‹Too much reality and too much morality›
Samenvatting
De jaarlijkse studiedag van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalyse, gehouden op 10 december 2011 op het Nederlands Psychoanalytisch Instituut te Amsterdam, had dr. John Steiner als gastspreker. Steiner is psychiater en psychoanalyticus, opleider bij de British Psychoanalytical Society en werkzaam in een zelfstandige praktijk.
Verslag van
The numbing effect of reality; met John Steiner [Amsterdam, 10 december 2011]
Rob Janssen roemde Steiner in de inleiding op zijn werk om zijn sensitieve klinische gaven en uitgebreide bijdragen aan de theorievorming. Een belangrijk concept dat door Steiner is geïntroduceerd is dat van de ‹Psychic retreat›. Hiermee doelt hij op een zich terugtrekken in de paranoïde-schizoïde positie, waarbij onverdraaglijke gevoelens middels projectieve identificatie worden geëvacueerd en aan reële objecten worden toebedeeld. De patiënt trekt zich terug in een wereld van dergelijke geprojecteerde objectrelaties, zodat betekenisvol contact onmogelijk is geworden en de analyse stagneert. De tegenoverdracht van de analyticus kan helpen dit fenomeen te herkennen en de gestolde analytische situatie weer op gang te brengen.
Steiner, een bescheiden overkomende man, stond vervolgens stil bij de momenten of fases in een analyse, ons allen zo bekend, waarin het relaas van de patiënt over de externe realiteit zo overheerst dat het symbolisch denken van de analyticus in het gedrang komt. De realiteit wordt op dusdanige wijze door de patiënt gepresenteerd dat de analyticus gevangen raakt in een zich bezighouden met de concrete inhoud ervan, en de symboliek en overdrachtsbetekenis uit het oog verliest. Dit is wat Steiner aanduidt met ‹the numbing effect of reality›. Hij ziet dit als een afweer van patiënt of analyticus tegen de onverdraaglijke gevoelens die gepaard zouden gaan met het zich bewust worden van die symbolische betekenis. De patiënt transformeert materiaal in concrete termen, zodat hij/zij dit onverdraaglijke af kan splitsen door het te projecteren in het object, de analyticus. De analyticus raakt gevangen in deze geprojecteerde realiteit en wordt daardoor afgeleid van wat er in feite gecommuniceerd wordt op onbewust niveau. Ook de analyticus maakt van dit mechanisme gebruik, als hij hem onwelgevallig materiaal toebedeeld krijgt, dat vervolgens wordt teruggeprojecteerd naar de patiënt. Het onderkennen van deze cyclus is essentieel om dit materiaal geleidelijk aan te kunnen gaan bewerken. Steiner noemt kenmerken van de interactie die ons op het spoor kunnen zetten: ‹too much reality and too much morality›; de analyticus gaat zich bezighouden met de realiteit en de vraag ‹wie er gelijk heeft› in plaats van met de symbolische betekenis.
Door zich dit bewust te worden en zich af te vragen wat er zo onverdraaglijk is voor analyticus en/of de patiënt, kan de analyticus zich aan deze interactie ontworstelen en zelf weer oog krijgen voor de symboliek, overigens zonder te kunnen verwachten dat de patiënt hem daarin volgt.
Steiner illustreerde dit proces aan de hand van de casus van een man die hem keer op keer levendig schetste welke wederzijds vernietigende ruzies hij had met zijn moeder. Pas toen Steiner zich realiseerde dat hij zelf zijn machteloosheid over deze thuissituatie niet onder ogen wilde zien, kon hij de onbewuste communicaties hierover van de patiënt, rondom onderbrekingen, herkennen en deze gebruiken om enige ruimte te scheppen voor betekenis in de overdracht.
Na een heerlijke lunch waren er vier parallelle seminars, waarin klinisch materiaal verbatim werd gerefereerd. In het seminar van Steiner, voorgezeten door Rob Janssen, schetste Mariette Kester op sensitieve wijze het verhaal van een dertigjarige vrouw, bij haar aangemeld wegens depressie, depersonalisatie en slaapproblemen. Patiënte vertelde dat haar eigen geboorte een drama was voor haar moeder. Patiënte was ‹er niet in geslaagd op de wereld te komen›; de weeën kwamen niet op gang en er moest een keizersnede aan te pas komen. Nu worstelt zij met de wens als individu ‹geboren te worden›, te weten wie zij is. Maar arriveert zij uit zichzelf of wordt zij gedwongen? Hoe zal de analytica reageren? In het gepresenteerde materiaal kwam naar voren dat zij gevangen is tussen enerzijds een behoefte aan containment van haar gefragmenteerde zelf, en anderzijds het hiermee onlosmakelijk verbonden gevoel van claustrofobie, omdat zij zich tegelijkertijd wil individueren. Niet meer ‹naar anderen kijken om te zien wat zij doen moet›, zoals de kleuterjuf haar op de eerste schooldag zei toen zij aangaf niet te weten wat zij moest doen, maar zelf weten wie zij is en wat zij wil. Patiënte testte de stevigheid van de container met een forse provocatie.
In dit seminar liet Steiner zich kennen als een zeer welbespraakt man met gevoel voor humor en een fenomenaal vermogen de talrijke details uit het gepresenteerde klinische materiaal met elkaar in verband te brengen, te integreren. Dat was meteen ook de kern van de visie van Steiner; het gefragmenteerde zelf van de patiënte (voortkomend uit de paranoïde-schizoïde positie) vraagt erom gecontaind en geïntegreerd te worden. Aan de hand van details schakelde hij echter moeiteloos over op andere concepten, zoals ‹Second skin› van Esther Bick, of de oedipale driehoek als basis van alle (gezins)interacties.
De kracht van deze studiedag school in de vertaling van de theorie, gepresenteerd in de ochtend, naar de praktijk zoals die in de middagseminars aan de orde kwam. Het gezamenlijk en onder leiding van een charismatisch analyticus als Steiner van gedachten wisselen over klinisch materiaal is boeiend, inspirerend en leerzaam. Dat de Studiedagcommissie zo veel mogelijk mensen in de gelegenheid wilde stellen dit seminar bij te wonen is te prijzen, maar gaat mijns inziens wel wat ten koste van de overzichtelijkheid en diepgang van de bespreking van het materiaal.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden