Psychoanalyse en technocultuur
Samenvatting
Internet en cyberspace werden de voorbije decennia al onder de psychoanalytische loep genomen door pioniers als Sherry Turkle en Slavoj Žižek, die de digitale wereld als een speeltuin voor onze postmoderne, vlottende identiteit beschouwen. De eerste ziet haar als een evocatief object dat ons helpt om ons meer bewust te worden van wat ons mens-zijn betekent. Žižek attendeert ons bovendien op de virtuele aard van onze alledaagse werkelijkheid. Deze wordt immers gefilterd door objectrelaties en verkleurd door de onzichtbare bril van de overdracht, en draagt steeds de stempel van projectieve of introjectieve processen. Ook fungeert internet als een voortdurend online beschikbare en voedende schermmoeder, die een transitionele ruimte opent van binnen én buiten, gevonden én uitgevonden. Recent wijdde ik hieraan nog uitgebreide beschouwingen (2013, p. 65-89).
Bespreking van
Alessandra Lemma & Luigi Caparrotta (red.) (2014 [2013]). Psychoanalysis in the technoculture era. Hove/New York: Routledge. ISBN 978 0 415 65672 6, 134 pp., £ 28,99
Het boek Psychoanalysis in the technoculture era in de reeks Beyond the couch vertrekt vanuit een uitdrukkelijker klinisch perspectief. Hoe werken we psychoanalytisch met nieuwe technologie in de praktijk? Na een voorwoord door Peter Fonagy en een inleiding door de redacteurs volgen zeven hoofdstukken van diverse contribuanten met sterk uiteenlopende standpunten, doorspekt met verhelderend casusmateriaal. Het gaat dan over de invloed van nieuwe technologie op de analytische setting, over cyberpassie en e-rotische overdracht, over klinische controversen bij telefonische of Skype-analyse, over de invloed van nieuwe technologie op onze psychische (vooral adolescente) ontwikkeling. De bundel eindigt met een forensische bijdrage over digitale zedendelicten die in overeenstemming met Freuds theorie door onbewuste schuldgevoelens blijken ingegeven.
In het begin van het boek wordt meteen provocatief naar het Vaticaan verwezen, dat biechten via een iPhone-app verbiedt. Dit contrasteert met de verrassende vaststelling dat een derde van een steekproef (n = 62) van Britse psychoanalytici zich al aan telefonische of Skype-psychotherapie heeft ‹bezondigd›. In tegenstelling tot de oudere, computeranalfabete generatie integreren zij technologische ontwikkelingen en zijn ze niet bevreesd de analytische setting hierdoor in het verderf te storten. Wel treden ze hieromtrent niet vaak in de openbaarheid. Blijkbaar vrezen ze door het establishment of een psychoanalytisch Boven-Ik van wangedrag te worden beschuldigd. Vincenzo Bonaminio waarschuwt de conservatieve meerderheid dat ze het risico lopen te functioneren als een analoge wekker in een digitaal tijdperk (p. 97). Andrea Sabbadini gewaagt in dit verband van het verschil tussen ‹digitale immigranten› en ‹digitale autochtonen›. De laatsten zijn met hedendaagse technologie opgegroeid en gaan hier veel natuurlijker mee om.
Zeker breken diverse contribuanten in het boek een lans voor psychoanalytisch onderzoek van hedendaagse communicatie en haar invloed op ons onszelf zijn en ons samen zijn met anderen. De meeste auteurs nemen tegenover de nieuwe communicatiemiddelen een constructieve en genuanceerde houding aan. Cultuurpessimistische angsten zijn volgens hen uit den boze. Elke toename van technisch vermogen is moreel neutraal en kan zowel ten goede als ten kwade gebruikt worden. In onze geglobaliseerde wereld kan digitale technologie toegankelijkheid van psychoanalytische ondernemingen verhogen of een brug slaan naar live hulpverlening die geografisch of psychologisch (nog) te veraf ligt. Is trouwens ook de klassieke setting op de sofa met de analyticus buiten het gezichtsveld niet erg kunstmatig en sterk verschillend van andere sociale of professionele contacten? Kenmerkt het horen en zien er zich niet door telefonie en televisie? Reeds in zijn technische geschriften vergelijkt Freud de analyticus met de telefoonontvanger die zijn onbewuste op dat van de patiënt afstemt. En zou er veel veranderen aan de vermeende anonimiteit van de analyticus als men hem googelt?
Psychoanalyse is in de eerste plaats een ontmoeting met een begrijpende geest, ongeacht de ‹ruimte› waarbinnen dit gebeurt. Na een eeuw is overvloedig gebleken dat veranderingen in de setting voordelig kunnen zijn, op voorwaarde dat bepaalde technische en ethische principes worden bewaakt. We creëren een veilige omgeving waarbinnen we de grondregel installeren en empathisch luisteren met vrij vlottende responsiviteit. Psychoanalytisch werk met weerstand en overdracht moet rigoureus maar niet rigide gedefinieerd worden. Bekommernis om verdunning is begrijpelijk, maar biedt het zorgvuldig bewaken van dergelijke essentiële principes niet voldoende waarborg voor een psychoanalytisch proces?
Slechts Florence Guignard hamert op de gevaren van internet voor onze psychische ontwikkeling. Het zou borderlinepathologie doen toenemen, zorgt voor erosie van latentie(tijd) als uitstel tussen wens en bevrediging, voor teloorgang van belichaamde intimiteit, et cetera. Velen wijzen erop dat het internet ‹de-abjectiveert›. Onze binnenkant van vochten en excrementen verdwijnt. De (computer)muis baart een berg van almachtige controle, waar wensen onder andere door ontkenning van lichamelijke beperkingen onmiddellijke bevrediging vinden. Desalniettemin blijven we echter ‹goden met anussen› (p. 10).
Naar aanleiding van zijn klinische ervaring met tekst- en e-mailberichten vindt Glen Gabbard het een vergissing schriftelijke communicatie onveranderlijk als weerstand of acting-out te beschouwen. Hij herinnert aan Freuds autoanalytische correspondentie met Fliess en aan jeugddagboeken die Marie Bonaparte op de sofa van Freud analyseerde (p. 40). We moeten ons ontvankelijk opstellen voor materiaal van de patiënt. Nodeloze afwijzing dient vermeden te worden. De patiënt mag geenszins het gevoel hebben zich naar psychoanalytische ‹vereisten› te moeten plooien. Gabbard bespreekt een patiënte die in een incestueuze relatie met haar broer soelaas vond om een koude, narcistische moeder te overleven. Het internet met zijn pseudoniemen en wachtwoorden opent voor velen een afgeschermde wereld waar geheime/verboden inhouden kunnen verschijnen. Dergelijk parallel materiaal moet systematisch in de sessie gebracht worden en kan zich dan uitstekend lenen voor volbloed psychoanalytisch werk. Meer nog dan spreken tempert schrijven affect en kan het ertoe bijdragen vruchtbaar te reflecteren. In het bijzonder kan e-rotische overdracht zodoende van zinsverbijsterend potentieel worden ontdaan. De analyticus is verantwoordelijk voor het bewaken van grenzen.
De psychoanalyse behoort met een open geest de culturele invarianten van de innerlijke wereld te herkennen en te bewerken (p. 98). Voldoende zelfvertrouwen is noodzakelijk om zich vrij in een met exponentiële snelheid veranderende wereld te kunnen bewegen. Angstvallige pogingen haar maagdelijke zuiverheid te bewaren zorgen voor starheid die weinig sexy oogt voor de zo beweeglijke jongere generatie. Dit boek is onder andere een mijlpaal omdat onder het toeziend oog van gevestigde namen het licht op groen springt voor grotendeels onbetreden digitale paden. Twee en een half miljard mensen zijn momenteel online. Naar verluidt zal hun aantal tegen 2020 verdubbeld zijn. Psychoanalytici aller landen, get real!
Literatuur
- Kinet, M. (2013). Psychopathologie van het hedendaags leven. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden