De ondraaglijkheid van hopeloosheid
Samenvatting
Toen Pandora haar nieuwsgierigheid niet meer kon bedwingen en de doos opende die ze als huwelijksgeschenk gekregen had van Zeus, kwamen alle tegenslagen en onheil die een mens kunnen treffen uit de doos en verspreidden zich over de wereld. Hoop bleef op de bodem liggen en ontsnapte pas als laatste.
Bespreking van
Salman Akhtar and Mary Kay O'Neil (red.) (2015). Hopelessness — Developmental, cultural and clinical realms. Londen: Karnac. ISBN 978 1 78220 258 5, 233 pp., £ 22,19
Deze Griekse mythe illustreert dat mensen zelfs in de meest ellendige omstandigheden hoop blijven koesteren, hoe onvoorstelbaar en irreëel dit soms ook is. Dat dit niet altijd opgaat weten analytici maar al te goed. Hoewel mensen in analyse gaan en blijven komen omdat ze hopen op een prettiger of zinvoller leven, lijkt soms zelfs het laatste sprankje hoop te zijn verdwenen, een toestand die onhoudbaar is, zowel voor de persoon in kwestie als voor omstanders. We kunnen onze eigen hopeloosheid, maar zeker ook de hopeloosheid van anderen vaak nauwelijks verdragen. Het is dan ook verwonderlijk dat er door analytici nauwelijks over hopeloosheid geschreven is. Salman Akhtar en Mary Kay O'Neil trachten die leemte op te vullen.
In Hopelessness — Developmental, cultural and clinical realms bespreekt Akhtar in het inleidende hoofdstuk de concepten ‹hoop› en ‹hopeloosheid› en geeft hij een overzicht van de literatuur. Vervolgens komen negen auteurs aan het woord over hoe hoop en hopeloosheid zich voordoen in de verschillende levensfasen, in de literatuur en in films, en natuurlijk ook in de klinische praktijk. In het laatste hoofdstuk ontwart Mary Kay O'Neil de dyade hopeloosheid-hulpeloosheid en sluit ze af met enkele concluderende opmerkingen. ‹Dat belooft wat›, dacht ik toen ik het boek in handen kreeg, zeker ook omdat ik veel waardering heb voor het werk van Akhtar.
Hij is een van de psychotherapeuten die in de bekende Symfora tapes toont hoe hij werkt. Een man met ernstige problematiek, een acteur, laat zich twijfelend en sceptisch uit over de reden waarom hij na het eerste gesprek met Akhtar toch een afspraak heeft gemaakt voor een tweede gesprek. ‹Ik begrijp wel waarom je hier bent›, zegt Akhtar, ‹je kreeg hoop in ons vorige gesprek.› Deze simpele interventie was de spijker op de kop en maakte destijds veel indruk op mij. Hoop motiveert mensen om in behandeling te gaan. Hoop is een belangrijke levensader. Het onderzoeken van hopeloosheid kan dus niet zonder onderzoek naar hoop.
Akhtar begint zijn uiteenzetting dan ook met een overzicht van de literatuur over hoop. Freud, Abraham en Erikson verwijzen slechts zijdelings naar hoop als ze hun ideeën uiteenzetten over vertrouwen in succes, optimisme en basisvertrouwen. Winnicott daarentegen spreekt zich expliciet uit over hoop. Hij bestempelt antisociaal gedrag als expressie van hoop voor zover het een poging is vroege deprivatie te repareren. In navolging van Winnicott benadrukt Akhtar dat hoop gezonde en adaptieve aspecten heeft. Onrealistische hoop heeft een sterke afweerfunctie. Het houdt de realiteit op afstand en kan manische verdringing zijn van verlies en wanhoop of sadomasochistische doelen dienen. Pathologische hoop kan ook de laatste en enige mogelijkheid zijn om een band te houden met het primaire object. Excessieve hoop voedt het narcisme en versterkt verborgen masochisme. Overdreven hoop en optimisme kunnen hopeloosheid afweren.
De term ‹hopeloosheid› zou slechts twee keer voorkomen in het volledige werk van Freud. Spitz en Bowlby zijn de eersten die aandacht schonken aan hopeloosheid. Akhtar bespreekt het onderscheid tussen hopeloosheid en hulpeloosheid. In het laatste hoofdstuk werkt O'Neil dit verder uit om uiteindelijk te concluderen dat hopeloosheid zich voordoet wanneer een of meer factoren die hoop geven afwezig zijn en de persoon overgeleverd is aan hulpeloosheid.
Akhtar differentieert tussen verschillende vormen van hopeloosheid. Zo stelt hij melancholische hopeloosheid tegenover militante hopeloosheid. Dit laatste heeft een meer agerende en sadistische component, niet zelden gericht op de analyticus. Interpretatie is noodzakelijk, maar kan schuldgevoelens genereren. Zoals dat misschien wel voor alle belevingen geldt, is een bepaalde mate van ‹normale› hoop en ‹normale› hopeloosheid essentieel voor psychische groei.
Hoewel Akhtar en in mindere mate O'Neil mij nog wel tot nadenken aanzetten, stellen de overige hoofdstukken overwegend teleur. De meeste auteurs bespreken veel uiteenlopende zaken en stippen hier en daar ook wel interessante kwesties aan, maar zeggen uiteindelijk weinig of slechts zijdelings iets over hopeloosheid. Regelmatig bekroop me de gedachte ‹Eh … dit boek gaat toch over hopeloosheid?› Slecht gekozen casuïstiek, waarin het meer gaat over hoop dan over hopeloosheid, wordt aangevuld met oppervlakkige beweringen over hoop en hopeloosheid. Zo lijkt de belangrijkste bewering van Rose Vasta, die hopeloosheid in de adolescentie bespreekt, dat het overleven van fase-gelimiteerde hopeloosheid een noodzakelijke conditie is voor de ontwikkeling van hoop. De belangrijkste conclusie van Jon Ellman is dat hopeloosheid op middelbare leeftijd verbonden is aan onvoldoende rouwen over onbereikbare wensen. Valt er niets meer over te zeggen? Een hoofdstuk over de levensfase waarin hopeloosheid niet zelden hoogtij viert, de oudere leeftijd, ontbreekt.
Sylvia Chong neemt de lezer mee in een interessante bespreking van de film Melancholia van Lars von Trier. Zij beschrijft de onontkoombaarheid van de melancholie, op indrukwekkende wijze voelbaar gemaakt door Von Trier, maar benadrukt ook het melancholisch narcisme van de hoofdpersoon. Hopeloosheid heeft wellicht ook een heroïsch aspect. Mijns inziens gaat deze film over de doodsdrift, een term die in dit boek vreemd genoeg nergens valt. Chong vraagt zich af wat films over hopeloosheid het publiek bieden.
Dhwani Shah's uiteenzetting over hopeloosheid in de tegenoverdracht kon mij het meest bekoren. Meer dan de andere auteurs gaat hij specifiek en meer diepgaand in op hopeloosheid. Hij beschrijft ermee gepaard gaande fysieke sensaties, de pijnlijke verlamming en de opmerkelijke rigiditeit en doodsheid. De tijd lijkt tot stilstand te zijn gekomen. Contact en intimiteit zijn onmogelijk. Fantasieën over een positief verloop van de analyse verbleken. In zijn klinische vignetten maakt hij voelbaar dat juist de worsteling van de analyticus met de ondraaglijkheid van de hopeloosheid de analytische ruimte weer kan openen.
Dat is wat ik mis bij veel van de andere auteurs in dit boek. De worsteling met hopeloosheid blijft buiten zicht. Ze lijken wat te gemakkelijk hun toevlucht te zoeken in het schrijven over hoop. Hoewel hoop de keerzijde is van hopeloosheid, leidt hetgeen zij naar voren brengen over hoop nauwelijks tot verrassende inzichten of prikkelende gedachten over hopeloosheid. Zó moeilijk is het misschien wel hopeloosheid te verdragen, in ieder geval voor veel auteurs van dit boek.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden