Over de mislukkingen van de psychoanalyse
Samenvatting
André Green, die op 22 januari 2012 te Parijs is overleden, laat ons met zijn laatste boek een negatieve erfenis na. Na vijftig jaar analytische praktijk blikt hij terug op zijn mislukkingen. Moeten we deze negatieve erfenis aannemen? Ik meen van wel, want ze confronteert ons met de vraag naar de grenzen van de psychoanalyse. Waarom denk ik aan een negatieve erfenis? Een psychoanalyse met ontgoochelde en ontgoochelende patiënten zal ons immers weinig persoonlijke glorie opleveren. Volgens Green hebben de desillusies tijdens het analytische werk te maken met de internalisatie van het negatieve (‹l'intériorisation du négatif›): de psyche heeft zich onbewuste verdedigingsreacties eigen gemaakt waardoor ze niet meer functioneert volgens het lustprincipe. De processen verlopen in omgekeerde richting. Als ultieme overlevingspoging primeert de destructieve drift over de eros. Green noemt twee betekenissen van het negatieve, aansluitend op wat hij in 1993 als ‹le travail du négatif› heeft beschreven: [1] het omgekeerde van het positieve, het positieve voorafgegaan door een minteken, de aversie voor een bewuste inhoud in relatie tot een aantrekking vanuit het onbewust systeem; [2] een radicale afwijzing van het positieve: het positieve wordt niet erkend doch kapotgemaakt, negativisme primeert en richt zich op het aanvallen van verbanden, en uit zich in rigide herhalingsdwang en masochisme. Deze processen zijn ook als sociocultureel verschijnsel herkenbaar, bijvoorbeeld de Holocaust. Green refereert naar de romans van Grossman en Kertész om zijn stellingen over het negatieve te ondersteunen.
Bespreking van
André Green (2011). Illusions and disillusions of psychoanalytic work. International Psychoanalytical Association Psychoanalytic Ideas and Applications Series. Londen: Karnac Books. ISBN 978 1 85575 329 7, 218 pp., £ 22,99
Hoe kunnen analytici ontgoochelingen vermijden? Het is niet erg in de mode om uitgebreid aandacht te besteden aan indicatiestelling alvorens iemand een hoogfrequente psychotherapie aan te raden. Maar we dienen het voor en tegen af te wegen, voordat we patiënten met trauma's in de preverbale levensjaren in analyse nemen. Green is echter minder duidelijk over wat de analyticus kan ondernemen om het destructieve proces te stoppen. Wanneer de pathologie overwegend betrekking heeft op het moederlijke imago, zal de analyse moeilijk verlopen. Een vroege teleurstelling in de moeder waarbij het kind een abrupt liefdesverlies meemaakt, kan aan de basis liggen van haat die in de analytische relatie herbeleefd wordt en onverzoenbaar kan blijken. Green beschrijft twaalf klinische gevallen van lange analyses (soms langer dan twintig jaar!) die zowel de analysant als de analyticus ontgoochelden. Vaak ging het om sociaal geïsoleerde mensen met narcistische problemen, wier therapie de enige betekenisvolle relatie was. Soms waren deze patiënten als kind niet in hun eigenheid erkend geweest omdat zij een ander kind moesten vervangen dat kort voor hun geboorte was overleden. Of ze moesten een therapeutische rol vervullen voor een psychotische, depressieve of (zelf)destructieve moeder. Er was vaak een masochistische binding aan de moeder. De vader kwam in beeld als afwezig of werd gediskwalificeerd. De atmosfeer in het gezin van herkomst was kil. Dergelijke patiënten leerden niet van iemand te houden; als kind waren ze al te voorbeeldig en vroegrijp. Als volwassenen leidden ze een aseksueel leven. Ondanks hun inzet liepen opeenvolgende therapieën telkens uit op een mislukking. Dikwijls leden deze patiënten aan eetstoornissen, melancholie en alcoholisme.
De volgende tegenoverdrachtsfenomenen zijn typisch voor dergelijke gevallen: de analyticus slaagt er niet in een houding van gelijkmatig zwevende aandacht aan te nemen, verveelt zich, kan niet helder denken, valt in slaap. Thema's tijdens de analyse zijn erotisering van het lijden, innerlijke leegte, een tekort, een gevoel gebroken te zijn, eenzaamheid, doodsheid, pessimisme, afwezigheid van continuïteit. Niet zelden verdenkt de analysant de analyticus ervan doodswensen en kwade bedoelingen ten aanzien van hem te koesteren. Green merkt op dat deze patiënten hem dikwijls lange brieven schrijven. Ze raken verslaafd aan de analyse: ook al levert de analyse niets op, ze kunnen er zich niet van losmaken en hunkeren naar meer van hetzelfde. Vanzelfsprekend worstelt de analyticus met schuldgevoelens over dit lege ritueel. Hij kwelt zich met vragen: heb ik de indicatie goed genoeg afgewogen? Waarom heb ik deze patiënt aangenomen, hij is immers zo fragiel? Wat schort er toch aan mijn techniek? Waarom heb ik de negatieve overdracht niet eerder besproken? Wellicht had die andere collega het er veel beter afgebracht? Waarom lukt het me niet deze patiënt door te verwijzen?
Green wijdt in het begin van zijn boek een hoofdstukje aan de teleurstellende psychoanalyse van Marilyn Monroe bij Greenson. Ook zij heeft in haar vroege jeugd weinig liefde gekend. Achter haar succesvolle façade van seksidool uit de jaren vijftig gaat een diep gevoel van ontgoocheling schuil en een onvermogen om zelf plezier aan seks te beleven. Al vlug gaat het alsof-karakter verloren: Greenson verlaat al snel zijn neutrale houding en wordt gedwongen de rol van de goede ouder te vervullen. De afloop is weinig rooskleurig en het eindigt met een suïcide.
Wat kunnen we in dergelijke gevallen doen? Supervisie of intervisie is onmisbaar om inventief te blijven en de stereotiepe herhaling te doorbreken. Wellicht kan men beter een parameter inbrengen of een technische variatie uitproberen dan het geestesdodende ritueel eindeloos voort te zetten. Green ziet het aandeel van de analyticus in het gebruik van een starre techniek. De laatste jaren komt er kritiek op het eenzijdig interpreteren van de overdracht. Er is altijd een probleem wanneer psychoanalytici zich alleen maar laten leiden door theorie en daardoor niet in contact treden met hun patiënten. De theorie dient dan om iets niet onder ogen te zien, om groei en verandering tegen te gaan (minus K bij Bion).
Dit boek leerde me een andere Green kennen: niet beschaamd om eigen mislukkingen toe te geven, bereid om van fouten te leren, volhardend bij moeilijke patiënten. Green was menselijker en flexibeler dan ik dacht.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden