Antoon Vergote (1921-2013)
Samenvatting
De psychoanalytische gemeenschap van België, en meer in het bijzonder de Belgische School voor Psychoanalyse, verloor op 10 oktober 2013 met het heengaan van Antoon Vergote (gepromoveerd theoloog, 1950, en filosoof, 1954), een van zijn belangrijkste vertegenwoordigers en pioniers van de voorbije halve eeuw. Hij was niet alleen de meest drijvende kracht onder de oprichters van deze vereniging, hij was ook een eminent clinicus en psychoanalyticus die vele analysanten heeft geholpen de analyse mogelijk te maken, en supervisor voor vele opleidelingen. Ook volleerde analytici gingen nog bij hem te rade over de moeilijkste en meest gecompliceerde casussen. Ten slotte was hij ook een veelgevraagd spreker in binnen- en buitenland en publiceerde hij menig spraakmakend boek alsook vele wetenschappelijke studies over de psychoanalyse in internationale tijdschriften.
Om het belang van Vergotes werk op gepaste wijze toe te lichten moet ik eerst een korte schets geven van zijn opleiding en van de start van zijn academische opdracht aan de Universiteit van Leuven om daarna kort zijn bijdrage aan de psychoanalyse in het licht te stellen (zie ook Olemans 2012 en Lecuit 2007).
In 1954 kreeg hij van de toenmalige decaan van de Faculteit psychologie en pedagogische wetenschappen, de destijds internationaal bekende Joseph R. Nuttin (1909-1988), de opdracht om in deze nog jonge faculteit het domein van de godsdienstpsychologie te ontwikkelen. Hij accepteerde, maar stelde als voorwaarde dat hij eerst de nodige psychologische en antropologische vorming kon opdoen in Parijs, destijds het internationale mekka van de menswetenschappen. Tussen 1954 en 1958 volgde hij colleges en seminaries op het gebied van de ontwikkelingspsychologie (Piaget, Wallon en Zazzo), de wijsbegeerte (Hyppolite, Koyré en Kojève over Hegel; Merleau-Ponty; Ricoeur), de empirische psychologie (school Piéron), de linguïstiek (Guillaume) en de culturele antropologie (Lévi-Strauss). Van het grootste belang was echter zijn vorming in de psychoanalyse. Hij is in analyse geweest bij Jacques Lacan en beleefde volop de vernieuwing in de psychoanalyse die onder diens impuls tot stand kwam in Parijs. Hij werd lid van de in 1953 opgerichte Société Française de Psychanalyse, die zich toen losmaakte van de IPA-geleding de Société Psychanalytique de Paris, op grond van fundamentele meningsverschillen over de opleiding, vooral over de toegang tot de opleiding voor niet-medici, en over de menswetenschappelijke inbedding van de psychoanalyse, in de geest van Freud (1926). Tot slot, onder meer in dialoog met zijn vrienden Schotte en De Waelhens, verdiepte hij zich in de fenomenologische psychiatrie (Binswanger, Jaspers, Kuhn), in het groeiende oeuvre van Lipót Szondi over de Schicksalsanalyse en in de wijsgerige antropologie van Heidegger en Husserl, hem reeds vertrouwd, vanuit zijn basisstudie en dissertatietijd in de wijsbegeerte.
Na vruchteloos overleg met de toen nog jonge Belgische Société Belge de Psychanalyse (in de jaren vijftig nog een lokale afdeling van de Société Psychanalytique de Paris) om ook in België de krachten te bundelen om de psychoanalyse open te stellen voor niet-medici en meer te doen aansluiten bij de menswetenschappen en de filosofie, stichtte hij in 1965, samen met onder meer Jacques Schotte, Herman Piron, Jean-Claude Quintart, medici, en met Winfred Huber, psycholoog, en met steun van filosoof De Waelhens, de Belgische School voor Psychoanalyse. Het gezamenlijke boek met Huber en Piron uit 1964 is hiervan het programmatorische manifest. Hij zette zich zijn leven lang in voor de kwaliteit van de opleiding, voor de interne organisatie in de open geest die hij meebracht van de oorspronkelijke lacaniaanse vernieuwing, alsook voor de theoretische onderbouwing van de psychoanalytische praktijk. Centraal voor hem stond de retour à Freud en de permanente interdisciplinaire dialoog tussen de psychoanalyse en de diverse menswetenschappen. In zijn hele oeuvre is de talige visie van de vroege Lacan op het psychisch functioneren een richtsnoer, niet de latere dogmatische en solistische Lacan. Getuige hiervan het boek uit 1964 maar ook de vroege onderzoeksgerichte tekst over het symbool (Vergote 1959), geheel in de geest van het discours de Rome van Lacan (1953). In 1988 zorgt hij samen met jongere collega's van de School voor een nieuw, geactualiseerd overzichtswerk over de psychoanalyse.
Zijn centrale werk is ongetwijfeld het boek uit 1978, Dette et désir, waarin hij resultaten van zijn godsdienstpsychologisch onderzoek samenbrengt met grondinzichten uit de psychoanalyse en de wijsgerige antropologie. In de geest van Freuds metafoor van het gebroken kristal toont hij aan dat de extreme uitingen van godsdienstbeleving zowel psychopathologische als geestelijk gezonde varianten kennen. Langs de weg van de gevalsbeschrijving tracht hij duidelijk te maken wat volgens hem de basisdimensies zijn van de (cultureel) christelijke benadering van de verhouding tussen de mens en ‹zijn› God: begeerte (naar het model van de hysterie en de mystiek), en schuld en verschuldigd zijn (naar het model van de religieuze dwangneurose — de scrupulositeit — en het streven naar perfectie).
Tot op hoge leeftijd bestudeerde en becommentarieerde hij het werk van Freud. In 1997 publiceerde hij, in een werk over de sublimatie, zijn inzichten over de verhouding tussen het driftmatige in de mens en diens grote culturele voortbrengselen, vruchten van de ‹vergeestelijking› van de driften, namelijk de religie, de kunst en de filosofie. Ook de problematiek van de psychose bleef hem intrigeren. Getuige hiervan is zijn laatste boek over de psychoanalytische benadering van een intrigerend geval van schizofrenie (Vergote 2011). Het is tegelijk een originele theoretische bijdrage én een laat eresaluut aan zijn vriend, de filosoof Alphonse De Waelhens, die zich eertijds grondig had verdiept in de dynamiek van de psychose vanuit een fenomenologisch-psychiatrisch en psychoanalytisch perspectief.
Literatuur
- De Waelhens, A. (1972). La psychose — Essai d'interprétation analytique et existentiale. Parijs: Nauwelaerts.
- Freud, S. (1926). Die Frage der Laienanalyse — Unterredungen mit einem Unpartaiïschen. Gesammelte Werke XIV (p. 207-296). Frankfurt: S. Fischer, 1972.
- Huber, W., Piron, H. &, Vergote, A. (1964). La psychanalyse, science de l'homme. Brussel: Charles Dessart. (Nederlands 1966: Psychoanalyse, wetenschap van de mens. Antwerpen: De Nederlandsche Boekhandel).
- Lecuit, J.-B. (2007). L'anthropologie théologique à la lumière de la psychanalyse — La contribution majeure d' Antoine Vergote. Parijs: Cerf.
- Olemans, D. (2012). Theologie en psychoanalyse in het oeuvre van Antoon Vergote. Bijdragen — International Journal in Philosophy and Theology, 73, 55-84.
- Vergote, A. (1959). Le symbole. Revue philosophique de Louvain, 57, 197-224.
- Vergote, A. (1978). Dette et désir — Deux axes chrétiens et la dérive pathologique. Parijs: Seuil.
- Vergote, A., Moyaert, P. (red.) (1988). Psychoanalyse — De mens en zijn lotgevallen. Kapellen: Pelckmans.
- Vergote, A. (1997). La psychanalyse à l'épreuve de la sublimation. Parijs: Cerf.
- Vergote, A. (2011). La psychanalyse devant la schizophrénie. Parijs: Cerf.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden