Een kleine genealogie van de doodsdrift
Samenvatting
Wanneer Donald Winnicott in 1952 aan collega-analyticus Roger Money-Kyrle toevertrouwt dat hij in de introductie van de doodsdrift ‹wellicht Freuds enige blunder› ziet, is hij slechts één van de zovelen die Freuds enigmatische concept genadeloos afbranden (Rodman 1987, p. 42).1 Van meet af aan kende het doodsdriftconcept immers meer tegen- dan voorstanders. En de eerste groep werd met de jaren alleen maar groter. Critici verwensen de doodsdrift als een ‹monsterlijk gedrocht› en een non-concept dat de psychoanalytische theorie en praktijk beter arm dan rijk zijn (Laplanche 1970, p. 184). Toch heeft massieve tegenstand Freud niet verhinderd om het concept vanaf Aan gene zijde van het lustprincipe (1920) tot en met het postuum verschenen Hoofdlijnen van de psychoanalyse (1940) onverstoord te hanteren. Dit maakt het onmogelijk om de doodsdrift weg te wuiven als een lapsus of een exclusief neologisme. Integendeel, we zien hoe Freud het concept in de jaren 1920 — samen met het oedipuscomplex en de tweede topica (Boven-Ik, Ik, Es) — stevig verankert in zijn metapsychologie en hoe hij de doodsdrift gaat beschouwen als een onvervreemdbaar ingrediënt van zijn denken. Toch blijft de doodsdrift ook vandaag voor vele psychoanalytici een onverteerbare rest, een nutteloze franje en het psychoanalytische Fremdkörper bij uitstek. Redenen te over om de vraag te stellen naar zowel de metapsychologische als de klinische status en relevantie van Freuds concept.2
Onbeperkt toegang tot het online archief?
Wilt u dit artikel en alle andere artikelen in het archief onbeperkt kunnen lezen?
Log in of neem een abonnement.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden