Een nieuwe remedie tegen cartesiaans sciëntisme?
Samenvatting
Psychoanalytic complexity nodigt uit om gelezen te worden. De titel alleen al: wie zou de complexiteit van de psychoanalyse durven ontkennen? Wie wil er niet iets te weten komen over klinische basisattitudes? Wie wil geen therapeutisch effect bewerkstelligen bij zijn patiënten? Bij lezing van de, uiteraard lovende, kritieken op de achterflap kon mijn enthousiasme niet meer stuk. Zou dit boek ook mijn klinische praktijk kunnen beïnvloeden, zoals me werd verzekerd door de Amerikaanse collega's, hoewel geen van beiden psychoanalyticus blijkt te zijn …? Ook in het voorwoord wordt weinig aan de verbeelding overgelaten: de auteur bekent dat ‹spelen› met de in het boek weergegeven opwindende en inspirerende ideeën zijn leven heeft veranderd en hem als persoon heeft getransformeerd. Ik beken: zulke ontboezemingen maken me wantrouwig …
Bespreking van
William J. Coburn (2014 [2013]). Psychoanalytic complexity. New York/Hove: Routledge. ISBN 978 0 415 89624 5, 136 pp., £ 26, 99
De auteur vertrekt van een terechte kritiek op onze psychoanalytische voorvaderen. Deze dachten vaak sciëntistisch en cartesiaans over de psyche na. Freud geldt hierbij als illustratie van een meesterdiscours, waarbij de analyticus, vanuit een — misplaatste — overtuiging van alwetendheid en superioriteit, de analysant helpt zichzelf en zijn onbewuste te ontdekken. Deze basishouding wordt door de auteur tegenover een overtuiging van ‹ingebed zijn› (‹embeddedness›) geplaatst, waarbij de therapeut/analyticus zichzelf ziet als subject dat onvermijdelijk met zijn context is verweven. Deze ‹psychoanalytische complexiteit› bevindt zich aan dit eind van het spectrum van basisattitudes. Een cruciaal element in deze basishouding is dat onzekerheid en onduidelijkheid verdragen worden, en dus niet meteen teniet hoeven te worden gedaan door vanuit een ‹cartesiaanse angst› te kiezen voor, bijvoorbeeld, een simplistische DSM-classificatie. Echter, ook analytische concepten kunnen de status van angstremmer krijgen: de auteur illustreert hoe projectieve identificatie door de analyticus gebruikt kan worden om zijn of haar subjectief reageren op de analysant niet te hoeven onderzoeken.
Wat de auteur definieert als ‹psychoanalytische complexiteit› is, hoewel toegelicht aan de hand van complexiteitstheorieën uit andere vakgebieden, voor mij niet vernieuwend. De tien eigenschappen die hij essentieel acht in zijn benadering van de psychoanalyse vormen mijns inziens een wezenlijk onderdeel van de psychoanalytische basisethiek. Aangezien ze de ruggengraat van de visie van de auteur vormen, is het onvermijdelijk ze hier op te sommen: [1] niet aflatend respect voor de complexiteit van de menselijke ervaring; [2] onvermijdelijke contextuele verwevenheid van zowel analyticus als analysant; [3] continue beïnvloeding door onze geschiedenis, actuele toestand en omgeving; [4] de realiteit dat een therapeutisch product als effect kan hebben dat het oorspronkelijke probleem verandert, wat Winnicott al beschreef onder de noemer ‹playing attitude›; [5] ontvankelijkheid voor een onverwachte wijziging in de therapeutische dyade tussen analysant en analyticus; [6] acceptatie van onzekerheid (vgl. Keats: ‹negative capability› en Bion: ‹suspending memory and desire›); [7] een fenomenologische basishouding; [8] acceptatie van de menselijke realiteit ‹geworpen› te zijn (vgl. Heidegger), en: het opnemen van de emotionele verantwoordelijkheid hiervoor; [9] het radicaal koesteren van hoop; [10] een onderzoekende houding op basis van vertrouwen.
De drie klinische voorbeelden, waarvan er slechts één uitgebreid belicht wordt, overtuigen me evenmin. Het zijn telkens mooie vignetten, herkenbaar in hun klinische alledaagsheid, dat wel, maar ze lijken vooral het gelijk van de auteur te moeten illustreren. Dit lukt, maar toch ontgaat me de toegevoegde waarde van zijn aanpak. Ook zonder de interventies vanuit zijn gedachtegoed zou het wellicht met ‹Claire› goed gekomen zijn, op voorwaarde dat de betrokken psychoanalyticus zich rigoureus aan de basisregels van de psychoanalytische ethiek zou hebben gehouden.
Ik vind in dit boek dan ook weinig nieuws terug. De bezorgdheden zijn terecht. Inderdaad is ook een psychoanalytische therapie niet immuun voor een reductionistisch wetenschappelijk discours, maar: is er een nieuwe stroming nodig om dit te garanderen? Is het niet voldoende te blijven oproepen tot het respecteren van de basisethiek van de hedendaagse psychoanalyse? Ik ben in ieder geval niet overtuigd van de noodzaak van deze psychoanalytische complexiteits-aanpak. Terwijl ik dit neerschrijf, overvalt me enige schroom omdat ik de eruditie van de auteur niet wil onderschatten: zijn bibliografie en de filosofische citaten ogen immers indrukwekkend. Maar misschien licht de auteur wel een tipje van de/zijn sluier als hij erkent dat wat hij oorspronkelijk als psychoanalyse onderwezen kreeg, sciëntistische indoctrinatie was. Misschien is het ontwikkelen van deze theorie wel een finale afrekening met zijn leermeesters? Of verlies ik me nu zelf in een al te simplistische — verklarende — hypothese betreffende de psychische drijfveren van de auteur? Zoals Lacan al zei: ‹Gardez-vous de comprendre …›
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden