De kracht van het verhaal
Samenvatting
Op de laatste redactievergadering van dit tijdschrift waarbij Michel Thys aanwezig was, werd het manuscript van zijn De fascinatie voor trauma besproken. Michel verliet de kamer. Zijn eigen werk werd immers besproken. Hij kon dus toen nog niet horen dat de redactie het ongebruikelijke verzoek aan mij (een redactielid) deed om mijn redactiecommentaar uit te werken tot een kort essay.
Het slachtoffer en de dader
‹Ik moet je een klein detail vertellen›, zegt de Nederlandse schrijver en socioloog Gerhard Durlacher (1928-1996):1
Wij stonden op appel en er was een Tsjechische jongen ... Het was denk ik juli, augustus '44, toen al die Hongarentransporten aankwamen. Honderdduizenden liepen daar naar de gaskamers en een van onze jongens zag zijn ouders lopen en werd op dat moment totaal gek. Hij ging zingen, brullen, niet huilen, maar zingen, krijsend zingen, veel te hoog, veel te licht was zijn stem. Een soort hysterische ... hij werd doodgeschoten. Het drong tot hem door wat er gebeurde. Toen hij zijn ouders bij dat transport zag, ging het mis. Als je emotioneel toeliet wat er gebeurde, werd je gek. Geen wonder dat wij een gordijn ervoor gelaten hebben. Had je dat instinct niet gehad, dan was je weggeweest. Als je een beetje een gevoelsleven had en het goddelijke gordijn viel niet neer, dan was je er geweest.
Bij het zien van zijn ouders valt bij de Tsjechische jongen de ultieme bescherming weg. Het zelfverlies is fataal; een moment later is hij er ook fysiek geweest. Gerhard heeft het kamp overleefd. Jeugdige kracht, geluk en toeval hebben daarin vast de hoofdrol gespeeld, maar ook nog iets anders. In termen van Durlacher: het instinctief neerlaten van het gordijn. En in termen van Michel Thys: de fascinatie.
In de fenomenologische opvatting van Thys is fascinatie ‹de toestand van het bijna tot niets verschrompelde subject dat geheel dreigt op te gaan in een terroriserende objectaliteit›. In zijn gedachtegang is in traumatische situaties het fascinerende object het laatste houvast dat bescherming biedt tegen zelfverlies. Voor het overige is ‹nagenoeg elke psychische dynamiek stilgevallen›, ‹de psychische verarming [gaat] zo ver dat er van het subject nauwelijks nog iets overblijft›, ‹het Ik, het psychische, ondergaat een «verdinglijking», wordt geontpsychiseerd [...] «gedementaliseerd».› Bijna tot niets verschrompeld, nauwelijks nog iets, nagenoeg stilgevallen. Er blijft dus wat over (bij Thys: de fascinatie) en daarom spreek ik niet van ‹gedementaliseerd›, maar van ‹gedysmentaliseerd›. Een verschil van een paar letters, maar het verschil is essentieel.
Als we uitgaan van ‹gedementaliseerd›, is het mentaliseren tenietgedaan. ‹Dysmentalisatie› wil echter zeggen: er is een verstoring opgetreden in het mentaliseren, een verstoring die adaptief kan zijn. We luisteren naar Durlacher:
De gezichten van medegevangenen die weet ik nog precies, maar een SS'er recht in de ogen kijken, dan kon je onmiddellijk worden doodgeschoten, dat kon niet, dat was je dood. Naast zijn gezicht keek je, niet in zijn ogen. Je zorgt dat hij niet zag dat je keek. Kijk, niemand van ons zou nog leven als we niet geleerd hadden om toneel te spelen. Als we niet geleerd hadden te doen alsof we keihard werkten, en dan op adem komen als de bewaker zich even omdraait. Dat soort herkennen van signalen, dat is belangrijk geweest.
De vaardigheid in dit herkennen van signalen vereist een alert zijn en blijven op je eigen doen en laten en op dat van levensgevaarlijke anderen (dag in dag uit, van vroeg tot laat, in de vrieskou, regen en gloeiende zon). Ik typeer dit als een cognitieve vorm van hypermentaliseren, die staat tegenover geblokkeerd mentaliseren als het om emoties gaat: je voelt niet bij wat je denkt, je denkt niet bij wat je voelt. Een citaat van Durlacher: ‹We hebben het wel opgeslagen maar niet toegelaten. Niet het besef ervan. Waarschijnlijk neem je het wel op, je noteert het wel, maar wordt die notatie niet door je emotionele leven gelezen.› In het dysmentaliseren van het slachtoffer is de integratie van de cognitieve en emotionele aspecten van mentaliseren verstoord: het emotionele mentaliseren is opgeschort. Eerder (Gomperts 2000) veronderstelde ik bij de genocidale dader ook een vorm van dysmentaliseren: een gespleten toestand van aan de ene kant een indrukwekkend tekort aan mentaliseren als het om emoties gaat (met als gevolg afwezigheid van de remmende werking van empathie, schaamte, schuldgevoel) en aan de andere kant een cognitief hypermentaliseren, dat nodig is voor zowel het systematisch vermoorden van gedeporteerden, het terroriseren en manipuleren van gevangenen als het zich handhaven in de slangenkuil van de genocidale hiërarchie. Buiten de genocidale kaders en in normale tijden is dit dysmentaliseren terug te vinden bij de kwaadaardige narcist. Ook onder de gemeenschappelijke noemer van de term dysmentalisatie zijn genocidale dader en slachtoffer uiteraard niet gelijk: bij de dader gaat het om dysmentaliseren om te doden, bij het slachtoffer om te overleven.
De toeschouwer
De gebruikelijke betekenis van ‹fascinatie› (zoals bijvoorbeeld in Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal) is: ‹het fascineren of gefascineerd worden, onweerstaanbare charme, synoniem: betovering›. En van ‹fascineren›: ‹1. door de blik beheersen, verlammen: met fascinerende blik; als gefascineerd; 2. zeer sterk boeien, synoniem meeslepen, betoveren: het schouwspel fascineerde me›. ‹Fascinerend›: zeer boeiend: een fascinerende film; fascinerend vertellen.› Wat Thys onder fascinatie verstaat, gaat verder. Ik vat samen hoe ik hem begrijp: het trauma is een alles verslindend beest en de fascinatie met het trauma is, hoe gruwelijk ook, het laatste redmiddel tegen totaal verdwijnen. Thys richt zich in zijn artikel zowel op de fascinatie waarin de getraumatiseerde zelf gevangen zit als op de fascinatie die van het trauma uitgaat bij de getuigen, omstanders, toeschouwers. Mijn aandacht gaat nu uit naar dit laatste, de publieke fascinatie.
Getraumatiseerd zijn velen van ons gelukkig niet, maar getuige van wat er aan gruwelijks in de wereld gebeurt, zijn we allemaal wel. We kunnen dus bij onszelf te rade gaan. Wat is bijvoorbeeld de impact van het trauma van de bootvluchtelingen uit Afrika die in oktober 2013 vlakbij Lampedusa schipbreuk leden? Was ik gefascineerd toen ik de beelden zag van hoe het eiland overspoeld raakte met overlevenden, doden, verbijstering en verdriet? In de alledaagse betekenis wel: ik was er sterk door geboeid, keek gebiologeerd, werd erdoor meegesleept. Maar ik bevond me niet (en ook niet als het ware) in het verstilde oog van de affectieve storm van de fascinatie en bij mij was ook niet nagenoeg elke psychische dynamiek stilgevallen. Zeker nu (twee maanden later) is mijn reactie beter te typeren met onverschilligheid dan met fascinatie, want ik denk er nauwelijks meer aan. Belangrijk is echter de vraag naar de relatie tussen onverschilligheid en fascinatie. Is mijn onverschilligheid met fascinatie verbonden? Heb ik haar in het tegendeel veranderd? Is mijn onverschilligheid het resultaat van verdringing, loochening? Of gaat het om lauwe onverschilligheid? De lauwe onverschilligheid van de andere kant op kijken, wat des te makkelijker gaat als het trauma (groepen) mensen treft waarmee ik me niet of in beperkte mate identificeer. In het laatste geval staat de impact van het trauma ver af van de fascinatie zoals Michel die beschrijft, het trauma komt meer als een briesje aan dan als een orkaan, meer Van Dale dan Thys.
Thys gebruikt als het grote voorbeeld van de fascinerende werking van trauma de Holocaust. Hij schrijft: ‹En al decennia lang is de mensheid nu op haar beurt gefascineerd door de «Endlösung». Van Auschwitz en andere, gelijksoortige kampen gaat een fascinerende werking uit. [...] De mens is — kortstondig of gedurende langere tijd — een gefascineerde getuige.› Thys voegt er een relativering aan toe: ‹Wij zitten dan uiteraard niet zelf verstrikt in de traumatiserende toestand en vallen bijgevolg niet in dezelfde mate ten prooi aan de daaruit voortvloeiende fascinatie als degenen die [daar] werkelijk verbleven […].› Als het om de gefascineerde getuigen gaat, schakelt Thys kennelijk terug naar de gebruikelijke betekenis van fascinatie. Mijns inziens terecht, maar daarmee komt eigenlijk zijn fenomenologische zienswijze op de tocht te staan. Als Popper het voor het zeggen heeft, dan is zijn opvatting zelfs weerlegd. Hoe het ook zij, ook als hij met betrekking tot de toeschouwer van het trauma gebruik maakt van de alledaagse betekenis van ‹fascinatie›, is een relativering op zijn plaats.
Thys presenteert als hypothese: trauma is onmenselijk, het onmenselijke is fascinerend, trauma is fascinerend. Juist het voorbeeld van de Holocaust laat echter zien dat het onmenselijke niet altijd en overal tot fascinatie met het trauma leidt. Historici hebben geconstateerd dat de aandacht voor de Jodenvervolging geen constante is. Met betrekking tot de periode waarin de genocide op de Joden ten uitvoer werd gebracht, schreef de Britse historicus en Holocaustautoriteit Ian Kershaw (1983) de fameuze zin: ‹The road to Auschwitz was built by hate, but paved with indifference› (p. 277). Geen fascinatie dus, maar onverschilligheid. Die onverschilligheid bestond ook bij de hoogste politieke en militaire beleidsmakers van de geallieerden, die toen al wisten wat de eindbestemming van de massadeportaties was. Gerhard Durlacher was in het kamp en keek naar boven, waar hij strepen aan de hemel zag: overvliegende geallieerde vliegtuigen die tot zijn ontgoocheling geen bommen lieten vallen op het kamp of de er naartoe leidende spoorwegen. Hij schrijft: ‹Het gevoel dat de wereld min of meer discreet wegkijkt, of onbewogen toekijkt, als er honderdduizenden om je heen systematisch gedood worden en je zelf weet dat elke dag dat je nog leeft een wrange grap van het toeval is, kan niet adequaat verwoord worden› (Durlacher 1985, p. 21). Hierbij is aan te tekenen dat indertijd de gaskamers bij het grote publiek onbekend waren of een gerucht. Maar van het traumatische voortraject was, als je de moed had om door te denken, genoeg te weten om gefascineerd te zijn: de sociale uitsluiting, juridische ‹ontrechting›, materiële beroving en ruimtelijke isolering van een hele bevolkingsgroep; de deportatie naar ‹werkkampen› van bejaarden, baby's, zwakzinnigen, psychiatrische patiënten enzovoort. En ook na de terugkeer van de schaarse overlevenden was de algemene reactie veelal onverschilligheid, een onverschilligheid waarvan de traumatische uitwerking op de teruggekeerden door de historicus Isaac Lipschits in 2001 is beschreven als De kleine Sjoa. De Utrechtse hoogleraar Ido Haan laat in zijn geschiedenis van de naoorlogse herinnering aan de Jodenvervolging (1995) zien dat vanaf de jaren zestig en zeventig de publieke aandacht voor het (voortgaande) lijden van Joodse overlevenden tot ontwikkeling kwam. Dit waren ook de jaren dat Nederland het oorlogstrauma ontdekte (Withuis 2002).
Ten slotte de fascinatie van de psychoanalytici of psychoanalytisch therapeuten door de getraumatiseerde overlevenden. Afgezien van enkele pioniers kort na de oorlog (meestal zelf overlevenden), volgt de ontwikkeling van hun fascinatie nauwgezet de naoorlogse geschiedenis van de aandacht voor de Jodenvervolging in de publieke opinie. Bovendien zal het orthodoxe freudiaanse denken van rond 1950 weinig geholpen hebben om vrijuit te theoretiseren over de psychische schade die een traumatische episode kan aanrichten.
Ik citeer uit Brief an eine Deutsche van Loden Vogel (psychoanalyticus Louis Tas), een toevoeging uit 2000 bij zijn Dagboek uit een kamp (p. 176). Vogel/Tas kreeg een jaar of vier na het kamp ernstige depersonalisatieverschijnselen toen hij
bij het scheren — klassiek symptoom — in plaats van mijn eigen gezicht een van uitdrukking gespeende vleesklomp zag. Er volgde een vreemde, moeilijk onder woorden te brengen en tot in het merg gaande paniek. Ik zocht er mijn voormalige analyticus voor op. Ik vertel dit om te laten zien hoe blind iedereen toen was voor de psychische betekenis van de jodenvervolging. Van de 140.000 Nederlandse joden waren er 100.000 vermoord, en ikzelf was daar met het grootste deel van mijn familie door puur toeval aan ontkomen. Een groot deel van de kennissenkring was uitgemoord, bijvoorbeeld de lieve en stoute kinderen aan wie ik les had gegeven. Maar de man duidde mijn verschijnselen zonder aarzelen als uitgestelde angst ... voor mijn kandidaatsexamen medicijnen!
Besluit
Vanuit de invalshoek van de fascinatie, geeft Michel Thys een fenomenologische beschrijving van trauma. Als ik het goed begrijp, beoogt een fenomenologische benadering op een beschrijvende manier de essentie van een verschijnsel bloot te leggen, door zonder aannames, veronderstellingen en het leggen van causale verbanden te werk te gaan. Vanuit een empirische wetenschapsopvatting (waarin het niet uitsluitend om kwantitatief, toetsend onderzoek hoeft te gaan) heb ik geleerd om steeds naar een mogelijkheid te zoeken om naar de ervaring van mensen terug te gaan, ook als het om theorievorming gaat. Schrijven doe je echter ook vanuit wie je bent. Overlevenden van gruwelijke oorlogssituaties zeggen vaak dat ze wilden overleven om te kunnen vertellen wat zich heeft voorgedaan, vooral ook omdat ze toen al wisten dat veruit de meeste van hun lotgenoten dat niet meer konden. Herdenken is luisteren naar hun verhaal en voor zover het mogelijk is, het doorvertellen opdat het niet vergeten wordt. Ik ben kind van overlevenden en hecht ook daarom veel waarde aan het verhaal. Naar mijn mening is De fascinatie voor trauma er wel wat ver van losgezongen.
Literatuur
- Durlacher, G.L (1985). Strepen aan de hemel — Oorlogsherinneringen. Amsterdam: Meulenhoff.
- Gomperts, W.J. (2000). Dyscivilisatie en dysmentalisatie — De ontsporing van het civilisatieproces psychoanalytisch bezien. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 6, 193-213.
- Haan, I. de (1997). Na de ondergang — De herinnering aan de Jodenvervolging in Nederland 1945-1995. Den Haag: Sdu Uitgeverij.
- Kayzer, W. (1995). Een liedje dat alles terugbrengt — Interview met Gerhard Durlacher. In Vertrouwd en o zo vreemd. Over geheugen en bewustzijn (p. 347-388). Amsterdam/Antwerpen. Contact.
- Kershaw, I. (1983). Popular opinion and political dissent in the Third Reich — Bavaria 1933-1945. Oxford: Clarendon Press.
- Lipschits. I. (2001). De kleine Sjoa. Amsterdam: Mets & Schilt.
- Vogel, L. (2000). Dagboek uit een kamp. Amsterdam: Prometheus (derde, herziene en vermeerderde druk).
- Withuis, J. (2002). Erkenning — Van oorlogstrauma naar klaagcultuur. Amsterdam: De Bezige Bij.
Noot
- 1.De citaten van Durlacher zijn ontleend aan een interview door Wim Kayzer (1995).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden