De dromenman slaat weer toe
Samenvatting
Twee Nederlandstalige dromenboeken kwamen er in 2017 uit. Uitgeverij Boom bracht opnieuw Freuds De droomduiding uit in de vertaling van Wilfred Oranje. In een nieuw inleidend voorwoord noemt Marc Hebbrecht De Droomduiding een revolutionair werk, een merkteken in de geschiedenis van het westerse denken en nog steeds een basiswerk in de psychoanalytische opleiding. Freud ontwikkelde zijn visie in een tijd waarin er veel empirisch-wetenschappelijke belangstelling was voor dromen en voegde aan de toentertijd gebruikelijke symboolduidingen van de manifeste inhoud toe dat dromen ook een latente betekenis hebben die door de droomarbeid verborgen is. Het ontrafelen van de mogelijke verborgen betekenissen in de droom was lange tijd de dominante methode, zoals te zien in de aanbeveling de droom op te delen in fragmenten en bij elk fragment separaat te vragen naar invallen.
Bespreking van
Marc Hebbrecht, Annelies van Hees, Minke de Jong & Rolien van Mechelen (2017). Dromen duiden — Een nieuwe benadering. Antwerpen/Apeldoorn: Garant. ISBN 978 90 441 3505 3, 239 pp., € 34,39
Sigmund Freud (2017). De droomduiding. Met voorwoorden van Arnon Grunberg, Marc Hebbrecht & Annemarie de Wit. Amsterdam: Boom. ISBN 978 90 244 094 19, 768 pp., € 27,95
Een belangrijke verschuiving in de droomtheorie, aldus Hebbrecht, treedt op door de bijdragen van Winnicott en Bion. Zij openden de weg naar een affectieve-experiëntiële benadering, waarin het gaat om ‹de integratie van betekenis op grond van het ten volle beleven van de eigen ervaring in plaats van het ontdekken en herkennen van onderliggende ideationele verbindingen› (Hebbrecht in Freud, 2017, xxiv). In de klinische praktijk betekent dit dat we proberen het gevoel dat dromer in de droom heeft in de kamer levendig te laten worden en vervolgens de droom samen met de patiënt verder te dromen. De droom wordt tegenwoordig vooral gezien als een ‹intersubjectieve creatie van het analytische koppel, van de patiënt en de analyticus samen› (Hebbrecht in Freud, 2017, p. xxv). Deze benadering wordt uitgewerkt in het andere boek dat in 2017 uitkwam: Dromen duiden — Een nieuwe benadering. Hebbrecht en zijn medeauteurs durven de gewaagde stelling aan te nemen dat na alles wat er tot 2017 over droomduiding is geschreven, er nog steeds een nieuwe benadering denkbaar is.
In het voorwoord is de taal poëtisch: ‹De droom is een venster op de innerlijke wereld, de meest vrije van alle invallen, een vluchtige en intieme creatie met esthetische kenmerken› of ‹De droom: waar kruipende gedachten leren lopen›. In Hebbrechts inleidende theoretische hoofdstukken wordt de toon echter snel anders: de droom is voor hem niet meer ‹de Koninklijke Weg naar de kennis van onbewuste psychische activiteit, maar slechts een gedachte als elke andere›. Niet alle dromen zijn betekenisvol en sommige zijn niet te ontsluiten met de psychoanalytische methode. Hebbrecht onderschrijft Ferro's stelling dat Freuds aanpak de inhoud te decoderen strijdig is met de analytische methode, die gaat over het ‹volgen van de patiënt in zijn verhaal, hem vergezellen, gebruikmaken van de creatieve capaciteiten en hem voorzien van beelden›. Een droom moet niet benaderd worden als een vervormde wens, maar als een poging tot synthese van gefragmenteerde psychische elementen. We zijn nu beland in het intersubjectieve werk van Bion en Ferro, met hun nadruk op fantasie en rêverie. De analyticus beschouwt de droom als de naar buiten geworpen zintuiglijke impressies van de droom van de patiënt, neemt deze eerst maar eens in zich op, synthetiseert deze tot een ruwe vorm en ‹droomt› er daarna samen met de patiënt verder over. Je zou het zelfs kunnen omkeren en alles wat de patiënt inbrengt kunnen behandelen als een droom, als een denkbeeldige realiteit. Gemakkelijker gezegd dan gedaan, lijkt me, maar gelukkig geeft Hebbrecht een reeks interessante aanbevelingen voor het werken met dromen in psychoanalyse. Alleen die maken de aanschaf van het boek al de moeite waard.
Het grootste deel van het boek gaat over dromengroepen, een manier van omgaan met dromen die zo oud is als de wereld: samen zoeken naar de betekenissen van een droom. Grondlegger van de droomgroep-methode is de Amerikaanse psychoanalyticus Ullman. De werkwijze is schijnbaar simpel: aan een deelnemer wordt gevraagd een droom in te brengen door deze tweemaal te vertellen, zo gedetailleerd en accuraat mogelijk. Vervolgens wordt de groepsleden gevraagd zich de droom toe te eigenen alsof deze een eigen droom is, daarbij vooral lettend op wat hun gevoel bij de droom is. Natuurlijk zeggen hun gedachten vooral wat over henzelf; hun invallen zijn projecties en resonanties op de inbreng van de andere groepsleden. Pas nadat de stroom gedachten is opgedroogd, wordt de droom-inbrenger weer in het gesprek betrokken en wordt de droom gezamenlijk nader onderzocht. Hij wordt nog eens door een groepslid aan de droom-inbrenger voorgelezen. Ten slotte vat een groepslid alle gezichtspunten nog eens samen, gedacht vanuit het gezichtspunt van de dromer.
Dit procedé hebben de auteurs toegepast op een veelheid van dromen; dromen uit de literatuur, een droom van Fellini, eigen dromen en dromen uit de psychoanalytische praktijk. Hun werkwijze was eerst in het Amsterdamse groepje droomdenkers Annelies van Hees, Minke de Jong en Rolien van Mechelen gedachten te verzamelen, waarna Hebbrecht vanuit Tongeren reageerde op hun invallen. De ‹Amsterdamse› bijdrage is steeds sterk associatief, het verslag van een drie-gesprek, de ‹Tongerse› bijdrage associatief maar ook essayistisch en het resultaat van een langduriger reflectie op de droom. Ten slotte werd de dromers, als dat mogelijk was, zelf om een reactie gevraagd. Een dromer herkent zich niet in de droomduidingen en vindt de invallen ver verwijderd van de eigen beleving, een ander is gevleid dat ze zoveel aandacht voor haar droom krijgt en weer een ander voelde zo'n groot verdriet dat ze moest huilen.
Mooi is de bespreking van een tegenoverdrachtsdroom, waarin de analytica droomde in het ouderlijk huis van een adolescente patiënt wakker te worden en daar diens ouders tegen te komen. In de droom vraagt ze zich af hoe ze dit in de volgende sessie aan de adolescent moet vertellen. De associaties in de droomgroep gaan naar de erotische lading (analytica in slaapkledij, associaties naar ‹vrijen in het riet›). Gaande de bespreking van de droom verandert de beleving van de analytica over de patiënt: zag ze tot nu toe een adolescent die zich wanhopig door het leven worstelde, na de droombespreking zag ze plots ook de leuke jongeman die door zijn vriendinnetje ‹woest aantrekkelijk› werd gevonden. De vrijheid van denken is mooi te zien aan de diversiteit van associaties. Het kan gaan over moederlijke liefde van de analytica, over zorgen van een adolescente patiënt over een (overdrachts)moeder, of over contact willen houden na de analyse. Mooi is ook de gedachte dat de droom de analytica wellicht waarschuwt dat ze meer aandacht moet schenken aan onderbelicht materiaal dat met een van beide ouders te maken heeft. De droomster zegt tot slot: ‹Ik voel geen enkele behoefte om deze droom met mijn patiënt te delen, ben blij met de nieuwe inzichten [...] die ik bij de rest van de behandeling goed kan gebruiken›. Fascinerende kost en ik ervoer een zekere gejaagdheid verder te willen lezen, op naar de volgende droomduidingen.
Bij het verschijnen van zijn De droom — Verkenning van een grensgebied in 2010 vertelde Hebbrecht mij dat zijn uitgever een te grote uitweiding naar de klinische praktijk niet wenselijk achtte. Nu heeft Hebbrecht met zijn drie medeauteurs die stap wel kunnen zetten en dat heeft geleid tot een interessant boek voor psychotherapeuten die graag met dromen werken. De inleidende theoretische hoofdstukken zijn interessant, maar verschillen in gelaagdheid en overlappen elkaar deels, alsof het eerder gepubliceerde losse artikelen zijn die wat mij betreft iets meer gestroomlijnd hadden mogen worden. Maar afgezien daarvan is het een heerlijk klinisch boek.
Literatuur
- Hebbrecht, M. (2010). De droom — Verkenning van een grensgebied. Utrecht: De Tijdstroom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden