Psychoanalyse tussen Wet en Verlangen
Samenvatting
In 2014 werden in België de eerste stappen gezet in de uitbouw van een wettelijk kader rond de uitoefening van psychotherapie. Het is nog onzeker welke plaats de psychoanalyse binnen dit kader zal krijgen. Temeer omdat tussen — en binnen — de psychoanalytische verenigingen de meningen verdeeld zijn. Is de psychoanalyse eigenlijk wel een therapie? Dient ze überhaupt in de reglementering van de geestelijke gezondheidszorgberoepen te worden opgenomen? En zo ja, is zoiets mogelijk zonder dat ze haar eigenheid verliest? Kortom: wat is de toekomst voor de analytische praktijk in het hedendaagse tijdperk van transparantie, meetbaarheid en evidence-based practice? Deze fundamentele vragen stonden op de agenda in een studiedag georganiseerd op 23 september 2015 door Idesça. Verschillende sprekers werden bijeengebracht in het Gentse KANTL onder de noemer ‹Klinische praktijken van de psychoanalyse›.
Verslag van
Klinische praktijken van de psychoanalyse: tussen de wet van het verlangen en het verlangen van de wet? [Gent, 23 september 2015]
Op de folder prijkte een afbeelding van Antigone. Een passende keuze, want net zoals de tragische heldin bevindt de psychoanalyse zich bij uitstek in het spanningsveld tussen het universele en het specifieke of, zoals de ondertitel op de folder het wil, ‹Tussen de wet van het verlangen en het verlangen van de wet.›
In het welkomstwoord pleitte Wim Galle evenwel voor nuance: ‹Wij kunnen niet allemaal Antigone zijn!› Jazeker, analytici hebben gelijk in hun weigering de praktijk te laten normeren en afvlakken door een ideologisch discours van ‹kwaliteitszorg›. Maar anderzijds opereert de psychoanalyticus toch ook niet in een maatschappelijk vacuüm. Voorbij de Scylla van de ideologische recuperatie en de Charybdis van de dogmatische splendid isolation moet een kritisch én constructief antwoord mogelijk zijn, een antwoord dat slechts kan uitgaan van een bevraging van de ethische positie van de analyticus zelf.
In de eerste lezing stelde Jean Claude Schotte op bevlogen wijze de situatie in zijn woon- en werkplaats Luxemburg aan de kaak. Hij getuigde van de vijandigheid die de psychoanalyse er in academische kringen ten deel valt: ‹Jullie zullen de laatste generatie zijn!› Wat is eigenlijk die ‹wetenschap›, in naam waarvan men de psychoanalyse meent te moeten verbieden? Volgens Schotte gaat het minder om wetenschap per se, dan wel om een naïef sciëntistisch discours. Het betreft veeleer een ideologisch geladen zienswijze die een eng positivistische kijk op de wereld voorstaat, en alles wat daarvan afwijkt diskwalificeert. In plaats van kritisch over zichzelf te reflecteren, zoals gangbaar is in de traditie van de menswetenschappen, stelt dit discours een oecumenische neutraliteit voorop die zelfs in de natuurwetenschappen ver achterhaald is. Men pretendeert te weten wat werkt voor welk probleem en van daaruit gaat men reglementeren. Maar ‹wat werkt› wordt bepaald vanuit een eng en tendentieus evaluatiemodel, en het ‹probleem› wordt uitsluitend gedefinieerd vanuit zijn mogelijke bedwinging. Naïef discours, inderdaad, maar verre van onschuldig.
Vervolgens bracht Sara Bergmans, lid van het Gents Gezelschap voor Psychoanalyse, een bijdrage rond de erkenning tot analyticus en de rol van de psychoanalytische vereniging hierin. Dat deze verhouding op zijn minst problematisch genoemd kan worden, is in de traditie van de psychoanalytische instellingen uitentreuren gebleken. De spreker bracht deze moeilijkheid terug tot de kwestie van de overdracht: hoe te zorgen dat de overdracht in de kuur en de overdracht in de vereniging zich niet vermengen? Het leidde tot een beschouwing over wat het einde van een didactische analyse zou kunnen uitmaken: niet het punt waarop men van een ander (de analyticus) de verlangde erkenning zou krijgen, maar de liquidatie van de afhankelijkheid van de ander, door autonoom en in volle verantwoordelijkheid de positie van analyticus in te nemen. Een persoonlijke en eerlijke bijdrage over het gevaar en het belang van imaginaire identificaties.
Samuel Lézé, professor aan de Ecole Normale Supérieure van Lyon (en enige niet-clinicus van het gezelschap), benaderde de plaats van de psychoanalyse in het hedendaagse therapeutische landschap vanuit sociologisch-antropologisch perspectief. De leer van Freud heeft altijd een excentrieke positie gekend ten aanzien van de vigerende bureaucratische instanties en dat is vandaag meer dan ooit het geval. Verrassend genoeg pleitte de spreker voor een waardering van precies die positie. Waar de psychoanalyse de marge verlaat en haar positie tracht te consolideren in bestaande maatschappelijke structuren (de universiteit, de medische wereld), daar verliest ze immers ook haar innovatieve kracht. Slechts vanuit een zelforganisatie-in-de-marge, hetgeen voor de spreker neerkomt op een militante herwaardering van de lekenanalyse, kan de erfenis van Freud haar subversieve rol behouden. Aldus luidde de conclusie van Lézé zijn provocatieve, maar ietwat academische lezing.
Na de lunch stond er een paneldiscussie op het programma, gecentreerd rond het boek De psychoanalyse, een therapie? Dit werkje van de in 2008 overleden Belgische analyticus Christian Demoulin werd onlangs door Idesça vertaald en uitgegeven. Drie panelleden (Thomas Geyskens, Filip Kolen en Vic Everaert) brachten vanuit hun persoonlijke lectuur elk afzonderlijk een aantal interessante punten aan. Zo ging het over de aard van de vrije associatie, de rol van suggestie en overreding, de verhouding tussen psychoanalyse en psychiatrie, en het begin en het einde van de analyse. Tot een echt verrijkende discussie kwam het evenwel niet en het centrale thema van de studiedag kwam niet helemaal uit de verf. Maar men kreeg wel zin om het boekje te lezen.
Vervolgens was het de beurt aan Guy Mertens, psychiater en voorzitter van de Brusselse vereniging Questionnement Analytique. Met een bijdrage getiteld Het onvertaalbare object tussen talen ontwikkelde Mertens, nota bene tweetalig, een prikkelende maar soms nogal moeilijk te volgen gedachtegang rond de verhouding tussen psychotherapie en psychoanalyse. Waar therapie een zaak is van vertalen en zin geven, probeert men in een analyse de ervaring verder te brengen. Het verschil valt samen met de overgang van een face-to-face opstelling naar het gebruik van de bank. In het eerste geval staan de betekenis van het spreken en de effecten van dit spreken op de ander centraal. In het tweede primeert de vraag naar de specifieke oorzaak van het spreken. Deze oorzaak, die per definitie niet onder woorden gebracht kan worden, is het ‹onvertaalbare object tussen talen›. Het was een voordracht waarvan ik de tekst graag nog eens had willen nalezen.
Jeroen Donckers, therapeut en orthopedagoog in De Sassepoort, mocht het programma afsluiten. Uitgaand van de vraag: ‹Hoeveel structuur verdraagt een psychisme?›, waagde hij zich aan een kritische bevraging van het begrip ‹structuur›, zoals dat in zijn domein te pas en te onpas wordt gebruikt. Hij bracht daartoe een zelfbedacht neologisme naar voren: ‹ontranding›, met nadruk op het voorvoegsel ont-, dat zowel een begin kan aanduiden (ontstaan), als een ongedaan maken (ontbinden). Kinderen met gedragsproblemen zijn geen kinderen die altijd hun eigen zin doen en daarom structuur nodig hebben. Het zijn kinderen die hun eigen zin niet kúnnen doen, omdat ze gedwongen zijn te reageren op prikkels die zich als van buitenaf aan hen opdringen. Ontranding kan hier betekenen: terugkeren, via het woord of het spel, naar een basaal psychisch punt van waaruit opnieuw een differentiatie (rand) tussen een ‹binnen› en een ‹buiten› gemaakt kan worden. Dit werk, dat een bijzondere therapeutische aandacht vergt, maakt het mogelijk dat de prikkels vanuit een andere oorzakelijkheid, en daarom als minder overrompelend, kunnen worden ervaren. Het is maar een greep uit een soms aarzelende, maar originele en inspirerende bijdrage.
Het was een welgevuld en rijk programma en naast misschien een onevenwichtigheid — men had gehoopt op iets meer concrete beschouwingen over de relatie tussen psychoanalyse en maatschappij — kan deze studiedag een succes genoemd worden. Alleszins waren de sprekers elk op hun manier trouw aan het ethische devies dat er geen antwoord mogelijk is op de opgeworpen vraagstukken zonder een fundamentele bevraging van de psychoanalyse zelf.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden