Poëzie … een uitweg voor de doodsdrift?
Samenvatting
De belangstelling voor de doodsdrift is in ons tijdschrift levendig en erbuiten ook: het Artis Symposium in Amsterdam op 13 juni 2014 draagt dezelfde titel. Moeten we ons zorgen maken omdat psychoanalytici in ons taalgebied zich zo actief met dit thema bezighouden? Heeft dit te maken met de existentiële crisis van de psychoanalyse?
Doodsdrift is een controversieel begrip. Dit heeft vooral te maken met het feit dat we moeilijk afstand kunnen doen van een optimistische visie op de menselijke natuur waarin agressie en destructie worden opgevat als het gevolg van frustratie en trauma, ons aangedaan door anderen. We kunnen moeilijk aanvaarden dat afgunst deel uitmaakt van onze fundamentele aard. Een eerste indruk op grond van een beperkt literatuuronderzoek maakt duidelijk dat er het laatste decennium (via Lacan) een ideeënverschuiving plaatsgrijpt. Dit is ook merkbaar bij De Vleminck, die de doodsdrift herwaardeert: een metapsychologisch volwaardig concept dat teruggaat op klinisch relevante fenomenen. Niet alleen De Vleminck maar ook Green (2002) beschouwt de doodsdrift als een nuttig en belangrijk concept. Hun beider kritiek richt zich vooral op de speculatieve argumentatie van Freud. Het concept is namelijk klinisch relevant, wat vooral door Rosenfeld (1987) en Kernberg (2009) duidelijk werd aangetoond. Green kon niet aanvaarden dat de doodsdrift een tendens is tot de complete reductie van spanning en een terugkeer naar de anorganische toestand, want de doodsdrift is niet alleen maar stil. Soms drukt de doodsdrift zich met grote heftigheid uit in bepaalde psychosomatische syndromen of psychiatrische toestanden. In tegenstelling tot de libido is er bij de doodsdrift geen sprake van suprematie noch van subordinatie of van onomkeerbaarheid. De Eros kan altijd overnemen. De doodsdrift kan ook niet los gezien worden van objectrelaties en omgeving. Zelfdestructie is niet alleen maar gericht op de vernietiging van het zelf maar heeft ook en vooral de onbewuste functie om belangrijke anderen te treffen of te vernietigen via schuldgevoelens, wraak, afgunst en triomf. Dit heeft dus weinig met het ‹Nirwana› van doen. In het andere geval, wanneer de omgeving liefdeloos reageert, kan dit een dodelijk effect hebben op het subject! Denk maar aan de onbewuste identificatie met een ‹dode moeder›. Of denk aan rouw. Metapsychologisch is rouw zich geleidelijk losmaken van de geliefde en progressief verzaken aan elk mogelijk vooruitzicht van verdere liefdevolle uitwisselingen. Rouwen houdt ook iets anders in, namelijk zich bevrijden van een thanatisch object dat zich tegen het leven en tegen plezierbeleving keert. Mijn overwegingen brengen me bij de melancholie, waar Westerink in dit nummer uitvoerig op ingaat, bij de bespreking van een latere tekst van Freud.
Metapsychologisch roept de doodsdrift nog meer vragen op: wat is haar bron, haar richting, haar doel, haar object? Heeft de doodsdrift zoals door Freud bedoeld, wel de aard van een drift? Behoudt het concept niet vooral zijn waarde als het begrepen wordt als datgene wat drijft tot sterven? Of kunnen we aansluiten bij de visie van Segal, die twee manifestaties van de doodsdrift voor ogen heeft: een haat tegen het leven versus een idealisering van rust en passiviteit? Schmidt-Hellerau (1997) toont een aantal logische inconsistenties in de metapsychologie van de doodsdrift en stelt een oplossing voor: de doodsdrift gaat vooraf aan de levensdrift, richt zich inwaarts, plaatst een minteken, streeft naar het herstel van een vroegere toestand, dwingt tot herhaling en brengt rust. Op die manier levert de doodsdrift haar bijdrage aan het interne evenwicht. Schmidt-Hellerau stelt voor om de energie van de doodsdrift een eigen naam te geven, namelijk ‹lethe› als tegenhanger van ‹libido›. Lethe verwijst naar de Griekse mythologie: Lethe, de rivier der vergetelheid aan de grens van het dodenrijk. Om het poëtisch te verwoorden: ‹Nooit drong een zonnestraal hier door, alles was gehuld in een nevel, die zonder ophouden van de grond opsteeg. Geen hanengekraai kondigde hier de komende dag aan, geen geluid van enig dier klonk in de eeuwige stilte. Het water der vergetelheid murmelde iedereen in slaap. Geen klank, geen geluid werd gehoord.›
In hun artikel over poëzie als therapie bij mentalisatieproblemen en psychose tonen Vannieuwenborg en Vermote aan hoe poëzie een uitweg kan bieden bij patiënten die in de greep zijn van de doodsdrift.
Hiermee is de toon gezet en kan de lezer zelf ontdekken hoe de hedendaagse psychoanalyse erin slaagt om de dreiging van ondergang en verval af te wenden dankzij de liefde voor de psychoanalyse. Uit de vele bijdragen zal blijken dat de jongere generatie de inspanningen van Freud onverdroten voortzet.
Literatuur
- Green, A. (2002). La mort dans la vie — Quelques repères pour la pulsion de mort. In La pensée clinique (p. 309-332). Parijs: Odile Jacob.
- Kernberg, O. (2009). The concept of the death drive: a clinical perspective. International Journal of Psychoanalysis, 90, 1009-1023.
- Rosenfeld, H. (1987). Impasse and interpretation. Londen: Routledge.
- Schmidt-Hellerau, C. (1997). Libido and Lethe: fundamentals of a formalised conception of metapsychology. International Journal of Psychoanalysis, 78, 683-697.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden