Pleidooi voor verschilligheid
Samenvatting
Leidt inclusiviteit tot tolerantie en exclusiviteit tot intolerantie? In een inclusieve samenleving hoort iedereen erbij, mag iedereen meedoen en is er voor iedereen een plek. Dat klinkt als een aantrekkelijk ideaal, maar het dreigende gevolg is dat alle mensen als gelijken worden beschouwd, over één kam worden geschoren, en dat is een misvatting. Mensen zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. Wanneer we mensen door de mal van inclusiviteit persen, krijgen we de massamens van Ortega of de eendimensionale mens van Marcuse. De paradox lijkt te zijn dat hoe meer nadruk er komt te liggen op inclusiviteit, het buzzword, hoe intoleranter we komen te staan ten opzichte van exclusiviteit en vrijheid. Het omgekeerde is ook waar: hoe exclusiever of hoe minder inclusief we zijn, hoe meer we mensen buitensluiten en afwijzen. De ‹goede weg› is dus noodgedwongen een smal geitenpaadje. Koester de verschillen, verdedig de vrijheid, maar behoud de inclusiviteit.
De psychoanalyse is een theorie van het verschil, van het unieke, waarbij niemand uniform, gelijk of zelfs vergelijkbaar is. De psychoanalyse hanteert een idiografische benadering die recht doet aan de complexiteit van het individu. Vanuit een nomothetische wetenschapsopvatting, die in de psychiatrie gangbaarder is, wordt daarentegen gepoogd mensen te generaliseren met behulp van een diagnose. Bij psychoanalytische behandelvormen wordt vaker vertrokken vanuit een psychodynamische formulering waarin wordt getracht de actuele problemen van de patiënt te begrijpen tegen de achtergrond van diens persoonlijke levensloop.
Het recente symposium van de Nederlandse Psychoanalytische Vereniging (NPaV), naar aanleiding van haar eerste lustrum, had diversiteit als onderwerp. Misschien was het thema gegrondvest in wensdenken voor een langdurige conflictvrije toekomst van deze nog jonge fusievereniging. Hoe kan er voor iedereen vanuit een verschillende achtergrond plaats zijn? Maar bij de psychoanalyse als theorie van de verschilligheid is er sprake van een inherent denken in conflicten. In analytische verenigingen bestaat een sterke overtuiging over wat goed is en wie erbij mag horen. De breideling van het driftleven, het Es vervangen door het Ik, impliceert bovendien een moraal die de vrijheid verder beperkt. In de praktijk wordt dientengevolge vaak geprobeerd verschillen glad te strijken of onder het tapijt te vegen, in plaats van ze te verwelkomen en in vrijheid naast elkaar te laten bestaan. Vanwege de narcistische bezetting van zelfs minieme verschillen leidt dit nog altijd tot scheuringen en breuken.
De psychoanalyse is naast een conflictleer tevens een vrijheidspraktijk. De patiënt moet de ruimte voelen om vrij te associëren en ongecensureerde gedachten te uiten. Ook de behandelaar moet zich vrij voelen om in dit intersubjectieve psychoanalytische kader lege artis te opereren. In dit krachtenveld kan er spanning ontstaan met de buitenwereld waarin een steeds indringender wet- en regelgeving de behandelaar dwingt om zich te verhouden tot het primaire (BIG-)beroep, meestal psychiater of psycholoog.
In de opleiding staat die vrijheid en daarmee de verschilligheid ook onder druk. Om in de vaart der volkeren mee te tellen in het brede veld van serieuze beroepsopleidingen in het algemeen, maar met name in de wereld van de ggz, lijkt een steeds bredere portfolio, zoals het in jargon heet, noodzakelijk. Opleidingen worden gevisiteerd en daarmee gecertificeerd binnen een overkoepelende beroepsvereniging. Van opleidingen wordt verwacht dat ze concrete eindtermen formuleren die tussentijds geëvalueerd kunnen worden. In de analytische opleiding (van de NPaV) is het praktijk dat van opleidelingen gevraagd wordt verantwoording af te leggen via afvinkbare competenties voor een deel van hun voortgang. Er is vanuit opleidelingen en docenten een toenemende behoefte aan meer duidelijkheid: een indicatieonderzoek voor een psychoanalytische behandeling kan het best volgens een protocol worden uitgevoerd. Een schriftelijk examen ontbreekt vooralsnog. Deze trend van weten is meten leidt tot meer regels en daaropvolgend uitzonderingen en dispensaties. Wie orde zaait, zal chaos oogsten.
Er dient zich een nieuwe paradox aan van kwantiteit versus kwaliteit. Op kwaliteit oordelen wordt toenemend lastig, omdat het al snel subjectief en bevooroordeeld lijkt. Er worden kwantificeerbare en objectieve criteria geformuleerd met een formatief karakter. Met andere woorden: een maidenspeech telt mee, ongeacht de kwaliteit. Maar iemand die veel analyseert is daarom nog geen goede analyticus, hoewel het uiteraard vanzelfsprekend is dat ieder vak bijgehouden wordt, met als doel na verloop van tijd op basis van ervaring een vorm van meesterschap te bereiken.
De nadruk zou minder moeten liggen op dergelijke concrete voorwaarden waaraan een psychoanalyticus dan wel een psychoanalytisch psychotherapeut moet voldoen. Een portfolio, een leidraad, laat staan een protocol, schieten schromelijk tekort om ons vak te omvatten. Het gaat veeleer om Bildung, om de vorming van wat ik hier gemakshalve een analytische identiteit noem. Essentieel daarbij is ‹het ontwikkelen van vertrouwen in het onbewuste, het ontwikkelen van vertrouwen in de eigen analytische creativiteit, en het ontwikkelen van vertrouwen in de taal›, zoals Ton Stufkens (1997, p. 38) dat mooi omschreef. Een zekere aanleg, talent, en vooral nieuwsgierigheid naar en fascinatie voor mensen en wat hen beroert, spelen daarin een grote rol.
Het blijft dus een ingewikkelde opgave om voortdurend te balanceren tussen inclusiviteit en exclusiviteit, tussen beroep en identiteit, tussen kunst en kunde, tussen talent benutten en met oefenen kunst baren. Ieder doet dat op zijn eigen manier en ontwikkelt een eigen psychoanalytische identiteit. Wanneer onderscheid niet vanzelf tot tegenstellingen leidt, kan iedere vereniging duizend bloemen laten bloeien, haar verschillen koesteren en tegelijkertijd pluriformiteit én inclusiviteit bevorderen.
In het voorliggende nummer is ongewenst onderscheid en controverse een terugkerend thema. Er is een bijdrage over Lou Salomé, die ten onrechte vooral gezien werd als een femme fatale die beroemde mannen het hoofd op hol bracht. Esther Swart toont aan dat haar wetenschappelijke bijdrage aan de psychoanalyse onderschat is. Verder is er een artikel over lichaamsgericht mentaliseren waarin de MBT-methodiek wordt verrijkt door lichamelijke aspecten meer aandacht te geven. Het lijkt zo vanzelfsprekend, maar het lichaam wordt nochtans vaak vergeten. Ten slotte beschrijft Wouter Gomperts een zich herhalende maatschappelijke dreiging, die hij sociologisch maar vooral ook psychoanalytisch duidt als een perverse politieke stijl met rancune en ressentiment als drijfveren. Trump heeft op dit punt furore gemaakt, zoals opnieuw duidelijk is geworden tijdens de recente hoorzittingen over de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021. Met een vooruitziende blik hield Adorno in 1967 een voordracht over rechts-radicalisme: ‹Als ik psychoanalytisch zou spreken, zou ik zeggen dat het zeker niet de geringste krachten zijn die hier worden gemobiliseerd; dat in deze bewegingen wordt geappelleerd aan het onbewuste verlangen naar onheil, naar catastrofe› (Adorno 2019, p. 17).
Literatuur
- Adorno, T.W. (2019). Aspecten van het nieuwe rechts-radicalisme. Amsterdam: Octavo.
- Stufkens, A. (1997). Enkele moeilijkheden bij het analyticus worden. In A. Stufkens (red.), Andere kamers in het huis van Freud — Vijftig jaar Nederlands Psychoanalytisch Genootschap. Amsterdam: Boom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden