Een essay over ‹De man Mozes›
Samenvatting
Pieter van den Berg, bekend van eerdere studies en voordrachten over Freuds werk over Mozes, heeft zijn gedachten geformuleerd in een essay waarvan de inleider, Hajo G. Meijer, lid van de politiek kritische groep Een Ander Joods Geluid, de volgende typering geeft: ‹Dit kleine boek heeft het in zich. Het is weliswaar klein van formaat maar in de eisen die het aan de lezer stelt is het zeker groot te noemen.›
Bespreking van
Pieter J. van den Berg (2012). Freud, Moses und die monotheistische Religion — Ein Essay. Berlijn: Frank & Timme. ISBN 978 3 86596 446 5, 105 pp., € 15,95
Deze indruk stemt overeen met de verwachtingen die men van de auteur mag hebben, gezien zijn achtergrond en belangstellingssfeer: behalve dat hij psycholoog en psychoanalyticus is, studeerde hij Hebreeuws, Babylonisch en archeologie van het Midden-Oosten; studies die hem bij uitstek toerusten voor dit gecompliceerde onderwerp. Toch is deze publicatie allerminst zwaarwichtige literatuur. Integendeel, zij biedt de lezer een keur van spannende en actuele informatie. Niet alleen behandelt de auteur de beweegredenen van Freud om zich tegen het eind van zijn leven opnieuw uitvoerig te verdiepen in de mythische dan wel historische figuur Mozes, nadat hij vele jaren eerder zijn kunsttheoretische beschrijving van het beroemde Mozesbeeld van Michelangelo in de kerk van San Pietro in Vincoli te Rome had voltooid. Van den Berg gaat ook in op de gedifferentieerde wijze waarop Freud bij diverse andere gelegenheden schrijft over zijn eigen joodse identiteit. In het voorwoord uit 1934 bij de Hebreeuwse uitgave van Totem en taboe schrijft Freud als ‹auteur, die de heilige taal niet verstaat›: ‹Zou men hem vragen wat er nog joods aan hem is, als hij al dit gemeenschappelijks met zijn volksgenoten [oorspr. tekst: ‹Volksgenossen›] heeft opgegeven, dan zou hij antwoorden: nog zeer veel, waarschijnlijk de essentie. Maar deze essentie zou hij thans niet in heldere woorden kunnen uitdrukken. [...] Maar de auteur hoopt dat de lezers zijn overtuiging zullen delen dat onbevooroordeelde wetenschap de geest van het nieuwe jodendom [accentuering PvdB, p. 22] niet vreemd kan blijven› (Freud 1934, p. 17). De vergelijking tussen Freud en Mozes ligt voor de hand. Mozes, de man die het Joodse volk uit de Egyptische slavernij door de woestijn naar het beloofde land voert, en Freud die de mensheid verlost van taboes en religies, door hem getypeerd als ‹vermetele pogingen de uiterlijke schijnwereld door de innerlijke wenswereld te overmeesteren›. De diepere betekenis is verbonden met het motto dat Freud aan De droomduiding meegeeft: ‹Als ik niet de hemel kan bewegen dan zal ik de onderwereld in beroering brengen.›
In dit geval gaat het om zijn poging de oorsprong van het antisemitisme, als neurotisch fenomeen, op te sporen in de onderwereld van de geschiedenis met zijn verdrongen traumata. Freud tracht in deze laatste jaren van zijn leven het raadsel van het antisemitisme geheel volgens zijn methodiek te ‹duiden› en het daarmee zijn bestaansgrond te ontnemen. Is het een poging het steeds extremere vormen aannemende antisemitisme af te wenden door de joodse identiteit van ‹de man Mozes› op wetenschappelijke gronden in twijfel te trekken? ‹Wij zullen ons nu aan een conclusie wagen: als Mozes een Egyptenaar was en hij de joden zijn eigen religie doorgaf, was dat de religie van Ichnaton, de Aton-religie, naar Aton, de zonnegod› (Freud 1939, p. 339). Mozes is een Egyptenaar.
Omgeven door de niet meer te loochenen naziterreur tegen joden, zet Freud zijn Mozes-werk voort, maar in verhulde taal, om niemand in gevaar te brengen, ook de psychoanalyse niet. Pas na zijn gedwongen emigratie naar Londen in 1938 kan hij vrijuit spreken en schrijven. Daar dicteert hij kort voor zijn dood het laatste deel van het uit grotere en kleine fragmenten opgebouwde werk aan zijn dochter Anna. Het is de verdienste van Van den Berg dat hij enkele van Freuds beschikbare bronnen van paleoarcheologie in zijn beschouwingen betrekt en veelzeggende citaten uit Freuds door belanghebbende groeperingen ‹geheimgehouden› briefwisseling aanhaalt. Tegelijkertijd actualiseert hij Freuds werk door het aan te vullen met recente publicaties op het terrein van archeologie, evolutieleer, ethologie en geschiedschrijving. Hij schroomt daarbij niet de controversen naar voren te halen die hun invloed hebben op de psychoanalytische organisatie als geheel en die vanzelfsprekend niet beperkt zijn tot het Nederlandse taalgebied, zoals de relatief recente publicaties van Eddy de Klerk (2004) en Hans Reijzer (2008). Maar ook wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon: Van den Berg haalt in dit verband de in 1920 in Den Haag gehouden voordracht aan van Theodor Reik (1923) waarin dezelfde problematiek aan de orde wordt gesteld. Het essay van Van den Berg ademt een niet-alledaagse kennis en eruditie; men zou wensen dat analytici vaker culturele wegen als deze inslaan.
Literatuur
- Freud, S. (1934). Voorwoord bij de Hebreeuwse uitgave [van ‹Totem en taboe›]. Werken 6 (p. 17). Amsterdam: Boom.
- Freud, S. (1939) [1934-1938]. De man Mozes en de monotheïstische religie. Werken 10 (p. 320-443). Amsterdam: Boom.
- Klerk, A. de (2004). Kastrationsangst und die Beschneidung Neugeborener. Psyche, 58, 464-470.
- Reijzer, H. (2008). Het gevaar van de Joodse erfenis: over Freud en de psychoanalytische beweging. Amsterdam: Prometheus-Bert Bakker.
- Reik, Th. (1923), Der eigene und der fremde Gott — Zur Psychoanalyse der religiösen Entwicklung. Wenen: Internationale Psychoanalytische Verlag.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden