Hedendaags klassiek
Samenvatting
In zijn beroemde roman Il gattopardo (De tijgerkat) laat Giuseppe Tomasi di Lampedusa een van zijn personages de gevleugelde uitspraak doen: ‹Als we willen dat alles blijft zoals het is, moet alles anders worden.› Oud en nieuw zijn inherent met elkaar verbonden. Eagle lijkt met From classical to contemporary psychoanalysis in eenzelfde voetspoor te treden.
Bespreking van
Morris N. Eagle (2011). From classical to contemporary psychoanalysis — A critique and integration. Hove/New York: Routledge. ISBN 978 0 415 87162 4, 321 pp., £ 22,99
Het boek wil een overzicht geven van de vele ontwikkelingen en vernieuwingen die zich de laatste veertig jaar hebben voltrokken binnen het psychoanalytische veld. Veel van die nieuwe theorieën lijken radicaal te breken met de traditionele psychoanalytische theorie. Eagle deelt zijn boek logischerwijs in drieën, met een deel over de freudiaanse theorie, een deel over hedendaagse psychoanalytische theorieën en een afsluitend deel dat de voorgaande enigszins tracht te integreren. Al in zijn voorwoord probeert Eagle mogelijke kritische bedenkingen de pas af te snijden. In zijn bespreking van hedendaagse theorieën beperkt hij zich tot de objectrelationele theorie van Fairbairn, de relationele theorie van Mitchell, de zelfpsychologie van Kohut en de intersubjectieve theorie van Stolorow. Eagle laat aldus andere hedendaagse ontwikkelingen terzijde liggen, maar hij verklaart zijn keuze door te stellen dat hij zich richt op die theoretische ontwikkelingen die het meest representatief zijn voor hun tijdgeest, die op de meest radicale manier afstand nemen van de klassieke theorie, en die daardoor de grootste uitdaging vormen indien de psychoanalyse een zekere graad van eenheid wil bereiken of behouden. Eagle verdedigt ook zijn keuze om slechts in zeer beperkte mate klinische vignetten ter illustratie van bepaalde stellingnamen te hanteren. Maar zijn argument dat er steeds een groot verschil is tussen wat als vignet wordt gerapporteerd en wat er werkelijk plaatsvond, vind ik hier weinig overtuigend. Anderzijds beklemtoont Eagle dat hij geen praktijkgericht handboek wil brengen noch een nieuwe theorie. Een duidelijke verheldering van de verschillende theorieën en concepten, met een aanzet tot (gedeeltelijke) integratie, kan de therapeut wel helpen om het eigen denken en klinisch werk aan te scherpen. In deze komt Eagle tegemoet aan het pleidooi voor meer begripsonderzoek zoals ik dat bij Schalkwijk (2006) las. En laat ik maar meteen stellen dat Eagle hierin vrij goed slaagt. Hij laat zich zelden betrappen op eigen voorkeuren of standpunten maar toont zich een bekwaam didacticus met de gave om tegelijk verhelderend en synthetiserend te schrijven over complexe materie. Ik ervoer de auteur tijdens het lezen als een bruggenbouwer met veel respect voor tegengestelde standpunten zonder meteen een grootste gemene deler te willen vinden.
Eagle bouwt zijn vergelijking tussen klassieke en hedendaagse theorieën op aan de hand van de verschillende visies op geest, objectrelaties, psychopathologie en behandeling. Op die manier geeft hij in een honderdtal pagina's een indrukwekkend overzicht van de klassieke freudiaanse theorievorming met inbegrip van al haar ontwikkelingen, wisselvalligheden, contradicties en losse eindjes. Door bijna de helft van het boek in te ruimen voor de klassieke theorie toont hij ongewild misschien toch iets van een persoonlijke voorkeur. Zijn overzicht van de vier grote hedendaagse theorieën met heel wat onderlinge verschillen krijgt namelijk amper veertig pagina's meer. Daar komt nog bij dat hij geregeld een korte oversteek maakt naar actuele debatten rond de wetenschappelijke status van de psychoanalyse, rond de verhouding tussen psychoanalyse en cognitieve psychologie, gehechtheidstheorie en ontwikkelingspsychologie. Eagle schakelt in zijn tekst ook makkelijk tussen verleden en heden. Zo geeft hij geregeld aan op welke manier bij Freud al aanzetten te vinden zijn voor latere evoluties. Anderzijds wijst hij er ook op dat, hoe radicaal sommige latere theorieën ook afstand lijken te nemen van het klassieke driftmodel, zij toch op meerdere punten daar weer in kunnen worden ingepast. Door zijn scherpe analyse van oude en nieuwe concepten toont Eagle aan hoeveel van de ingenomen stellingen niet echt houdbaar zijn. Elk verschil herbergt wel een gelijkenis met dat waartegen men zich zo erg wilde afzetten.
Eagle benadrukt dat de hedendaagse psychoanalytische theoretici, in tegenstelling tot Freud, niet zozeer bezig zijn geweest met het opstellen van een systematische uiteenzetting van oorsprong en aard van de geest. Zij focussen veeleer op afgelijnde aspecten van de geest. Waar Freud driftontlading als de centrale functie van het psychische apparaat bleef zien, focussen hedendaagse theorieën op het vormen, onderhouden en vrijwaren van een band met anderen als voornaamste functie. Het freudiaanse dynamisch onbewuste als volledig gevormde en verborgen realiteit wordt daarbij vervangen door een onbewust-bewust continuüm van impliciete geheugenprocessen, van niet geformuleerde ervaringen en van interactionele representaties die nauw verbonden zijn met overtuigingen, verwachtingen en affecten die verworven werden in de vroege interacties met ouderlijke figuren. Anders dan Eagle weet Ladan (2010) deze problematiek wel op verhelderende wijze te illustreren met klinisch materiaal. Hedendaagse theorieën zien het ontstaan van objectrelaties als onafhankelijk van driftbevrediging en gaan uit van een inherent zoeken van het object. In de visie op psychopathologie staat niet langer een innerlijk conflict centraal maar wel de rol van het falen van ouders of omgeving, waardoor vroege, ooit geschikte modi van relaties blijven bestaan terwijl ze nu ongeschikt zijn. De vroegere, door de verlichtingsfilosofie sterk geïnspireerde, zelfkennis als behandeldoel dient nu meer plaats in te ruimen voor vormen van correctieve emotionele ervaring die onaangepaste representaties of schema's helpen vervangen. Eagle vindt echter dat het hier om een overgewaardeerde dichotomie gaat. Om de fundamentele vraag te beantwoorden welke processen precies therapeutische verandering tot stand brengen, volstaat het volgens Eagle niet langer om op een conceptueel niveau te blijven, omdat mogelijke overeenkomsten tussen therapeutische scholen al te zeer verduisterd worden door hun verschillende theoretische taal. Hij pleit daarom voor een meer transtheoretische taal, die echter niet tot doel heeft om alle therapeutische scholen hetzelfde te maken. Meer aandacht moet uitgaan naar biologische en psychologische processen in verband met geheugen, overtuigingen, zelfconcept, attitudes, wensen, conflicten, cognities, affecten, affectregulatie enzovoort. Eagle merkt overigens fijntjes op dat, hoe dichter ze bij klinische data blijven, hoe meer de verschillende psychoanalytische maar ook cognitief gedragstherapeutische theorieën convergeren.
Het binnen één boek op zo heldere wijze tegenover elkaar plaatsen van klassieke en hedendaagse psychoanalytische theorievorming mag een tour de force genoemd worden. Ik wil dit boek daarom warm aanbevelen. Waarschijnlijk kan het binnen een opleidingskader nog het meest tot zijn recht komen, maar ook voor wie het eigen denken helder en kritisch wil houden is het de leesinspanning meer dan waard.
Literatuur
- Ladan, A. (2010). Het vanzelfzwijgende — Over psychoanalyse, desillusie en dood. Amsterdam: Boom.
- Schalkwijk, F. (2006). Dit is psychoanalyse — Een inleiding tot de geschiedenis, theorie en praktijk van psychoanalyse. Amsterdam: Boom.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden