst te bieden, omdat er veel naar eigen werk verwezen wordt, waar weer precies dezelfde uitleg te lezen is. Juist over wat me zo interessant voorkwam, de embodied memories, blijf ik met nogal wat vragen achter. Is betekenisgeving, duiding, dan zoiets als sturing aanbrengen die in het neuronale model ontbreekt, post hoc, après coup? Hoe is dergelijke vorming van herinnering, worden van een persoon, dan weer in het embodied model te plaatsen? Het lichaam verandert immers mee, maar wat zegt dat over de waarde van de herinnering als bouwsteen voor biografie en identiteit? Ook ben ik benieuwd of er in breder verband van psychotherapie of gezondheidszorg toepassing gevonden wordt voor deze benadering, naast de cognitieve psychologie en kunstmatige intelligentie, om er mogelijk meer voeling bij te krijgen. Hoe dan ook, ik had dit boek niet willen missen om bij de tijd en geïnspireerd te blijven in precies de materie die de ondertitel aangeeft.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden