Platel
Samenvatting
Alain Platel is een gerenommeerd theatermaker: hij is choreograaf, productieleider van een dansgezelschap (Les Ballets C de la B)1 en realiseerde de laatste dertig jaar zo'n twintig voorstellingen2, die wereldwijd zijn opgevoerd en veel bijval genieten. Platel ontving de laatste jaren veel officiële erkenning voor de grote invloed die hij heeft op de kunstwereld in Vlaanderen en daarbuiten. Hij kreeg onder andere een eredoctoraat aan de universiteit van Arras (2014) en aan de Rijksuniversiteit Gent (maart 2016). Er worden scripties over zijn werk geschreven. Er worden colloquia aan hem gewijd. In juli van dit jaar werd hij betrokken bij een studieweek in de befaamde reeks van Cérisy-la-salle.3 Redenen genoeg dus om even aandacht te schenken aan deze persoonlijkheid: omdat hij inspiratie vindt in het gebied waar ook de psychoanalyse die zoekt, omdat zijn werk zich ophoudt in de marge van therapie en cultuur, omdat hij refereert aan belangrijke personen binnen ons vakgebied.
Hij heeft een opleiding orthopedagogiek genoten en dat heeft een blijvende invloed gehad op de ontwikkeling van zijn werk. Rond 1980 hing er veranderingsgezindheid in de lucht, er was experimenteerdrift, men zocht een ‹andere werktaal› en dat zette aan tot kritiek tegen de vermolmde praktijken, ook binnen de podiumkunsten. Maar daar kwam een dimensie bovenop: als orthopedagoog raakte hij geïnspireerd door Fernand Deligny, een controversiële veelzijdige Franse theoreticus, pedagoog, clinicus en schrijver, die vooral bekend zal blijven om zijn reflecteren op zijn samenleven met autistische kinderen.
Platel behoort dus tot de groep die rond de jaren tachtig de muffe traditie binnen de danswereld wilde omtoveren tot iets nieuws, iets eigentijds, iets controversieels. Op dat moment lag de ballethegemonie in België bij Maurice Béjart en dus bij een gevaarloze verfijnde dans. Maar in de wereld der kunsten stoomde onderhuids een zoektocht naar een nieuw paradigma, naar een anti-orthodoxe aanpak en met name groeide de interesse voor de bewegingstaal van de zieke, van de gestoorde en bijvoorbeeld van de autist. De taal als gepolijst uitingsmiddel van de emoties en de gestileerde dans als resultaat van de studie van de verbeelde zegging van het lichaam kwamen ter discussie. Niet alleen in Vlaanderen, maar bijvoorbeeld ook in Duitsland, waar Pina Bausch revolutie maakte door haar nieuwe danstaal, verwijzend naar het alledaagse. Het nieuwe in deze visie is dat niet het mooie, dat wat af is, het gekunstelde, gepresenteerd wordt als voorbeeld van kunst, juist integendeel: de mooie taal, de geoefende beweging verstoort de zeggingskracht van het authentieke affect, is een gedresseerde opschoning en dus een teveel. De nog niet opgepoetste (dans)taal van de hysterie, van de autist, van de sprakeloze, van de beweginggestoorde, toont duidelijker, want ongecensureerd, de emotie.
Fernand Deligny (1913-1996)4 was een belangrijke inspiratiebron. Deligny vertelt in een van zijn geschriften dat door de oorlogsomstandigheden een aantal patiënten en vermist raakten uit de klinieken en dat ze na de oorlog goed en wel werden teruggevonden, ingeschakeld in een ‹normaal› leven. Laat deze zin een illustratie zijn van de extreme denkbeelden die het toen overnamen van gekaderde, maar ook afgeknotte en geïnstitutionaliseerde opvattingen. Dit zette aan tot het zoeken naar andere vormen van samenleven met ‹gestoorde› kinderen, die zich inschrijven in de loop van bewegingen, (om)wegen, landschappen, haltes, eerder dan in een symbolische, symboliserende orde, die doordat ze psychotisch is, niet werkt. Deligny werkte een tijd in de Clinique de La Borde en van daaruit trok hij naar Monoblet in de Cévennes om er met een groep autistische kinderen samen te leven. Zijn ervaringen, een aantal geschriften en een film daarover (Ce gamin-là) werden de uitgangpunten voor een alternatieve aanpak, die vooral gekenmerkt wordt door een felle kritiek op de (therapeutische en pedagogische) instituties voor ‹gestoorde› kinderen, die ‹communiceren met hun lichaam› en niet via de taal. Het is vanuit die intuïtie dat Alain Platel en anderen de nieuwe danstaal gaan ‹uitvinden›.5 Zoals gezegd heeft dit veel te maken met de toen breed veranderende tijdsgeest die opborrelde vanuit een onbehagen tegen de verstarde heersende orde. Binnen de psychiatrie experimenteerden Félix Guattari en Jean Oury met alternatieven in hun inmiddels fameuze kliniek voor ‹antipsychiatrie› La Borde. In Italië leidde Franco Basaglia een beweging voor democratische psychiatrie. Michel Foucault koppelde het proces van normalisatie aan de uitoefening van (staats)macht. Deligny beschouwde dit normalisatieproces eerder als een gegeven inherent aan elke maatschappij. En hij wilde dieper gaan en bestuderen wat ‹het menselijke aspect van de mens› wordt genoemd, dat natuurlijke deel van de mens dat niet gedomineerd wordt door taal en instituties en dat onzichtbaar blijft. Hij beroept zich op ‹de wet van de afwijkende› en daarvoor greep Alain Platel in toenemende mate naar wat genoemd werd ‹de bastaarddans›. Ook in het maakproces van een voorstelling wordt de leidraad van het vaststaande, gekende losgelaten: men begint aan een onderwerp vanuit een minimaal beschreven programma en er wordt in de groep geassocieerd, gezocht, ‹aangeweven› en men ziet wel waar men uitkomt. Er is niet één leider, geen vooraf gegeven tekst, geen uitgezet plan. De productie ontstaat in de handen van de improviserende groep.
Een voorbeeld van zijn uitgangspunten en van zijn werkwijze is te zien bij een van zijn voorlopig laatste producties, Tauberbach6. Het vertrekpunt voor Tauberbach is een project van Artur Zmijewski, die in Leipzig een dovenkoor Bach liet zingen zoals dat volgens hen klinkt. Een ander uitgangspunt voor de voorstelling is de documentaire Estamira, over een schizofrene vrouw die in Brazilië op een vuilnisbelt leeft en er een unieke manier van communiceren met haar omgeving heeft ontwikkeld. Het gaat dus over verstoorde leefwerelden. En daarbovenop zocht men naar bewegingen die ontstaan wanneer de dansers in dat stukje van hun hoofd kruipen waar de beschaving nog geen vat op heeft gekregen. Dat is het concept dat door Platel omschreven wordt als ‹bastaarddans›. De kracht van het afwijkende, van krampen en tics, van autisme en hysterie, dat is wat Platel ons keer op keer laat zien: de schoonheid van het afwijkende, de poëzie in het lelijke, de spasmen van het zelf, de oncontroleerbaarheid van het Ik, dat wat niet opgepoetst is om applaus te werven van de kant van de goede smaak. Kunst die doordringt tot in de haarvaten.
Noten
- 1.Les Ballets C(ontemporains) de la B(elgique) werd in 1984 opgericht in Gent, waar gesproken wordt van ‹de balletten›.
- 2.Een zeer mooi overzichtsboek: Platel, A. e.a. (2006). Les ballets C. de la B. Tielt: Lannoo.
- 3.Zie: http://www.ccic-cerisy.asso.fr/dansecontemporaine16.html.
- 4.Naast vele artikelen en literaire geschriften verscheen ook een omvattende impressie van zijn werk; googel naar: lna60p34.pdf.
- 5.Zelfs in de weekendfuif-dans moest men de aangeleerde pasjes afleren om een ‹eigen› ‹wilde› ‹verkrampte› danstaal op te zoeken!
- 6.Zie ook: Als woorden ontoereikend zijn, spreekt het lijf. In M. Kinet, K. Vuylsteke Vanfleteren & S. Houppermans (red.) (2015). Als het lichaam spreekt. Antwerpen-Apeldoorn: Garant.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden