Braziliaanse seminaries
Samenvatting
Kort na het verschijnen van zijn boek The bi-personal field: experiences in child analysis werd Ferro in 1996 uitgenodigd in Sao Paulo om aldaar psychoanalytici die zowel met kinderen als met volwassenen werken te superviseren. Het hier gerecenseerde Supervision in psychoanalysis is daarvan de neerslag en laat de lezer getuige zijn van de manier van superviseren van Ferro in de jaren negentig. Vanzelfsprekend is Ferro geëvolueerd en zou hij nu bepaalde uitspraken nuanceren.
Bespreking van
Antonino Ferro (2013). Supervision in psychoanalysis — The Sao Paulo seminars. The New Library of Psychoanalysis. Londen: Routledge. ISBN 978 0 415 58755 6, 154 pp., £ 26,99
Tijdens het lezen van het boek vroeg ik me af hoe we Ferro als supervisor het best typeren. Welke hoofdlijnen kunnen we traceren in zijn positie als supervisor van ervaren collegae-analytici?
Zoals bekend, is Ferro vooral geïnspireerd door het werk van Bion uit de jaren zestig en dan nog het meest door diens boek Learning from experience, dat hij herhaaldelijk vol bewondering vermeldt. Ferro houdt een pleidooi om elke sessie te beginnen alsof men van de patiënt niets weet en hem voor het eerst ontmoet. De analyticus dient zich nauwkeurig af te stemmen, de juiste golflengte en de juiste toon te vinden (‹being in unison with the patient›). In een toestand van rêverie stelt de analyticus zich open voor de invallen en de projectieve identificaties van de patiënt. Voor Ferro is het communicatieve aspect van projectieve identificatie essentieel: de patiënt deelt zijn ervaring met de analyticus, die dit opneemt en toelaat dat er in hemzelf een transformatieproces optreedt waarbij indrukken veranderen in spontaan opkomende visuele beelden. De artistieke kant van het beroep van analyticus impliceert dat deze visuele beelden (of reeksen van pictogrammen) verwoord kunnen worden in de taal van de patiënt op een moment dat assimilatie mogelijk is. Vooral belangrijk is dat de analyticus in contact komt met de (proto)emoties van de patiënt en zich hierdoor laat raken. Het concept ‹waak-droomdenken› dat in Cogitations van Bion ontwikkeld werd, vervult een centrale rol in het denken van Ferro. Als supervisor luistert hij naar het klinische materiaal zoals naar een droom die de presenterende collega in de loop van de jaren heeft gecreëerd. Zijn verwondering wordt geleid door enkele kernvragen: hoe komen de personages op het analytische toneel tot ontplooiing? Hoe interageren en spelen ze met elkaar? Hoe transformeren ze zich? Daarmee gaat de analyticus op een speelse manier om, hij spreekt en houdt goed in de gaten welke emotionele turbulenties door zijn spreken bij de patiënt worden gewekt. Ferro toont zich terughoudend wat interpreteren betreft. Volgens Ferro is het niet nodig om narratieve transformaties die zich tijdens de analytische sessie voordoen te interpreteren … Het is zoals een soufflé bakken: als de oven te vroeg geopend wordt zakt het geheel ineen. Er bestaan geen kant-en-klare recepten voor duiden, het is vooral een kwestie van tact en timing. Ferro kant zich tegen decoderende interpretaties waarbij men telkens opnieuw de latente inhoud achter de manifeste communicatie verheldert. Maar ook tegen klassieke overdrachtsinterpretaties, die volgens hem door de patiënt als achtervolgend worden ervaren. Duidingen kunnen het best zo onverzadigd mogelijk zijn. Na de duiding dient de analyticus zich af te vragen hoe de patiënt emotioneel reageert op de duiding en zich af te stemmen op de zeer persoonlijke manier van reageren van de patiënt. Hij beschouwt reacties van patiënten op overdrachtsinterpretaties als narratieve derivaten die vertrekken van een emotioneel pictogram of een protovisueel denkelement gecreëerd door patiënt en analyticus, dat in het veld is ingebracht. Overigens, waarom zou men duiden als de patiënt de duiding zelf kan doen? Bij Ferro is analyse dus een intersubjectief gebeuren en een proces van cocreatie van betekenissen. In het model van Ferro is de analyticus constant bezig; tegenoverdrachtsdromen tonen dat het werk ook buiten de sessies plaatsvindt. In het denken van Ferro krijgt de droom, in al zijn aspecten, een bijzondere plaats toebedeeld. De nachtelijke dromen vervullen voor de analyticus een hygiënische functie; op die manier metaboliseert hij toxische psychische inhouden afkomstig van patiënten en maakt ze onschadelijk.
De klinische gevallen die in het boek worden voorgesteld zijn niet licht. In een analyse wordt een autistisch kind behandeld dat spectaculaire vorderingen maakt, tot er een stagnatie in de therapie optreedt die Ferro wijt aan het feit dat de analytica geen kwalitatieve sprong durft te maken naar geweld en primitieve emoties (‹alsof Charles Bronson uit het verhaal zou springen en de analytica doden›). Een tweeëntwintigjarige ingenieur raakte niet geworteld in een wereld van emoties omdat er geen authentieke emotionele atmosfeer in het ouderlijk gezin tot stand was gekomen ten gevolge van het verlies van het kind vóór hem, waarover niet gerouwd mocht worden. Hebben analytici niet te veel aandacht voor tedere en delicate gevoelens? Durven we wel genoeg in contact te komen met gewelddadige en intense proto-emoties die niet genoeg verdragen werden door een moederlijke functie? Een andere patiënt, Bruno, die een oog verloor tijdens het surfen, wenst constant gefotografeerd te worden vanuit een angst om niet gezien te worden. Volgens Ferro is de evolutie van de patiënt te begrijpen omdat hij de welwillende blik en het luisterend oor van de analyticus kon verinnerlijken.
Niet alleen de invloed van de vroege Bion is overduidelijk, maar ook blijkt dat Ferro het werk van Bleger en van Winnicott goed heeft geïntegreerd.
Telkens ben ik onder de indruk van Ferro's creativiteit. Ook bij de moeilijkste gevallen vindt hij inspiratie. Als enige minpunt van het boek wil ik aangeven dat het boek abrupt ophoudt na het achtste seminar. Een terugblik met een aantal eindbeschouwingen ware welkom geweest. Verder mis ik de literatuurlijst waarin we auteurs kunnen terugvinden naar wie tijdens de supervisiezittingen wordt verwezen. Soms vinden we een literatuurverwijzing onderaan een bladzijde maar dit gebeurt niet systematisch. Al met al vind ik het boek vooral een aanrader voor wie enige vertrouwdheid bezit met het denken van Bion.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden