(De)seksualiseren
Samenvatting
Hoe staat het tegenwoordig met de seksualiteit in de psychoanalyse? Kan zij zich nog beroemen op de vooraanstaande plaats die ze vroeger bekleedde op het psychoanalytische toneel, of is ze naar de achtergrond gedrongen, of — nog verder weg — tussen de coulissen aan het zicht onttrokken? In tegenstelling tot in haar beginperiode kan de huidige psychoanalyse nog moeilijk verweten worden panseksualistisch te zijn. Terwijl ze vroeger het keurslijf van de seksuele taboes te lijf ging door deze te onderzoeken, lijkt ze nu zélf de seksualiteit tot taboe te hebben verheven (zie Dirkx & Heuves 2005). Heeft de psychoanalyse, nu ogenschijnlijk ínstemmend met de vroegere kritiek dat ze alles seksualiseerde, zichzelf gaandeweg gedeseksualiseerd?
Freud verzette zich nochtans al nadrukkelijk tegen de aantijgingen van panseksualisme. Zo schreef hij een brief aan Edouard Claparède om te reageren op diens uitspraak ‹L'instinct sexuel est le mobile fondamental de toutes les manifestations de l'activité psychique› (Freud 1912, p. 515). Dezelfde tegenargumenten die hij daar hanteert, komen terug in het latere ‹Psychoanalyse› en ‹Libidotheorie›:
Het [is] onjuist de psychoanalyse panseksualisme te verwijten en te beweren dat ze alles wat er in de psyche gebeurt van de seksualiteit afleidt en daarop terugvoert. De psychoanalyse heeft juist van meet af aan de seksuele driften onderscheiden van andere driften, die ze vooralsnog ‹Ik-driften› noemt. Ze is nooit op het idee gekomen ‹alles› te willen verklaren, en zelfs de neurosen heeft ze niet enkel uit de seksualiteit afgeleid, maar uit het conflict tussen de seksuele strevingen en het Ik. De term libido betekent in de psychoanalyse (anders dan bij C.G. Jung) niet psychische energie zonder meer, maar de drijfkracht van de seksuele driften. Bepaalde beweringen zoals dat elke droom een seksuele wensvervulling is, zijn helemaal nooit gedaan (Freud 1923, p. 364-365).
Maar hiermee was de zaak natuurlijk niet afgedaan. Concepten als ‹Ik-libido› en ‹auto-erotiek› wijzen erop dat seksuele en Ik-driften niet zomaar tegenover elkaar geplaatst kunnen worden. De driften vermengen zich, net zoals ook de latere Eros en Thanatos eerder een onafscheidelijk paar vormen dan elkaar uitsluitende tegenpolen, zoals Freud ook benadrukte. Dit ontkrachten van de kritiek dat de psychoanalyse alles zou herleiden tot seksualiteit neemt echter niet weg dat seksualiteit in de freudiaanse psychoanalyse wel degelijk een centrale positie bekleedde. Dát werd door geen enkele rechtgeaarde analyticus ontkend. Stellen dat seks overal is, is immers niet hetzelfde als beweren dat alles seks is. Ja, seks is, zoals God, overal: in de hemel, op de aarde en op alle plaatsen. Of heeft ze nu juist in de psychoanalyse haar ereplaats verloren?
Reeds in de zakenregisters bij de geschriften van Klein zien we de referenties naar expliciete seksuele thema's gaandeweg afnemen, terwijl haar vroegere werk ervan krioelde. Bij Bion en Winnicott, zonder hen verder over dezelfde kam te scheren, zijn de registers nog meer ontsekst. In de nadien ontwikkelde objectrelatietheorieën, de nog latere ‹intersubjectieve› school en de huidige gehechtheidstheorie is alles wat naar seksualiteit ruikt helemaal ver te zoeken. Natuurlijk betekent dat geenszins dat seks daar geen rol meer speelt, maar deze lijkt vanuit het centrum meer naar de periferie te zijn verschoven. Het lijkt erop dat de hele aandachtsverschuiving van de drift bij Freud naar de gehechtheid bij Fonagy gepaard ging met een toenemende verwaarlozing van het seksuele als zodanig, met een erosie van de Eros. Hoe relationeler het denkkader, hoe minder plaats er is voor seks, of hoe meer seks gedegradeerd wordt tot iets bijkomstigs of tot iets dat datgene waar het wél om gaat verduistert en afweert. En ja, is seksualiteit ‹in psychoanalytische zin› niet eerder van de orde van de drift en het fantasma dan van het relationeel seksueel ‹functioneren› op zich, een functioneren waarin drift en fantasma ongetwijfeld hun plaats opeisen?
Zoals ons seksueel functioneren niet meer het seksueel functioneren van honderd jaar geleden is, zo is de seksualiteit waar de latere auteurs over schreven en schrijven wellicht niet meer dezelfde als die waar Freud het over had. Toch kunnen we ons afvragen of we niet een seksualiteit ‹in psychoanalytische zin› kunnen afzonderen die deze evidente verglijdingen in een zekere mate overstijgt en hun secundaire karakter in het licht plaatst. Met seksualiteit ‹in psychoanalytische zin› verwijs ik naar zaken als de kinderlijke seksualiteit, de biseksualiteit, de seksualiteit zonder intrinsiek object, onbewuste seksuele fantasma's, het traumatiserend potentieel van de seksualiteit, het seksuele voorbij elk moreel oordeel, seks voor zover deze niet los te koppelen is van narcisme- en doodsproblematiek of de seks die zowel constitutief als ondermijnend is voor het subject, en vervolgens natuurlijk hoe dat allemaal ook een rol speelt in onze — al dan niet prille — verhoudingen tot de ander.
De zogenaamde ‹seksuele bevrijding›, die we — juist nu in de psychoanalyse de aandacht voor het seksuele verslapt — overal om ons heen tekeer zien gaan, is in deze benadering slechts de publieke en relationele oppervlakte van het seksuele functioneren. Is deze zo bejubelde bevrijding, ondanks het feit dat de polymorfe seksuele fantasma's er steeds minder het daglicht lijken te schuwen, niet slechts schijn? (vgl. Vermote 2011). De centrale psychoanalytische vraag in verband met ons thema is: kúnnen we ooit seksueel vrij zijn? In de loop van de tijd zal de seksualiteit zich nu eens meer voor het voetlicht dringen en zich dan weer meer verdoken opstellen, maar deze positiewisselingen nemen niet weg dat de menselijke seksualiteit ons telkens weer blijft verrassen en ontglippen, overspoelen en doen terugdeinzen, verrukken en verwarren. Dát is wat de recente evolutie van de publieke seksuele vertoningen lijkt te demonstreren: geen bevrijding, maar een alsmaar meer gevangen zitten in de greep van de grillige seks. In tegenstelling tot wat de publieke opinie wil geloven, zal de seksualiteit haar geheimen nooit volledig vrijgeven (vgl. Thys 2011) en zal ze naast veel plezierige even veel verontrustende turbulentie blijven verlenen aan de menselijke verhoudingen.
Zo bekeken lijkt de seksualiteit voortdurend te oscilleren tussen seksualisering en deseksualisering: ofwel iets dat in oorsprong niet seksueel is wordt seksueel gemaakt, ofwel iets seksueels wordt van zijn seksuele karakter ontdaan. De seksualiteit vindt nooit ter plaatse rust; ze is een losgeslagen, zwervend (n)iets dat niet over een eigen plaats kan beschikken. Ontheemd als ze is, voelt ze zich snel overal thuis maar geraakt ze evenzeer nergens verlost van haar ongedurigheid. Of we het seksuele in de psychoanalyse nu de status van primaat toekennen of niet, voor zover we als psychoanalytici zelf geneigd zijn de seksualiteit te domesticeren en de disruptieve kracht ervan te verdonkeremanen, helpen we eraan mee het eigene van de psychoanalyse de mist in te sturen.
Of getuigt dit alles slechts van een al te angstige ‹gehechtheid› aan het seksuele in de psychoanalyse?
Michel Thys
Literatuur
- Dirkx, J. & Heuves, W. (red.) (2005). Het nieuwe taboe — Psychoanalyse, lichaam en seksualiteit. Amsterdam: Boom.
- Freud, S. (1912). Brief aan Edouard Claparède. Werken 8 (p. 515-516). Amsterdam: Boom.
- Freud, S. (1923). ‹Psychoanalyse› en ‹Libidotheorie›. Werken 8 (p. 349-370). Amsterdam: Boom.
- Thys, M. (2011). Van discreet gefluister tot publiek geschreeuw — Over psychoanalyse en de cultuur van de zelfonthulling. In M. Kinet, M. De Kesel & S. Houppermans (red.), Het nieuwe onbehagen in de cultuur (p. 105-140). Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
- Vermote, R. (2011). Seksualiteit. In J. Dirkx e.a. (red.), Handboek psychodynamiek — Een verdiepende kijk op psychiatrie en psychotherapie (p. 65-72). Utrecht: De Tijdstroom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden