Een nieuw psychoanalytisch leerboek
Samenvatting
Thijs de Wolf, klinisch psycholoog, psychotherapeut en psychoanalyticus, speelde als docent en bestuurder een belangrijke rol in de institutionele organisatie van de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot psychoanalytische behandelingen. Zo was hij voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie en tevens van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie. Hij was jarenlang nauw betrokken bij organisatie en opleiding van de psychoanalytische psychotherapie in voormalig Oost-Europa. Hij verzorgt onder meer workshops aan de RINO Amsterdam, een leergang psychoanalyse voor organisatieadviseurs en hij is werkzaam aan de Nyenrode Business School.
Bespreking van
Thijs de Wolf (2011). Psychoanalytische behandelingen — Onderbouwing, uitleg en toepassing van diverse behandelvormen. Bussum: Coutinho. ISBN 978 90 469 0262 2, 472 pp., € 49,50
In zijn Psychoanalytische behandelingen spreekt een ervaren docent die zich bewust is van de historische betekenis van de diverse ontwikkelingsmodellen en van de organische samenhang tussen de opeenvolgende theorieën uit het psychoanalytische wetenschapsgebied. Hij weet de complexiteit van de psychische ontwikkeling te beschrijven, uitgaande van de klassieke verworvenheden van Freud en Melanie Klein en actualiseert deze vanuit de observaties van Ainsworth, met de recente toevoeging vanuit het gehechtheidsonderzoek van Target en Fonagy. Het maakt de indruk van een work in progress, waarbij De Wolf aangeeft dat dit deels een herziening, deels een uitbreiding is van zijn eerder verschenen Inleiding in de psychoanalytische psychotherapie (2002). Een volgende editie over de neuroanalyse wordt in het vooruitzicht gesteld.
Zijn boek is in een bepaald opzicht historisch te noemen. Het geeft namelijk de stand van zaken weer vlak voor de opheffing van psychoanalyse als erkende behandelingsmethode binnen de Geestelijke Gezondheidszorg in Nederland. Per 6 april 2012 heeft het College voor Zorgverzekeringen in zijn advies aan de minister ‹bekrachtigd dat voor vergoeding van geneeskundige GGZ het onderscheid tussen psychische klachten en een psychische stoornis essentieel is› en dat voor ‹bepaalde interventies› — de psychoanalyse wordt met name genoemd — ‹onvoldoende bewijs voor effectiviteit› bestaat.
In het hoofdstuk Effectiviteit van psychoanalytische behandelvormen van de hand van Saskia de Maat en Caspar Berghout wordt onderzoek beschreven dat deze effectiviteit en ook de kostenbesparende werking aantoont. Velen hoopten dat juist dit de maatschappelijke erkenning zou bieden waar ook de psychoanalyse recht op heeft. Helaas blijkt dit niet het geval te zijn.
In het boek komt naar voren hoezeer de psychodynamische diagnostiek verschilt van de statische rubricering van de DSM (DSM-IV nog in deze publicatie). De psychodynamische visie gaat uit van de samenhang tussen klachten of symptomen, de persoonsgeschiedenis, de kwaliteit van de vroegste objectrelaties en van de ontwikkeling van al dan niet conflictueuze ‹innerlijke werkmodellen›.
Het eerste deel van het boek heeft als centraal thema ‹veranderen›. Hierin worden, parallel aan de normale ontwikkeling, de veranderingsprocessen beschreven die zich in een psychoanalytische behandeling kunnen voordoen. In dat licht is de therapeutische relatie een ervaring die tot herziening van de oorspronkelijke objectrelaties kan leiden, dan wel een interactie die de voorheen ontwikkelde ‹innerlijke werkmodellen› kan corrigeren. Het gaat dan om het verschil tussen de ‹containende achtergrond-moeder› en de ‹frustrerende en gratificerende object-moeder› (p. 62). De auteur gaat op verschillende plaatsen uitvoerig in op de vraag naar de reikwijdte van de — hoogfrequente — psychoanalyse ten opzichte van — lager frequente — psychoanalytische therapie. Dit doet hij met kritische reflectie op de klassieke opvatting dat alleen de psychoanalyse zou kunnen leiden tot ‹structurele verandering›. De toegenomen ervaring van de laatste decennia met meer gespecificeerde psychoanalytische behandeltechnieken biedt een betere mogelijkheid tot gerichte indicaties. Psychoanalytische behandelingen, dus ook therapieën, blijken geïndiceerd bij persoonlijkheidsproblematiek, zowel bij conflictpathologie als bij patiënten met ontwikkelingspsychopathologie. Veel plaats wordt ingeruimd voor het onderscheid tussen het functioneren volgens de ‹equivalent mode›, door een tekort aan ‹mentaliserend vermogen› zoals bij borderlineproblematiek, en het ‹reflectief functioneren›. Met de casus van Otto, die gebukt ging onder zijn voortdurende angsten, worden dit onderscheid en daarmee de ‹structurele veranderingsmogelijkheden› van een therapie toegelicht. De structurele verandering blijkt ‹uit de reductie van klachten en symptomen› of, uitgedrukt in de soms wat technische taal: ‹Daardoor is zijn reflectief functioneren gegroeid, heeft hij gewonnen aan identiteit en is hij in staat zijn leven te plannen en te organiseren› (p. 67). Ook de prominente rol die de kwaliteit van de eerste objectrelaties speelt in de ontwikkeling van het vermogen tot mentaliseren wordt erin gedemonstreerd. Kernbergs Transference Focused Psychotherapy, de TFP, en Fonagy's Mentalisation Based Treatment MBT, komen uitvoerig aan de orde. Het Angelsaksische idioom lijkt onvermijdelijk, zoals blijkt bij het moeilijk in het Nederlands te vertalen woord ‹mind› in de betekenis van innerlijke realiteit, bijvoorbeeld in een zinsnede als: ‹hoe de mind› werkt (p. 205).
Het onderscheid tussen structurele en neurotische pathologie wordt verder uitgewerkt als basis voor het tweede gedeelte over de verschillende behandelingstechnieken. Daarbij wordt naast de klassieke indeling in psychoanalyse en psychoanalytische therapie, waaronder de recentere TFP en MBT, ook de affectfobiebehandeling van McCullough besproken, waarbij de DSM-IV-diagnostiek als stramien wordt gebruikt. De kortdurende psychoanalytische steunende therapie, KPST, voor onder meer As-I-stoornissen zoals depressies of angststoornissen, door De Jonghe1 de afgelopen vijfentwintig jaar ontwikkeld en via gedegen research getoetst, krijgt daarbij terecht veel aandacht.
Dat de hierboven genoemde medeauteurs De Maat en Berghout, van het hoofdstuk over research en bijbehorende tabellen (p. 159-176 resp. p. 427-446), niet adequaat in het colofon vermeld staan is een wel opvallende bibliografische omissie. Hun personalia worden evenmin genoemd in de rubriek Over de auteur[s]. Wel is er voor hen en voor degenen die bijdroegen aan de ‹verhelderende casuïstiek› een summiere vermelding in het inleidende dankwoord. De bijdrage van De Maat en Berghout betreft een becommentarieerd overzicht met bijlagen van belangrijk eigen onderzoek en van internationale research van verschillende psychoanalytische behandelingsvormen: een aanzienlijke en arbeidsintensieve toevoeging aan het boek; een adequate medeauteurverwijzing zou daarom op haar plaats zijn geweest.
De structuur van het boek is duidelijk: een tweedeling in overzichtelijke hoofdstukken. De helder geformuleerde tekstfragmenten worden steeds afgewisseld en didactisch geïllustreerd met fascinerende verbatim fragmenten uit real life behandelingen, uitgevoerd door ervaren psychoanalytici. Bij het lezen van en zich inleven in deze verslagen kan men van nabij de emotional evidence based2 ervaring ondergaan die ook van één enkele casus kan uitgaan.
Het boek is door zijn gelaagde opbouw, met de voortreffelijke klinische vignetten van goede didactische kwaliteit, geschikt voor psychologen en psychiaters en degenen die daarvoor in opleiding zijn, zo ook als leidraad voor docenten en coaches in de gezondheidszorg. Het is een fraai leesboek waar men met plezier ook nog uit leert, én het ligt prettig in de hand.
De vormgever heeft het stevige boekomslag de vertrouwde tinten antraciet, oranje en offwhite meegegeven van enkele andere recente nationale en internationale Freud-uitgaven.
Noten
- F. De Jonghe e.a. (2014). Handboek Kortdurende Psychoanalytische Steungevende Psychotherapie. Amsterdam: Benecke.
- Tegenhanger van het statistisch-mathematische evidence based.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden