Overdracht als belevenis
Samenvatting
In het meest recente boek van Judith L. Mitrani: Psychoanalytic technique and theory, Taking the Transference (2015) duidt Neville Symington het al in zijn introductie: ‹This is not a book to be read; it is a book to be lived›, naar het adagio van deze schrijfster: een psychoanalyse kan alleen geleefd worden. Het lezen van Mitrani's boek werkt aanstekelijk en is zeker te verbinden met de dagelijkse praktijk.
Het boek omvat een verzameling artikelen, bewerkte lezingen en een filmanalyse van The life of Pi en een mature weergave van Mitrani's dertigjarige ervaring als psycholoog en psychoanalytica. Ik zal de ontwikkeling van haar concept taking the transference bespreken en stilstaan bij Carla, een van de vele sprekende vignetten. De auteur werkt op een evocatieve en nauwgezette manier de techniek uit van het behandelen van de onbewuste relatie in de spreekkamer en plaatst deze in het body en mind discours.
De cover van het boek laat een afbeelding zien uit Mitrani's spreekkamer van de stenen plaque van Gradiva, een aandachtig voortlopende Romeinse vrouw. Het symbolische verhaal Gradiva van Freud (1907) was al vroeg een leidraad voor de schrijfster. Een jonge man ziet in de in Pompeji opgegraven beeltenis van Gradiva zijn vroegere jeugdliefde Zoë. Deze vrouw ontkent die illusie niet en helpt hem stap voor stap deze fantasie van werkelijkheid te onderscheiden. Maar zoals de Gradiva geduldig werd uitgegraven en de verschrikkingen van het onder het puin begraven Pompeji werden blootgelegd, zo legde Zoë door samen opnieuw hun jeugdliefde te beleven, deze psychische ervaring bloot en konden zij een desillusie verdrijven. Freud noemde dit cure by love (p. xv); het vormt de basis van Mitrani's concept taking the transference. Stevig geworteld in het moderne kleiniaanse denken, zet zij de vroege en precaire ontwikkeling van het ego en van symboolvorming centraal. Als die ontwikkeling prematuur is, kan het kind onvoldoende containment ervaren en later moeilijk bereiken.
Mitrani maakt deel uit van een Amerikaanse kleiniaanse traditie in Los Angeles waar ook Bion in de zestiger jaren op zeventigjarige leeftijd ging werken en wonen; hij wilde vermijden in Londen de woordvoerder te worden van de post-kleiniaanse groep na de dood van Melanie Klein. Mitrani heeft zich, zeker in deze tweede fase van zijn concept ‹O›, sterk geïdentificeerd met Bion.
Donald Meltzer, Donald Winnicott en Frances Tustin zijn een bron van inspiratie voor Mitrani. De trauma's in de infantiele object-vorming en de protecties daarvoor in het volwassen leven staan centraal in Mitrani's persoonlijke theorie en techniek van taking the transference.
Melanie Kleins analyse van een autistisch kind
In hoofdstuk drie: Some technical implications of Klein's concept of premature ego development (p. 33-59), lezing voor de tweede conferentie van de Frances Tustin Trust in Caen, 2005 onderzoekt Mitrani de bekende analyse uit 1930 door Melanie Klein van de kleine Dick, toen vierenhalf jaar oud. Mitrani ziet hierin een diagnose in het autistisch spectrum en zij laat goed zien dat Klein daar toen al over nadacht. Klein wees op de relatie tussen de vroegrijpe Dick en het ‹zelf overleven› van zijn moeder. Al in 1930 interpreteert Klein omgevingsfactoren naast constitutionele factoren die vooral de Kleiniaanse metapsychologie kenmerken, namelijk de aangeboren afgunst (envy), het niet verdragen van frustratie, en de neiging tot grootheid als reactie op elementaire angsten, de agressieve fantasieën. Mitrani wil hier het conflict tussen interne en externe omgeving verder uitbouwen. Melanie Klein is relatief laat in haar leven in On the sense of loneliness (1963) (over het ontstaan van reality testing) pas echt het onderscheid gaan maken tussen de interne en externe moeder.
Mitrani onderzoekt in dit hoofdstuk nauwgezet Kleins teksten en laat in voetnoten uitgebreid andere auteurs aan het woord. Ze speurt naar de analyticus als moeder, als omgeving, waarin de ego-ontwikkeling zelf op gang kan komen en in het hart daarvan de wording van interne objecten.
In de Londense traditie geschoold, zien we bij Mitrani leidende concepten als Winnicotts the use of an object, het being-at-one-ness van Tustin en de aesthetic emotion van Bion. Mitrani heeft bij Donald Meltzer aan de Amerikaanse Oostkust en in Londen met veel enthousiasme supervisie en seminars gevolgd in een peer group die nog steeds bestaat. Zij beschrijft Meltzers aesthetic experience : ‹[…] de primaire ervaring van op te gaan in de omgeving met een geleidelijke differentiatie van het zelf naar buiten toe […] Een prematuur of abrupt verlies van die vroege vloeiende ervaring […] leidt tot een verdoving, een anesthesie, waarin weinig naar binnen of buiten kan gaan› (p. 43,e.v.). Zij integreert ook de adhesive identification van Esther Bick (1968) en baby-buoyancy, zoals we zullen zien bij onze close reading van Carla.
Mitrani heeft steeds een aesthetic union in gedachten. Zij let voortdurend op het angst(niveau) in fantasieën in de kamer: wat ziet en voelt de analysant van zichzelf in de blik van de analyticus.
Juist ook in de relatie met de analyticus kunnen protecties ontstaan die ‹het-kind-in-de-analysant› aanwendt om te sterke opwinding, pijn en verlorenheid tegen te gaan. Pas vanuit de toewijding van de behandelaar kunnen beider fantasieën hierin gecontained worden. De analytische functie én uitdaging is het kunnen laten vervagen van de grenzen tussen (de interne objecten van) onszelf en de analysant. Het gaat om een being-at one-ness te kunnen beleven, en tegelijkertijd actief een robuust observerend ego te kunnen behouden (p. xvi). Dit is het leitmotiv van Gradiva.
Babyobservatie en de intuïtie van de analyticus
Mitrani baseert haar techniek uiteraard op de babyobservatie. Zij citeert Bion in een passage uit de Brazilian lectures waarin hij ontroerd wordt door een tedere babybeschrijving door Susan Isaacs en ze noemt haar grondslagen van observeren: precieze details, de context, de genetische continuïteit, authenticiteit. Het gaat om de wil tot weten wat je niet weet (p. 59, 81), hetgeen ook opgaat voor de zelfobservatie van de analyticus. Mitrani waarschuwt voor een ‹pseudo-observatie›, zoals in het jargon van ‹de afwezige moeder›.
Bij een moeder in rouw die niet toegankelijk is en niet kan genieten van haar baby, huilt de baby ontroostbaar, kan hij niet ontspannen en is hij extreem gevoelig voor de omgeving of veranderingen in de beschikbaarheid van moeder. Deze moeder kan de eerste ervaringen van de baby, — zij ís deze ervaring — , niet filteren. De baby wordt in de rouw van moeder geduwd. Klein zei over Dick: ‹[…] hij kan bijna geen angst verdragen, noch is hij in staat tot enige act of agression […] hij trok zich terug in een donker en leeg «mama's lijf'»› (p. 38). Mitrani ziet hierin voortdurend een blauwdruk voor de lotgevallen van de overdrachtrelatie. Rêverie en toewijding maken het samen mogelijk dit tijdig in te schatten en zo de containing zelf te vormen.
In haar casuïstiek benadrukt Mitrani de noodzakelijke toewijding van de moeder-analytica, en de meedogenloosheid van het kind (in -de-analysant) dat de moeder ‹gebruikt›. Hierbij sluit ze aan bij wat Winnicott beschrijft als het primitive ruthless self. Het kind heeft een meedogenloze relatie met moeder die zij alleen kan voelen en leren verdragen, juist omdat het haar pijn doet en uit kan putten. Deze meedogenloosheid moet het kind verbergen of dissociëren. Dit brengt schizoïde angst met zich mee en fantasieën, van splitsing tot projectieve identificatie, verplaatsing en symbolische gelijkstelling (p. 37). De kinderlijke act of aggression (p. 37) is niet alleen een evacuatie en binnendringen in moeders lichaam via projectieve identificatie, maar ook een introjectie van moeders feedback op deze agressie. Kleine Dick nam een object met weinig mentale ruimte in zichzelf op met daarin zijn eigen angsten, hetgeen uitgroeide tot een nameless dread, een donker en leeg mama-lijf dat ook nog moet overleven, wil hij zélf leven.
Deze turbulentie kan Mitrani empatisch beschrijven, gedreven door haar intuïtie dat deze act of agression juist een toenemende interesse en groei naar nieuwe objecten aangeeft. De kracht van haar technische stijl ligt in de rigoureuze analyse van deze dynamiek van het begin van ego en object ontwikkeling en in haar creatieve technische vondsten voor de analysant om tot ontwikkeling en tot leven te komen.
Mitrani: ‹[…] voor de analytica schuilt een gevaar in de neiging haar interpretaties niet prijs te geven of zich te verdedigen met een interpretatie dat haar patiënt niet meewerkt of een jaloerse aanval doet op de «analytische borst». De patiënt kan de moeder-analytica dan terecht als emotioneel onbereikbaar voelen; er ontstaat dan een pseudo-analytisch proces, waarin de wanhoop van niet gevoed worden onder zeil kan gaan› (p. 53 e.v.).
Bij een dergelijke inkapseling in de volwassene, kan de analyticus in een netelige positie terecht komen. De patiënt ervaart de analyticus niet als echt en levend in haar eigen ruimte, maar meer als een ding dat door de patiënt geabsorbeerd wordt om ondoordringbaar en zó pas veilig te zijn. Mitrani's werk getuigt altijd van de invloed van Frances Tustin in de analyse van een dergelijke inkapseling die dit als een bescherming zag die tot een autistische enclave in de volwassene kan leiden.
Tustin legde de nadruk op de rol van bodily sensations, als de oorspronkelijke pijn en angst, maar ook de beschermende barrière zelf tégen de gewaarwording van deze pijn en angst. (p. 123).
In een apart hoofdstuk, een lezing die Mitrani hield in Amsterdam in 2011, ontwierp zij een differentiale diagnose om ‹van moment tot moment› in sessies autistische verschijnselen technisch inzichtelijk te maken. Het doet wellicht wat geforceerd aan, maar is zeker een bruikbare handleiding. Centraal hierbij staan de concepten ‹pre-mature awareness of two-ness […] and the ecstasy of at-one-ment (Tustin 1980)› (p. 123).
Bions model van container-contained
In hoofdstuk vier ‹Taking the transference, technical implications from three papers by Wilfred Bion›, blijkt Bions sterke invloed op Mitrani's theorie en techniek van taking the transference.
Bion verbreedde Kleins concept van projectieve identificatie naar de normale non-verbale en pre-verbale communicatie (1959) tussen kind en omgeving en noemt het dan een (gefantaseerde) ‹realistic projective identification› (p. 38). Mitrani laat de cyclische en circulaire werking hiervan zien in haar klinische beschrijvingen en demonstreert hier hoe zij Bions ideeën hanteert, maar ook bekritiseert.
Containing en rêverie zijn voor Mitrani een aandachtige, in-nemende actieve functie, analoog aan haar taking the transference: ‹[…] such that the analyst is able to feel herself to actually be that unwanted part of the patient's self or that unbearable object that has previously been introjectively identified with› (2015, p. 72). Dit is de emotional experience van Bion, de enige waarop we onze interpretaties kunnen baseren.
Analyticus of therapeut?
In elke psychoanalytische behandeling speelt een intuïtie voor de fantasiewereld en de onbewuste relatie en Mitrani beschrijft met overtuiging hoe deze relatie vanaf dag één voor de goede (onder)zoeker zichtbaar kan worden. Voorwaarde is dat we alle aspecten van de setting, ook de (on)bekendheid met psychoanalyse en met de stoel of de bank, op pakken als een onbewuste behoefte aan de analyticus en we dit analyseren in deze situatie op dit moment. Meer dan bij Josephs the total situation, (1985), staan bij Mitrani lichamelijke sensaties en angst voor de analytica en haar fysieke omgeving, haar kamer, haar denken op de voorgrond.
Het dagelijks leven van de patiënt en de klinische diagnose, zijn niet onbelangrijk, maar komen niet aan bod. Wanneer de therapeut, vis à vis of achter de bank, ongemerkt mee gaat in ‹het verhaal van de dag›, ook die van de sessie, gaan beiden hiermee de opwinding uit de weg die in de overdracht ontstaat. De analyticus zoek liever bevestiging van bekende en geliefde theorieën of wil de patiënt iets geven. Splitsing staat hier niet in dienst van de normale ontwikkeling, maar dient de illusie van die eenheid, om zowel de externe moeder als het interne object intact te laten.
Hoofdstuk zes geeft met de casus van Dr. T. and Taylor of van Cathy een nauwgezette analyse van lichamelijke belevingen in de puberteit, als een opleving van psychotische aspecten van de persoonlijkheid, en is technisch zeer verhelderend. De analyticus wordt hier gebruikt ‹om in de ander te komen› om in deze idealisering lichamelijke bescherming te vinden van dissociatie, desillusie en hallucinatie (p. 106). Demonstreren dat je in contact wilt komen met de patiënt en tegelijkertijd de emotionele stormen (p. 51) niet schuwt kan beiden helpen om tot expliciete interpretaties te komen die heftige ingekapselde sensaties kunnen containen.
Angst van de analyticus voor deze verbintenis kan beiden doen terugvallen op bekend terrein, een bekende theorie of supervisoren in een pseudo-volwassenheid. Zeker tegen een achtergrond van een zorgvuldig opgebouwde protectie van parentificatie zal het kind in de patiënt zich dan in de steek gelaten voelen en zal dat geanalyseerd kunnen worden.
Mitrani pleit ervoor om in elke vorm van psychoanalytische behandeling de ervaring van de relatie direct voelbaar te maken in plaats van dit de patiënt te leren of uit te leggen of te wachten tot een psychotherapie kan overgaan in een analyse. Deze houding vergt een taal zonder clichés, down-to-earth, evocatief en toegankelijk voor infantiele aspecten, in het hier en nu van de sessie. Bion beloofde al dat dan de therapie zou gaan ‹lopen› en makkelijker zou worden dan aanvankelijk leek. Hoofdstuk twee A rose by another name (p. 19-33), is een zoektocht naar een authentiek analytisch proces, mét supervisie, — er zouden eigenlijk twee mensen bang moeten zijn — , en is zeer inspirerend voor kandidaten en supervisoren.
Carla, een close reading
Judith Mitrani beschrijft een moment in een analyse met Carla, een mooie jonge vrouw die haar steevast begroet met een warme, intense, enthousiaste, maar scannende glimlach die zij lang vasthoudt, waarbij de analytica zich uiterst bewust is van haar eigen gedrag, kijken en glimlachen en haar eigen uiterlijk, ‹was my lipstick on crooked?› (p. 40): Ben ik jaloers op haar? Zoekt ze een spiegel? Ontbeert ze iets van mij? Eenmaal op de bank slaat Carla's gedrag om in onverschilligheid en ontstaat er een air van afkeer, alsof zij zich onderwerpen moet aan Mitrani's rigide idee van sessie op sessie, week na week.
Dan wacht Mitrani op de dag waarop ze kan nagaan of deze omslag komt doordat Carla iets in haar gezicht zag. De analysant antwoordt met dat dit zou kunnen, maar zegt: ‹u ziet er toch altijd het zelfde uit!› (fantasie om het object ‹stil› te houden). Vervolgens begint Mitrani aanwijzingen te zoeken voor deze afbuiging door Carla, door haar eigen fantasie te onderzoeken; er is een teleurstelling in haarzelf en dus in Carla. Ze begint nu te denken aan eerdere overweldigend positieve gevoelens over hun band wanneer Carla naar de sessie toe leeft die zij bijna niet kan binnenhouden en waar ze bescherming voor zoekt. Ze voelt zich snel te veel, dat voelde Mitrani ook zelf, — do I look crooked? — (p. 42). In een interpretatie vraagt zij zich hardop af: zou Carla zoeken naar het plezier, de intense glimlach bij mij, zodat ik Carla's opgewondenheid kan innemen, oppakken? In haar interpretaties, eerder vragend, richt Mitrani zich tot de baby in Carla, in een toonzetting van ‹laten we samen kijken naar wat de baby wil en waar ze bang voor is, wat de lichamelijke sensaties zijn, dun van huid, barstend van angst›. Rustig en op gewone toon, zegt Carla daarop dat ze alleen maar hoopte dat Mitrani net zo blij zou zijn om haar te zien als zijzelf.
Mitrani biedt interpretaties aan door vragen te stellen, herkenning te vragen voor een fantasie, te vertellen waar zij aan denkt. Ze vraagt, aan hen beiden eigenlijk, of Carla misschien aandacht vraagt voor ‹a very little-she ...?› (p. 41). Of Carla dacht slechts door Mitrani ('s blik) gezien te kunnen worden als zij opgewekt is, zodat zij niet weg zou slippen en weer verloren raken? Dan brengt de analytica de urgentie van dit alles naar voren en richt haar eigen spanningsboog van het begin: ‹[…] am I crooked up myself?› (p. 40), ‹I also offered that I thought that this need to be held together might be felt as so intense and urgent that- when it seemed to her that I could not reflect and reciprocate her joyous feeling for me- that she was compelled to transform herself to «match» what must have felt to her to be locked up, in a leatherly-tough, mommy-analyst. After a few moments passed during wich Carla was silently licking her lips (as if after a satisfying feed), I continued […]› (p. 41).
De analytica analyseert hier de extase van één zijn. De moeder is in het kind verdiept en het kind ‹leest› zichzelf in haar blik. ‹Kijken› is een bodily sensation, zoals ik eerder beschreef.
‹Carla's perception that I «always look(ed) the same» seemed to evoke, in the transference, these very early and ongoing painful feelings of being unlovable. I became the receptacle for that inner maternal object with the frozen, disfigured face that manifested itself in the countertransference as my extreme self-consciousness and obsessive doubts about my make-up being lop-sided or missing, and indeed may well have affected my facial expression, contributing to a vicious cycle› (p. 43).
Jaren later in de analyse blijkt Carla's moeder een misvormd gezicht te hebben, maar Carla besefte dit niet en had er geen woorden voor.
Babytaal en vrouwelijk egotisme
Mitrani's sterkte ligt in de klinische uitwerking van het concept aesthetic conflict, waarbij ze een basis legt voor het analyseren van van lichamelijke sensaties als fantasieën in de objectrelaties en de klinische relatie. In de heldere stijl van de vignetten en de directe theoretische onderbouwing daarvan zal de lezer, hoewel met de broodnodige ambivalentie, zeker herkenning vinden in de dagelijkse praktijk.
Op de taal van baby-me of baby-she of mommy-analyst kwam vaak kritiek als zou deze kleinerend zijn. Deze taal is moeilijk te vertalen, maar is onontbeerlijk om observatie en ervaring van de the baby – in the body – in the mother als meest werkzame element bij Mitrani te begrijpen.
Symington ziet hierin een ‹feminine egotism› (p. xii) en duidt het als een voorwaarde om de overdracht te beleven en op zich te nemen. Hoe persoonlijk elke analyticus of analytica deze vrouwelijke functies ook invult, het is de basis voor ieders intuïtie in de psychoanalytische relatie.
Manuscript ontvangen 23 februari 2016
Definitieve versie 3 april 2017
Literatuur
- Freud, S. (1907). Delusions and dreams in Jensen's Gradiva. Standard Edition of the Complete Works of Sigmund Freud 9 (p. 7-94). Londen: Hogarth Press.
- Mitrani, J.L. (2015). Taking the transference, psychoanalytic technique and theory. Londen: Karnac.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden