Winnicott, steeds kinderarts en psychoanalyticus
Samenvatting
Reading Winnicott is een bundeling van sleutelteksten uit diens omvangrijke oeuvre, gepubliceerd in de reeks ‹Reading …› en het is interessant omdat het zijn belangstelling voor psychoanalytische concepten onmiddellijk laat aansluiten bij zijn pediatrische observaties van jonge kinderen.
Bespreking van
Lesley Caldwell & Angela Joyce (2011). Reading Winnicott. New Library of Psychoanalysis Teaching Series. New York/Hove: Routledge, ISBN 978 0 415 41594 1, 282 pp., £ 23,99
De kinderarts spreekt in alle hier uitgekozen geschriften, maar daarnaast is het zijn authentieke belangstelling voor het alledaagse in het leven, de kleine dingen die elkeen kent en als vanzelfsprekend aanneemt, die Winnicotts bijdragen een unieke en onvergankelijke plaats geeft in de psychoanalytische theorieën. Winnicott zelf gaf echter aan dat het in de studie van de psychose was dat hij de psyche van het jonge kind theoretisch leerde begrijpen. Het is deze interne dialoog tussen beide aspecten van Winnicotts professionele identiteit — kinderarts en object-relationele psychoanalyticus — die in dit boek overtuigend is neergezet.
Bovendien is het een waardevol boek door de ambitieuze opzet van de samenstellers om Winnicott te bespreken in het licht van psychoanalytische geschriften van tijdgenoten en van hedendaagse auteurs. Ze geven in hun enthousiaste inleiding weer hoe het herlezen van klassieke teksten voor henzelf een gelegenheid was om analytische concepten te herpositioneren en herdenken door ze op te nemen in de historische context en evolutie van de (hoofdzakelijk) Britse psychoanalyse. Op die manier belichten ze de evolutie van Winnicotts denken als het proces van een gepassioneerd clinicus in een woelige en vruchtbare periode van vernieuwende ideeën.
Het boek vangt aan met een biografie van Winnicott en zijn relatie met de belangrijkste psychoanalytici die hem beïnvloedden, met andere die zijn inzichten verder uitwerkten, en ten slotte analytici met wie hij levenslang worstelde en soms pijnlijk van mening verschilde. Met name zijn theoretische verbondenheid en dialoog met Melanie Klein worden in het boek goed geïllustreerd. Het gaat hier om een waarlijk individuatie-separatieproces: hij was Klein erkentelijk en had bewondering voor deze grote dame (nooit zijn psychoanalytica, doch wel zijn eerste supervisor voor kinderanalyse), doch ook groeiende kritiek. Voor de kinderarts Winnicott deed de door Klein vooropgestelde aangeboren fantasmatische capaciteit van het kleine kind tekort aan de rol van de omgeving. Tot 1951 kan men Winnicott een toegewijd kleiniaan noemen, maar in hun latere discussies onderscheidt hij zich meer nadrukkelijk van haar denken. Na de vinnige discussies tijdens de oorlog tussen Melanie Klein en Anna Freud volgden de meer getemperde meningsverschillen tussen Winnicott en Klein, die van even groot belang waren voor de vormgeving van de hedendaagse psychoanalyse. Tot aan zijn dood in 1971 werkte hij verder in de kleiniaanse object-relationele traditie, doch met de eigen klassieke accenten en vernieuwingen. Het is ook interessant en minder bekend dat Klein eveneens door Winnicott beïnvloed werd: zo wordt haar paper On the sense of loneliness als een antwoord op The capacity to be alone begrepen.
De invloed van Ferenczi op Winnicott (evenals die van Balint, tijdgenoot en eveneens lid van de Middle Group rond Winnicott) komt in dit boek goed uit de verf. De paper uit 1954, Metapsychological and clinical aspects of regression within the psycho-analytical set-up, is een opvallend moderne getuigenis van de noodzakelijke actieve analytische houding bij borderlinepatiënten: ook vandaag nog een didactische referentietekst door zijn duidelijke uiteenzetting van theoretische en daaruit volgende klinische aanpassingen.
Er was ook een contact met Lacan, met wie Winnicott vanuit de IPA in correspondentie was na de splijting van de Parijse psychoanalytische vereniging. Hoewel beiden fundamenteel van mening verschilden is de ‹stade du miroir› van Lacan (1949) voor Winnicott een werkbaar concept geworden. Ook Carl Jung genoot Winnicotts intellectuele aandacht.
De indeling van het boek volgt vier lijnen: [1] de relationele omgeving en de plaats van infantiele seksualiteit, [2] agressie en destructiviteit, [3] illusie en transitionele fenomenen en [4] theorie en praktijk van psychoanalyse met volwassenen en kinderen. Een selectie van veertien teksten, niet altijd de meest bekende, beoogt de evolutie van zijn denken in deze vier verschillende domeinen aan te tonen.
Winnicotts versie van het primaire narcisme, de illusie van omnipotentie, verschilt van die van Freud en keert vernieuwend terug in zijn gehele oeuvre: de baby leert de externe wereld eerst kennen via een primaire creativiteit. De rol van het externe object door de ‹handling›, en later de ‹holding› zijn cruciaal. De samenstellers verklaren het onderscheid tussen ‹containment› (Bion) en ‹holding›, begrippen die beide heren gelijktijdig toelichtten op het IPA-congres van 1962: ‹containment› veronderstelt een baby die kan projecteren, dus een primitief begrip van de ‹ander› heeft, terwijl ‹holding› verwijst naar het bewerkstelligen van een gevoel van ‹going on being› bij de baby door het primaire object. De verdere ontwikkeling van ‹transitionele objecten en fenomenen› en ‹true and false self› volgt in dit spoor.
Het werk laat goed de evolutie zien van Winnicotts denken vanuit de observatie van de reële baby en het primaire object (meestal de moeder). Winnicott is een echte onderzoeker: voor de honderden consultaties met jonge kinderen en hun moeders stelde hij een eenvoudige ‹set situation› (1941) op, een observatiemethode die hem in staat stelde de vroege ontwikkeling van de psyche te beschrijven. Ondanks de toenemende complexiteit van zijn oeuvre grijpt hij steeds terug op deze initiële uitgangssituatie. De therapeutische consultaties door een analyticus, die zo eenvoudig en vanzelfsprekend lijken, tonen duidelijker hun diepgang en therapeutische kracht als ze geschetst worden vanuit de opbouw van de baby-observatie en gestoeld op de Winnicottiaanse concepten.
Het is een plezier dit boek te lezen omdat men door de wijze van presentatie opnieuw de levendige figuur van Winnicott ontmoet. De artikels zijn vaak gebaseerd op een voordracht, waardoor men zich onder de toehoorders waant en goed de grondige opbouw van het denken kan volgen, dat echter spaarzaam geïllustreerd wordt door klinisch materiaal. Zo beantwoordt het aan de bedoeling van de samenstellers, namelijk een hernieuwd en fris contact met het denken van Winnicott te bewerkstelligen. Zijn didactische capaciteiten, waarvan hijzelf vond dat ze onvoldoende gewaardeerd werden in de British Society of Psychoanalysis (waarvan hij tweemaal voorzitter was), zijn opvallend vlot en in staat om ook lezers van nu mee te nemen in een ogenschijnlijk eenvoudig en tijdloos rijk universum.
Het is natuurlijk gewaagd te proberen een oeuvre dat in vijftig jaar geschreven is, weer te geven aan de hand van enkele teksten. Vooral in één opzicht is de keuze geslaagd: aantonen dat een auteur vaak van het begin af de ‹waarheid› kent vanuit een intieme overtuiging, doch de tijd moet krijgen deze te ‹publiceren› in bioniaanse zin en zo naar buiten te brengen in de openheid van het bewuste.
Nochtans frustreert het werk soms door de summiere verwijzingen naar andere niet-gepubliceerde teksten van Winnicott of van door hem beïnvloede auteurs, en blijft de lezer naar ‹meer› verlangen.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden