Het sprekende verleden
Samenvatting
De psychoanalyse heeft over het geheugen en de verstoringen ervan nagedacht en getheoretiseerd. Al in de vroegste geschriften van Freud is er een opvallende belangstelling voor geheugen en herinnering. In zijn Studies over hysterie schrijft Freud dat hysterische patiënten lijden aan reminiscenties, dat wil zeggen het opnieuw opduiken in het bewustzijn van herinneringen aan vroegere ervaringen. Vooral het emotioneel herbeleven en uitspreken van de vergeten traumatische gebeurtenis zou een therapeutische functie vervullen: dit was de essentie van de catharsis. Achteraf is gebleken dat herinneren alleen onvoldoende is om tot definitieve genezing te leiden. Renn, werkzaam in een eigen praktijk te Londen, heeft vooral psychoanalytisch gewerkt met criminelen die geweldsdelicten hebben gepleegd. In zijn boek integreert hij verschillende relationele analytische theorieën (relationele psychoanalyse, interpersoonlijke psychoanalyse, zelfpsychologie) met onderzoeksbevindingen (geheugenonderzoek, gehechtheidsstudies, traumatologie, baby-observatie) en dynamische systeemtheorie.
Bespreking van
Paul Renn (2012). The silent past and the invisible present — Memory, trauma and representation in psychotherapy. Londen: Routledge. ISBN 978 0 415 89859 1, 213 pp., £ 22,99
Volgens Renn heeft het empirische geheugenonderzoek vooral de dynamische aard van geheugenprocessen in de schijnwerpers gezet. Nu weten we dat we over twee belangrijke en te onderscheiden geheugensystemen beschikken die tot op zekere hoogte onafhankelijk van elkaar opereren, beide hun eigen ontwikkelingsverloop kennen en met elkaar een wisselwerking aangaan. Het expliciete geheugensysteem komt relatief laat tot rijping en is gebonden aan de werking van de hippocampus en de temporale hersenkwabben. Daarom zijn er geen expliciete herinneringen aan de eerste levensjaren. Ons zelfgevoel en identiteitsgevoel zijn meer afhankelijk van het expliciete geheugen voor vroegere episodes en autobiografische feiten. Het impliciete geheugensysteem is evolutionair ouder en hangt af van subcorticale hersenstructuren die al eerder actief zijn dan de structuren die bijdragen aan het expliciete geheugen. In tegenstelling tot expliciete herinneringen worden impliciete herinneringen veel minder snel vergeten. Het impliciete geheugen is vooral perceptueel, grotendeels niet bewust en niet reflectief. Ons karakter en onze habituele wijzen van omgaan met anderen worden vooral bepaald door het impliciete geheugensysteem. Niet-bewuste psychische structuren, zoals interne werkmodellen en emotieschema's, zijn opgeslagen in de systemen van het impliciete geheugen en beïnvloeden gedragingen en gevoelens op een krachtige wijze. Trauma's hebben een ingrijpende negatieve weerslag op de beide geheugensystemen.
De psychoanalytische theorieën over het geheugen zijn aan een herwaardering toe, meent Renn. Het moderne geheugenonderzoek doet ons vooral inzien dat de relatie tussen herinnering, fantasie en realiteit bijzonder complex is. Niemand van ons zal de ernst van seksueel misbruik en de destructieve gevolgen ervan voor de persoon en zijn latere intieme relaties ontkennen. Maar het blijft moeilijk om achter de precieze waarheid te komen. Door een trauma wordt immers een gat in de herinnering geslagen. Sommige getraumatiseerde patiënten weten zich niets bewust van het trauma te herinneren doch vullen dit gat op met confabulaties en seksuele fantasieën die niet weergeven wat er werkelijk gebeurd is. Patiënten met een theatrale structuur zijn verhoogd suggestibel, lijden onder een hypertrofische verbeelding en verliezen zich soms in mythomane verhalen, die ze voor werkelijk aannemen en waar ze hun omgeving mee imponeren. In andere gevallen worden ervaringen herinnerd, maar in de therapeutische context geheimgehouden omdat de patiënt wantrouwig is en nieuwe traumatisering vreest. Al in 1897 heeft Freud afstand genomen van zijn verleidingstheorie en de opvatting aangenomen dat niet zozeer het reële trauma als wel de fantasie pathogeen werkt. Na meer dan honderd jaar blijft dit mysterie nog onopgelost. Het blijft heel moeilijk om werkelijke van valse herinneringen te onderscheiden. De hetze rond het false memory syndrome heeft ons duidelijk gemaakt dat het constant focussen op mogelijk seksueel misbruik en het stellen van suggestieve vragen bij bepaalde kwetsbare persoonlijkheden beter vermeden kunnen worden. Suggestibele patiënten kunnen zich inderdaad ervaringen verbeelden en geloven dat een trauma echt gebeurd is terwijl dit niet het geval is. Psychoanalytici zijn zich meer bewust van het risico patiënten te indoctrineren met theorieën. Herinneringen zijn niet zomaar duurzaam vastgelegde entiteiten, maar altijd dynamische en onstabiele neerslagen van beleefde ervaringen. Ze zijn de uitdrukking van de plasticiteit van de hersenen. Elke keer als we ons iets herinneren, voeren we een bewerking en een transformatie uit. Herinneren is een actief en dynamisch gebeuren, dat niet vergeleken kan worden met het tijdelijk ophalen van een document uit een archief en het daarna weer op zijn plaats leggen.
In de recente psychoanalyse zijn een aantal concepten geformuleerd die verwijzen naar een impliciet weten. Renn noemt het ‹unthought known› van Bollas, dat verwijst naar een soort diep intersubjectief weten over samenzijn en in relatie zijn met de ander. Een ander concept, van Donnel Stern, is de ‹unformulated experience›, die samengesteld is uit vage, ambigue tendensen en verwijst naar een inhoud die nog geen definitieve vorm heeft gekregen. Hij verwijst ook naar het ‹impliciet relationeel weten›, een concept van de Boston Psychic Change Study Group. De herhalingsdwang, het ongedachte weten, de ongeformuleerde ervaring, het impliciet relationeel weten, de fear of breakdown van Winnicott, de nameless dread van Bion … kunnen alle begrepen worden als fenomenologische beschrijvingen van het functioneren van het impliciete geheugen.
Renn maakt voortdurend verbindingen met het werk van de groep rond Fonagy over het vermogen te mentaliseren, met de theorie van Stern over de ontwikkeling van het zelf en met de ontdekking van de spiegelneuronen. Het geheel aan actuele theorieën wordt afgewisseld met klinische vignetten en de beschrijving van een kortdurende psychodynamische psychotherapie, alle uit de forensische psychoanalytische praktijk. In het laatste hoofdstuk stelt hij een model van therapeutische actie voor.
De sterkte van dit boek, een overzicht van een integratieve benadering gedragen door empirisch neurowetenschappelijk onderzoek in combinatie met de laatste psychoanalytische theorieën, is tezelfdertijd een zwakte: het boek is eclectisch, proeft van alle laatste nieuwtjes, maar gaat te weinig in de diepte. Het boek is interessant omdat de auteur duidelijk maakt op welke wijze de recente neurowetenschappelijke inzichten in verband met het geheugen en de vroegste relatie tussen moeder en kind de psychoanalytische praktijk kunnen inspireren.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden