Charles Brenner
Samenvatting
Een tijdje geleden dacht ik terug aan Charles Brenner. Toen ik in 1973 met de psychoanalytische opleiding begon, was Brenner een van de Amerikaanse psychoanalytici die ook buiten ons vak een grote invloed uitoefenden. Het was een tijdperk waarin de psychoanalyse in de maatschappij een positie innam die nu nog maar moeilijk voorstelbaar is. Zo had de uitgave van Brenners An elementary textbook of psychoanalysis — in eerste instantie bedoeld voor psychiaters in opleiding — zo veel succes dat een paperbackeditie volgde, waarvan meer dan een miljoen exemplaren verkocht werden. Een herziene editie is nog steeds bij Amazon verkrijgbaar. In 1982 verscheen The mind in conflict, een boek dat in mijn ogen ook nu nog zeer lezenswaardig is, onder andere vanwege de heldere manier waarop Brenner de onvermijdelijkheid en alomtegenwoordigheid van compromisvormingen bespreekt.
Dat ik aan Brenner terugdacht, werd in gang gezet door een mail van The Neuropsychoanalysis Association met de mededeling dat aan het onderwijsdeel van hun website (npsa-association.org) zes leeslijsten toegevoegd waren, onder meer over het effectonderzoek van psychoanalyse en psychotherapie. Rondkijkend op de site kwam ik ook een aankondiging tegen van The conscious id, een van de lezingen waarmee Mark Solms de wereld rondreist. Dit keer betrof het een bezoek aan Mexico City. Solms doet in zijn lezing een poging om de inmiddels achterhaalde concepten ego en id, die Freud postuleerde in zijn structurele theorie, toch te behouden, door ze een plaats te geven binnen de huidige bevindingen rond het functioneren van de hersenen. Op Youtube.com is de versie te vinden die hij op 5 november 2011 uitsprak in New York tijdens een bijeenkomst in The New York Psychoanalytic Institute.
Solms is bezig met een nieuwe vertaling van de werken van Freud in het Engels en misschien heeft zijn conserveerneiging daarmee te maken. Maar zijn pogingen vertonen een grote mate van krampachtigheid en het was die krampachtigheid in de omgang met vertrouwde concepten, die mij aan Charles Brenner deed terugdenken.
Brenner heeft in de loop van zijn leven nooit geaarzeld om concepten af te schrijven die op basis van nieuwe data als ongefundeerd beschouwd moesten worden. In 2006, hij is dan tweeënnegentig, brengt hij een en ander nog eens bij elkaar in Psychoanalysis or mind and meaning, een bijlage van de Psychoanalytic Quarterly.
In 1994 liet hij in een themanummer van de Journal of Clinical Psychoanalysis (jaargang 3, nummer 4) bijvoorbeeld zien hoe hij afscheid nam van zijn geliefde structurele theorie: ‹ [...] the time has come to relinquish the idea that the mind is best understood as consisting of the separate structures id, ego, and superego› (p. 474).
Hij licht zijn herziene visie uitvoerig toe, onder meer waar het gaat over zaken als realiteitstoetsing en de behoefte aan logica en coherentie, die door de structurele theorie worden toegeschreven aan de integratieve functies van het ego.
‹As to the first, the theory I am proposing dispenses with the idea that one part of the mind, called the ego, has to do with one's relation to reality (= environment), while the other, the id, does not. I agree with Biven (1986) that one perceives what one can perceive, that is, whatever one's sensory apparatus permits one to perceive, and that one deceives oneself about what one has perceived in accordance with the pleasure-unpleasure principle. To put the matter in other words, every perception is itself a compromise formation. As Arlow (1969) pointed out, every conclusion one draws from the data of perception is multiple determined.
As for the ego's integrative function, a regard for logic and coherence is not, in fact, an innate characteristic of the mind, as the structural theory assumes it to be. [...] Like all similar cultural phenomena, a concern for logic and coherence is, for each individual, a compromise formation that conforms to the pleasure-unpleasure principle› (p. 484).
Brenner trekt vervolgens een aantal conclusies, die voor de meeste analytici in deze tijd vanzelfsprekend zijn:
- Je moet niet spreken over een ego, maar over een persoon en diens innerlijk.
- Conflicten verdwijnen niet, worden niet opgelost.
- Alleen de aard van de compromisvormingen in kwestie kan veranderen.
- Het concept superego leidt tot een verwrongen visie op de oorsprong en het functioneren van moraliteit.
- Er bestaan geen specifieke afweermechanismen. Dat wil zeggen: er bestaan geen innerlijke mechanismen of activiteiten die uitsluitend de afweer dienen en niets anders.
- Kinderlijke manieren van denken vormen een onderdeel van het geestelijk functioneren van iedere volwassene.
- Gezondheid en ziekte op geestelijk gebied zijn niet van elkaar te onderscheiden op basis van rijpheid of onrijpheid van denkprocessen.
- Doorslaggevend is steeds of een bepaalde compromisvorming iemand voldoende bevrediging van verlangens biedt, niet te veel gevoelens van angst of depressiviteit oproept, hem niet te veel inperkt en hemzelf of anderen niet te veel beschadigt.
Ik sta hier nog eens bij stil omdat Brenner, in tegenstelling tot Solms, een houding laat zien die in de psychoanalyse naar mijn mening te weinig vanzelfsprekend is: de bereidheid om concepten, hoe vertrouwd en geliefd ook, los te laten wanneer op basis van de beschikbare data geconcludeerd moet worden dat het betreffende concept niet meer voldoet. De onwil om onze concepten te toetsen aan de data die in de loop van de tijd binnen of buiten de psychoanalytische praktijk ter beschikking zijn gekomen, vormt in mijn ogen een belangrijke factor in de teloorgang van de psychoanalyse. In toenemende mate is er daardoor binnen ons vak sprake van theoretisch pluralisme: de een omarmt deze theorie en de ander verwerpt haar. En eenieder kent zichzelf het recht toe om aan de eigen theorie de voorkeur te geven en de daarop gebaseerde praktijk psychoanalyse te noemen. In de genoemde terugblik uit 2006 stelt Brenner dat we ons als psychoanalytici op deze manier gedragen als Humpty Dumpty uit Alice in wonderland: ‹Als ik een woord gebruik, betekent dat woord precies wat ik verkies — niet meer en niet minder.› En net als bij Alice blijven we na terugkeer uit ons wonderland uiteindelijk achter met de onbeantwoorde vraag: wie heeft wat gedroomd?
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden