Predestinatie of toeval
Samenvatting
Afgelopen zomer las ik het magnum opus van de recent overleden auteur Paul Auster met de titel 4 3 2 1, een lijvige roman over één en dezelfde jongeman die in vier mogelijke levensgeschiedenissen wordt opgevoerd (Auster 2017). Weliswaar afkomstig uit dezelfde familie en als enig kind geboren uit dezelfde ouders, neemt de levensloop van de hoofdpersoon dramatisch andere wendingen ondanks een overeenkomstige nature en nurture met diens alter ego’s. Het boek is daarmee een ode aan het toeval, kleine onvoorziene contingente gebeurtenissen met grote gevolgen. Het gaat daarbij om ongelukken of een onverwacht overlijden, een echtscheiding, of een simpel misverstand dat uitloopt op een definitieve breuk. Alles had ook helemaal anders kunnen lopen, en het doet mij denken aan de numerus-fixusselectieprocedure die bepaalt of een student de studie van eerste voorkeur kan gaan doen en bovendien bij welke universiteit. Een simpel lotnummer bepaalt iemands toekomst. Er zijn echter ook andere gedachten mogelijk, namelijk dat toeval niet bestaat en dat geluk valt af te dwingen.
Volgens Pierre Bourdieu, een bekende Franse socioloog, wordt elk individu gevormd door manieren van leven, voelen, denken en doen die door materiële en culturele bestaansvoorwaarden als het ware worden ingegrift. Hij noemt dit de ‹habitus›, de belichaamde klassenverhouding, die onbewuste strategieën voortbrengt, maar ook tot oordelen en handelen aanzet. Het is cultuur die natuur is geworden, waarbij het habitusbegrip via het lichamelijke wordt bewezen, ‹het lichaam dat de weg is waarlangs alles tot ons komt› (Louis 2018, p. 49). Los van de klassenverhoudingen, die het werk van Bourdieu ook een duidelijk politieke lading geven, is de habitus vergelijkbaar met impliciete relatiepatronen zoals Ladan (2010) dat formuleerde als de lichamelijke neerslag in het impliciete geheugen van onze interacties met anderen: ‹We dragen ze met ons mee, maar ze zijn onzichtbaar onder de mantel van de vanzelfsprekendheid› (p. 98).
Of je leven nu bepaald wordt door de plaats waar je wieg staat en hoeveel vinkjes je aantikt, of door je habitus of impliciete relatiepatronen, het gaat uiteindelijk om deterministische gebeurtenissen waar je je maar moeilijk aan kunt onttrekken. Een psychoanalytische behandeling kan een patiënt helpen zich van deze impliciete patronen bewust te worden, ze te herkennen en eventueel te veranderen. Ze herhalen zich immers in de overdracht en kunnen dan doorgewerkt worden. Soms biedt de habitus ook een veilige vertrouwdheid in een omgeving die bekend is, of beschermt het impliciete relatiepatroon het voortbestaan van een illusie. Het wordt dan moeilijk deze zichzelf in stand houdende vermijdende situatie te veranderen, omdat het aantrekkelijker is om in de comfortzone te blijven.
Een bij Bourdieu enigszins aan habitus verwant begrip is ‹doxa›, in de klassieke retorica als algemeen geloof of mening het tegenovergestelde van ‹episteme›, dat voor kennis staat. Voor Bourdieu gaat doxa niet zozeer over de op het individu georiënteerde habitus, maar heeft het woord betrekking op de geldende praktijk in sociale structuren en groepen wanneer er een nagenoeg perfecte correspondentie bestaat tussen sociale en mentale structuren, tussen de objectieve orde en de subjectieve rationale. Hierdoor is de natuurlijke en sociale wereld vanzelfsprekend en staat ze niet meer ter discussie: het gedeelde vertrouwen in de aard der dingen (cf. Grenfell 2014). Dit gedeelde geloof in het wezen der dingen zien we terug bij de basic assumptions van Bion, groepsonbewuste constellaties gericht op overleving die het individuele vermogen overstijgen: afhankelijkheid; vechten of vluchten (fight or flight); of koppelvorming (pairing).
In dit nummer van het Tijdschrift schrijft Andrew Briggs een artikel over zijn periode als consultant bij de NHS. Zoals recente berichten laten zien is dit kroonjuweel van de Britten op sterven na dood — niet zo verwonderlijk in een laatkapitalistische samenleving gericht op winstmaximalisatie waar gratis gezondheidszorg een anachronisme is. Briggs laat zien hoe hij gebruikmakend van de inzichten van Bion de waarheid, in dit geval de harde realiteit van bezuinigingen, laat prevaleren om het team voor geestelijke gezondheidszorg weer als werkgroep te laten functioneren. De leider, of in dit geval de consultant, wordt niet gekozen op basis van zijn kwaliteiten, maar krijgt eigenschappen toegeschreven op grond van de heersende basic assumption van de groep. Zijn consultatie bracht een verandering (shift) teweeg van een basic-assumption-mentaliteit naar een werkgroepsmentaliteit of anders gezegd: een terugkeer naar de realiteitsmodus in plaats van verzet tegen de onontkoombare plannen voor inkrimping. Geconfronteerd met deze bittere realiteit kan er vanuit een rationele aanschouwing afstand genomen worden van de illusie op dezelfde voet te kunnen verdergaan. Men komt daarentegen tot rouw en verwerking in de depressieve positie. Toch blijft het een deprimerende conclusie dat werk (slechts) noodzakelijk is voor een regulier inkomen en om te kunnen overleven. De leden van het team doen inhoudelijk zoveel concessies dat er nauwelijks voldoening resteert, laat staan dat ze eer van hun werk hebben. Misschien is het dan beter om een bevredigender baan te zoeken en deze predestinatie te ontvluchten. Dit impliceert vermoedelijk een terugkeer naar de basic-assumption-mentaliteit van fight-flight.
Ook Melanie De Boever kijkt naar het functioneren van groepen, met als focus het multidisciplinaire team (MDT) tijdens overlegsituaties. Zij deed kwalitatief hermeneutisch onderzoek naar de MDT-bijeenkomst en dat biedt een gelaagd en complex overzicht van wat er allemaal samenkomt en samenvalt tijdens zo’n vergadering. Ook deze auteur maakt gebruik van de inzichten van Bion en beschrijft dit als het schommelen tussen de neiging om de realiteit aan te pakken, de werkgroepsmentaliteit, dan wel deze te vermijden corresponderend met de uiteenlopende basic assumptions. De casus laat zien dat een team geconfronteerd met onvermijdelijke angst en machteloosheid geneigd is tot een oplossingsgerichte informele dwang en zelfs uitsluiting, een enactment waarvan patiënten de dupe kunnen worden. De auteur schrijft: ‹Het viel op hoe snel dit gebeurde, vanuit een oprechte intentie om voor iemand te zorgen. Het lijkt mij een bijzonder relevante uitdaging voor elk MDT om zich bewust te zijn van deze processen.› Ook hier zijn sterke onbewuste krachten werkzaam waaraan de groep zich maar moeilijk kan onttrekken, tenzij er vanuit een psychoanalytisch perspectief door een leider, waarnemer, onderzoeker, of therapeut op wordt gewezen.
Het derde artikel in dit nummer is van Marc De Kesel en gaat over een uitvoering van Beethovens opera Fidelio, een ode aan de liefde en de vrijheid. Leonore legt zich niet neer bij haar lotsbestemming, maar daagt, als Fidelio, het toeval uit in de risicovolle onderneming haar geliefde te redden. De auteur is kritisch op de psychoanalytische pretenties van de regisseur en verduidelijkt bijna terloops het wezen van de psychoanalyse als subjecttheorie.
Literatuur
- Auster, P. (2017). 4 3 2 1. Amsterdam: De Bezige Bij.
- Louis, E. (2018). Pierre Bourdieu — Weerspannigheid als erfenis. Amsterdam: Editie Leesmagazijn.
- Ladan, A. (2010). Het vanzelfzwijgende — Over psychoanalyse, desillusie en dood. Amsterdam: Boom.
- Grenfell, M. (red.) (2014). Pierre Bourdieu — Key concepts (2e editie). London: Routledge.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden