Psychoanalyse en/als beschavingsarbeid
Samenvatting
Erik Smadja's Freud en cultuur is een boek dat door zijn brede en ambitieuze titel de verwachting wekt van een verrijkende en onderhoudende leeservaring. Na het boek doorgeworsteld te hebben, vond ik niet dat het aan deze hooggespannen verwachtingen tegemoetkomt. Het betreft een compacte werktekst waarbij nu eens chronologisch dan weer thematisch teksten van Freud bijeen worden gesprokkeld en van commentaar worden voorzien. Door middel van vijf hoofdstukken met tientallen titels en subtitels probeert de auteur enige structuur aan te brengen. Deze is echter niet altijd even ordelijk of doorgrondelijk. Het boek heeft meer iets van uitgeschreven cursusaantekeningen voor ingewijden dan dat het de lezer overtuigt, prikkelt of verleidt. Een eigen vertelstem ontbreekt, al heb ik wel respect voor de encyclopedische verzamelwoede die deze onderzoekthesis schraagt. De auteur is niet alleen vermaard als psychoanalyticus, maar ook als antropoloog. De stukken gewijd aan de dialoog met sociologische en antropologische tijdgenoten en nakomelingen van Freud alsook een minutieus onderzoek van diens concept Kulturarbeit vormen dan ook de pièce de résistance van dit boek. Het tracht een beeld te schetsen van Freuds persoonlijke socioantropologie. Hij extrapoleert deze antropologie grotendeels vanuit zijn ervaringen met droom en neurose uit zijn spreekkamer. Ze is ook geïnspireerd op aan Freud vooraf gaande Britse antropologen. Ten slotte put ze uit de opvattingen van Lamarck en Haeckel. Zij gingen er allebei van uit dat de wordingsgeschiedenis van het individu (ontogenese) de wordingsgeschiedenis van de soort (fylogenese) recapituleert. Deze laatste theorieën zijn inmiddels achterhaald, zodat ook die van Freud onder onophoudelijk vuur komt te staan vanuit recentere social sciences.
Bespreking van
Eric Smadja (2015). Freud and culture. Psychoanalytic Ideas and Applications. Londen: Karnac Books. ISBN 978 1 78220 208 0, 186 pp., £ 24,99
In het eerste hoofdstuk wordt de cultuur geschetst waaruit Freud afkomstig is: de Joodse, liberale middenklasse en het medisch-wetenschappelijke milieu, al waren zijn referenties systematisch Grieks-Romeins. In het Wenen van Klimt en Kokoschka, Arthur Schnitzler en Arnold Schoenberg was kunst een must voor een bourgeoisie die meende door aristocratie van de geest blauw bloed te kunnen ‹verwerven›.
In het tweede hoofdstuk worden groep en massa, beschaving en cultuur onder de freudiaanse loep gehouden. Voor Freud is zijn psychoanalyse immers niet alleen individuele, maar ook sociale psychologie (p. 21). Je hebt kleine of grote groepen, met of zonder leider. Kerk en leger zijn kunstmatige groepen waar een externe kracht wordt ingeschakeld om desintegratie te kunnen verhinderen en morfostase te bewaren en te bewaken. Groepen kenmerken zich door toename van affect en remming van het intellect. Er is een passie voor autoriteit en een honger naar gehoorzaamheid. Freuds complete formulering van groepsdynamiek wordt kort en bondig aangehaald: doelgeremde libidinale banden tussen en onderlinge identificatie met de leden en eenzelfde relatie met het object/de leider die ieders Ik-ideaal vervangt en belichaamt (p. 23). De natuur wordt beschouwd als een vijandige en ontzagwekkende kracht die getemd moet worden met het oog op veiligheid. Bestaansreden van beschaving is verdediging tegen de/onze natuur (p. 18). Beschaving behelst menselijke intellectuele activiteit die zich bevindt in drie domeinen (p. 38): de bedwinging van de natuur en de externe wereld, het zoeken naar vervangende bevrediging van verdrongen wensen, bijvoorbeeld door middel van sublimatie, en ten slotte grote instellingen en relaties die het oedipuscomplex helpen bedwingen en de libido afleiden van infantiele naar sociale investeringen. Ook nutteloze activiteiten zoals het nastreven van schoonheid, properheid of orde is belangrijk en onderscheidt beschaving van barbarij (p. 44).
In het derde hoofdstuk passeren enkele socioculturele instellingen de revue: religie, moraal, rechten en kunst. Totem- en latere religies zijn gebaseerd op een contract met de vader. Elke dode vader is een gedode. Voorafgaande ambivalentie leidt tot (ook collectief) schuldgevoel, en het superego vormt zich in identificatie met deze vader. Later in zijn werk beschouwt Freud de godsdienst als een resultaat van/oplossing voor onze vroegkinderlijke hulpeloosheid. Religie is een poging de zintuiglijke wereld de baas te zijn door middel van de nog levende wensvoorstellingen van de kindertijd. De religie houdt de mens in een permanente kinderlijke toestand (p. 63). Dat ze grote diensten verleent aan de menselijke beschaving door het temmen van asociale driften (p. 61) spreekt Freud elders tegen, want in zijn tekst over massapsychologie klinkt het als volgt: ‹Wreedheid en intolerantie voor ongelovigen zijn natuurlijk voor elke religie› (p. 63). De actuele uitwassen van bijvoorbeeld moslimfundamentalisme indachtig is dit citaat mijns inziens zeer herkenbaar. Wie zei ook weer dat meer filosofen vermoord werden door priesters dan priesters door filosofen? Verderop in het boek volgt nog een bespreking van ethiek waarbij het onder meer gaat over gewetensvorming en over collectieve moraal. Over politiek merkte Freud nuchter op dat naties zich meer door passie laten leiden dan door hun belangen (p. 69) … Puttend uit Freuds diverse publicaties dienaangaande worden kunstenaar, kunstwerk en -publiek ook door Smadja besproken.
Het vierde hoofdstuk gaat in dialoog met toenmalige en huidige sociologische en antropologische inzichten. Hier begeeft de auteur zich enthousiast, maar ook technisch en gedetailleerd op eigen, gespecialiseerd terrein. Freud had geen kennis van zijn tijdgenoten en sociologische founding fathers Emile Durkheim of Max Weber. Kritiek krijgt hij vooral omdat hij de complexiteit van sociale organisaties en relaties verwaarloost. Ook houdt hij geen rekening met het fenomeen van emergentie en een systemisch perspectief: hoe een nieuwe sociale realiteit weliswaar aan individuen ontspringt, maar er een wezenlijke alteriteit aan toevoegt (p. 94). Paradoxaal beschrijft Freud het individu bovendien als een microsociologisch universum bevolkt door talrijke innerlijke objecten.
Het vijfde en laatste hoofdstuk behandelt de Kulturarbeit. Terwijl James Strachey spreekt over civilization, heeft Smadja het naar eigen zeggen over een andere socioculturele realiteit (p. 163). Wat is de impact van sociale fenomenen en van cultuur op de constructie van de menselijke geest? De cultuur bevordert of vereist verdringing, sublimatie, remming, symbolisatie, enzovoorts. Zodoende zorgt zij voor een onophoudelijk proces van humanisering. Het individu staat met de cultuur echter op gespannen voet. Psychoanalyse is een naopvoeding of een correctie van eerdere opvoeding (p. 31). Ze beantwoordt niet aan een conventionele moraal. Minder verdringing, een grotere mogelijkheid tot bevrediging, toegenomen sublimatievermogen en waarachtigheid. Ziedaar wat ze schenkt aan het individu, al dan niet en min of meer ten koste van de gemeenschap.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden