Na de zondeval
Samenvatting
Op het filmdoek loopt Nik Wallenda geblinddoekt over een koord gespannen tussen twee wolkenkrabbers. Tienduizend mensen kijken. Onder hem: niets. Aan het eind van het koord: een individuele topprestatie.
Verslag van
Over angst en verlangen [Amsterdam, 7 november 2014]
Zo begint de studiedag van de Nederlandse Vereniging voor Psychoanalytische Psychotherapie gewijd aan angst en verlangen.
Geïnspireerd door het gedachtegoed van zowel de existentialist Søren Kierkegaard als de Franse analyticus Jacques Lacan balanceren zeven sprekers en twee zangers op het koord van angst en verlangen boven de afgrond van de realiteit, van oneindig veel, niet-gerealiseerde mogelijkheden.
Gerrit Glas laat de geschiedenis van het denken over angst aanvangen bij de filosoof Søren Kierkegaard. Tot Kierkegaard houdt de wijsbegeerte zich bezig met het eeuwige zijn en algemene waarheid. Kierkegaard verandert het perspectief: de mens staat door zijn tijdelijkheid in een fundamentele eenzaamheid tegenover de wereld. Waarheid is vanuit de mens subjectief. Angst is bij Kierkegaard existentieel. Angst is de drijfveer tot, het verlangen naar een zekerheid, naar een subjectieve waarheid. Zo eigent de mens zich een leven toe. Gerrit Glas werkt Kierkegaards opvattingen uit op individueel, psychofysiologisch niveau. ‹Er schuurt iets in mijn maag›, vertelt zijn patiënt. In het schuren wordt de patiënt zich bewust van zichzelf. Van zijn lichaam. Hij kent er een betekenis aan toe. Hij is bang. En zo wordt hij mens. Zo constitueert angst het leven.
Paul Verhaeghe belicht de verhouding tussen angst en verlangen vanuit de psychoanalytische opvattingen van Jacques Lacan. Lacan laat de beperking, het tekort, constituerend principe voor het individuele zijn. Het mens-zijn is een beperking van al het mógelijke zijn. Vanaf onze geboorte hebben we een naam, een geslacht en een voorgeschiedenis. Lacan voert een drietal ordes in ter beschrijving van het individueren. Het Reële is de betekenisloze orde waarin alles mogelijk is en alles volmaakt. Ons lichaam is een actualisering, een materialisering van het Reële. Het driftmatige werkt in ons door. We beleven het als verlangen. We verlangen naar álles, naar het volmaakte. Maar de limiet van dat verlangen is opgaan in het volmaakte, is niet meer bestaan. Is de dood, de thanatos. Om aan de dood te ontsnappen zoeken we naar uniciteit, die we proberen te vinden in de ander. In de eros. De ander draagt de illusie van het volmaakte in zich. Deze illusie noemt Lacan de imaginaire orde: de orde waarin het volmaakte mogelijk lijkt. De symbolische orde, de orde van de taal, verstoort de illusie van de volmaaktheid. Een naam hebben betekent mens zijn, maar betekent ook méér deel uitmaken van het oneindige.
De antropologie van Lacan is aldus basaal en paradoxaal gekleurd door verlangen naar en angst voor zowel versmelting als individualisering.
Connie Palmen leest voor op het koord van de symbolische orde. Fictie is een constructie van onze ziel. In het Reële bestaat gebrek noch individualiteit. In het paradijs verdraagt Eva het volmaakte dan ook helemaal niet. Ze eet van de boom. Vanaf haar zonde is er een verschil tussen het Symbolische en het Reële. Een tekort, dat psychologisch verbonden is met verlangen, en ethisch met de wet en dus met angst. Connie Palmen leest voor uit haar nieuwe roman, die verhaalt over een liefde waarin in de omhelzing de vernietiging schuilgaat. ‹Haar zelfmoord was haar val om mij te verslinden.›
Marijn Brouwers en Marc-Peter van Dijk zingen: grootvader vertelt zijn kleinzoon dat zijn neus, net als die van de sneeuwpop, in de lente zal smelten. Grootvader creëert voor zijn kleinzoon een symbolische orde waarin de dood een dragelijk gebeuren is. De eindigheid zal plaatsvinden in de lente. Het ‹Tot stof zult gij wederkeren› wordt zo beperkt tot het verwateren van een neus. Taal troost.
De imaginaire orde — de orde van de fantasie waarin het volmaakte mogelijk is — wordt in de puberteit verstoord. Annelies Verheugt laat in haar lezing Van wie is de angst? zien hoezeer de bewonderende verbinding tussen ouders en kinderen in de puberteit verandert. Het verlangen naar de Ander — mijn kind maakt mijn droom waar, mijn vader is de sterkste, mijn moeder de liefste — maakt plaats voor de beperking van de eindigheid. De ontwikkelingsopgave van de opgroeiende puber is het zich eigen maken van een nieuwe, eigen ruimte. De ontwikkelingsopgave van ouders is het verdragen van de angstige razernij die met deze verandering gepaard kan gaan. Een nieuwe generatie moet zich vestigen op de plaats van de oude. Op het slagveld is het moeilijk uit te zoeken van wie de angst is en van wie het verlangen. Blessed is the parent who expects no gratitude for he shall not be disappointed.
Het Studentenbeven is de generale repetitie voor de volwassenheid. Met klinisch materiaal schetst Marc Hamburger de ontwikkeling naar de volwassenheid, die het vermogen tot werken, liefhebben en spelen zou moeten brengen. De ontwikkeling waarin het tekort, het niet-volmaakte, zichtbaar wordt in angst en verlangen. Bas groeide op alleen met zijn moeder. Als hij een vriendin krijgt, wordt hij angstig en jaloers. Bas heeft geen vader om ter identificatie op terug te vallen. Bas leerde het tekort compenseren door de illusie de enige te zijn. Mark werd opgevoed in een streng gereformeerd milieu. ‹Ik geloof echt dat God het mij gunt dat ik niet in hem geloof.› De imaginaire orde krijgt een nieuw vervolg.
Dorien Philipszoon vertelt over ongrijpbare angst en onstilbaar verlangen bij haar patiënten met borderlineproblematiek. Verlangen impliceert een zekere objectconstantie, een besef van wat geweest is én een vermogen tot uitstel. Borderlinepatiënten ontberen dat vermogen. ‹Ik zeg vaak mama, als ik in de auto zit›, vertelt Peter haar na maanden therapie. ‹En nu mag jij niets meer zeggen en niet bewegen›, voegt hij eraan toe. De wereld vergaat in zijn dromen. Verlangen is vaak een primitieve ongementaliseerde angst om te verdwijnen in de ander. Uitspreken vergt stilzitten. Peter ontwikkelt langzaam een woordeloos, onstilbaar verlangen naar een gehechtheidsfiguur. Een verlangen waar hij door de therapie niet meer zo bang van is.
Stijn Vanheule belicht de psychose vanuit de psychoanalytische theorie van Lacan. Freuds metapsychologie is een ontwikkelingspsychologie. Afweerlaag over afweerlaag. Therapie is lagen afwikkelen of juist opbouwen. Psychose is een niet-geslaagde compromisvorming. Lacans theorie daarentegen is een transitietheorie. Het Symbolische plaatst zich tegenover het Reële. De psychose is een niet-veranderbare verhouding van het subject met het Reële. De Symbolische orde van de taal is niet verankerd tegenover het Reële. Het betekenisloze domineert. Er is in het gevoel geen verschil tussen heden en verleden, noch tussen het zelf en de ander. De taal laat haar geruststellende werk achterwege. Marianne krijgt een dochtertje. Ze kan haar kindje niet voeden, noch verschonen. Als tiener werd Marianne verkracht. In het vasthouden van haar kleine meisje beleeft Marianne het geweld opnieuw. Zij is zelf tegelijk haar baby, de tiener van vroeger en de moeder van nu. De ordening van de taal ontbreekt. Trauma verwerken baat niet, want de kwetsing is constant. De therapie bestaat uit het vestigen van imaginaire identificaties, uit het creëren van reële angst en te bevredigen verlangen.
Een dag waar zeven sprekers en twee zangers balanceren op het koord van de taal. De taal, die — omdat hij nooit precies vastlegt hoe het moet zijn — angst en verlangen verbindt. Onder aan die toren lang geleden werd het al verteld: ‹Daarom noemde men haar Babel, omdat de Here daar de taal der gehele aarde verward heeft› (Genesis 11:9).
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden