Freud vertalen, Freud verraden?
Samenvatting
In 1905 publiceert Freud voor het eerst zijn Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit (Freud 1905a). Deze eerste editie bestaat slechts in het Duits.1 Zij verschilt op fundamentele punten van de meer uitgebreide laatste editie uit 1924 die in de Gesammelte Werke werd gepubliceerd2 en die aan de basis ligt van alle hedendaagse vertalingen. In deze eerste editie ontbreekt het ontwikkelingspsychologisch perspectief, er zijn geen verwijzingen naar het Oedipus- of castratie-complex en enkele belangrijke passages zijn later vervangen of aangepast. Zij weerlegt dus de wijd verspreide gedachte dat deze cruciale freudiaanse inzichten en theorieën reeds bij aanvang minstens in nucleo aanwezig waren. Deze editie is met andere woorden erg belangrijk voor een goed begrip van de ontwikkeling van het freudiaanse denken. Dit is een goede reden om haar ook in andere talen dan het Duits toegankelijk te maken. Daarnaast is zeker de Engelse vertaling die van de hand is van James Strachey aan grondige herziening toe. Wij namen dan ook het initiatief voor een Engelse vertaling van deze tekst (Freud 1905e), alsook voor een Nederlandstalige editie op basis van de uitstekende vertaling van Wilfred Oranje (Freud 1905b) die eveneens de versie van 1924 volgt.3
Wie het werk van Freud naar het Engels probeert te vertalen, wordt onvermijdelijk geconfronteerd met een aantal klassieke problemen zoals de vertaling van de Duitse termen ‹Trieb› (en hiervan afgeleide woorden zoals ‹triebhaft›) en ‹psychisch›, (‹mental› of ‹psychical›), maar ook ‹Lutschen› en ‹ludeln› (‹thumb-sucking› of ‹sensual sucking›) en ‹Wonnesaugen› (‹sensual sucking› of ‹sucking blissfully›) waarvoor het Engels niet onmiddellijk gepaste equivalenten heeft. Daarnaast zijn er termen als ‹Reize›, ‹Reizungen›, ‹Erregungen›, ‹Reizbarkeit› (‹susceptibility to stimulation›) en ‹Regungen›, die Strachey systematisch en zonder onderscheid als ‹stimuli› vertaalt. Wij willen hier uiteraard niet uitweiden over alle mogelijke vertaalproblemen waarmee Freuds tekst ons confronteert. We beperken ons integendeel tot een klassiek probleem: de vertaling van ‹Trieb›. Iedereen lijkt het er over eens te zijn dat Strachey de plank mis slaat door deze term met ‹instinct› te vertalen. Waarom beweert men dit en wat moeten we denken van deze schijnbare eensgezindheid? Welke problemen worden zichtbaar gemaakt of juist verhuld wanneer men ‹Trieb› door ‹instinct› vertaalt dan wel door ‹drive›? We willen dit probleem in wat volgt in de eerste plaats aan de orde stellen vanuit onze lectuur en vertaling van de eerste editie van Drie verhandelingen.
Enkele contextuele elementen
Om redenen die we nog zullen aangeven is het tegenwoordig de gewoonte geworden om het Duitse ‹Trieb› zoals het door Freud wordt gebruikt, in het Engels te vertalen door ‹drive›. In zijn ‹algemene opmerkingen› bij de Standard Edition had James Strachey deze vertaling afgewezen, omdat ‹drive› ‹geen Engels woord is› en het bovendien een vage en onbepaalde term is die een ‹verscheidenheid van concepten› aanduidt (Strachey 1966, p. xiii–xxii). Strachey vertaalt ‹Trieb› door ‹instinct›. De term ‹Instinkt› komt evenwel in de Drie verhandelingen niet voor, of beter, Freud gebruikt het woord slechts een maal, als een adjectief, en dan nog bij wijze van vergelijking (Freud 1905a: p. 76). Voor lezers die Freud slechts uit de Engelse vertaling van de Standard edition kennen, moet dit wel een verrassing zijn.
Voor lezers die Freud uit Franse vertalingen kennen, is de situatie wellicht enigszins anders. Zij stellen wellicht verbaasd vast dat Freud zich weinig gelegen laat aan het onderscheid tussen ‹drift› en ‹instinct› en dat hij het in ieder geval op geen enkel ogenblik als zodanig thematiseert. Het strikte onderscheid tussen deze twee termen werd een cruciaal thema vanuit het werk van Lacan die het driftbegrip van al zijn biologische connotaties wou ontdoen.4 Meer bepaald wilde Lacan de nadruk leggen op het onderscheid tussen een voorgeprogrammeerd (biologisch) instinct en de menselijke drift die op geen enkele manier anticipeert op een object dat hem van nature zou toekomen (Lacan 1966, p. 834).5 Lacan verbindt dit inzicht met feit dat het menselijke verlangen haar oorsprong vindt in de taal of wat voor hem op hetzelfde neerkomt, in de orde van de betekenaar (Lacan 1973, p. 147-170). De differentiële bepaling van de betekenaar maakt elke definitieve bepaling van het object onmogelijk. Het object van de drift is integendeel wezenlijk variabel. De tegenstelling tussen drift en instinct valt vanuit dit perspectief samen met de tegenstelling tussen cultuur (taal) en natuur, en zo ook met de tegenstelling tussen mens en dier die erdoor geconcretiseerd wordt.6
Deze twee voorbeelden maken het volgende duidelijk: de Franse en de Engelse vertalingen zijn gebaseerd op een verschillende interpretatie van het werk van Freud. De recentere Franse vertalingen vertalen ‹Trieb› door ‹pulsion› om te onderstrepen dat het in Freuds werk in het algemeen — en in de Drie verhandelingen in het bijzonder — in een pregnante zin om het onderscheid tussen natuur (dier) en cultuur (mens) gaat. Het dier wordt beheerst door instincten — gedragspatronen die soortspecifiek en aangeboren zijn —, in tegenstelling tot de mens die door driften wordt geleid. Ten gronde zijn er bovendien alleen seksuele driften (Laplanche 1987, passim). De zelfbehoudsdriften7 kennen niet dezelfde plasticiteit en variabiliteit die de seksuele drift karakteriseert en kunnen dus niet in strikte zin als driften worden beschouwd die immers geen ‹natuurlijk› object hebben.
De vertaling van ‹Trieb› door ‹pulsion› wordt dus gemotiveerd door de conceptualiteit waarvan men beweert dat ze bepalend is voor de argumentatie die de Drie verhandelingen kenmerkt. Omgekeerd heeft Strachey minder moeite met de vertaling van ‹Trieb› door ‹instinct›, omdat in zijn lectuur van Freud de tegenstelling tussen natuur en cultuur en de exacte bepaling ervan een minder bepalende rol speelt.
‹Trieb› in de Drie verhandelingen
Men zou er verkeerd aan doen om te denken dat Freud reeds in 1905 over een uitgewerkte theorie van de drift beschikte. Freud ontwikkelt pas een dergelijke theorie in De drift en zijn lotgevallen uit 1915 (Freud 1915). In de edities uit 1905 en 1910 van de Drie verhandelingen blijven zijn inzichten hierover nog summier en erg wankel. Dit laatste wordt treffend geïllustreerd door een passage die door Jung wordt geciteerd in zijn boek over de psychose uit 1907 en die vanaf 1915 uit Freuds tekst verdween en vervangen werd door een nieuwe paragraaf die de inzichten uit De drift en zijn lotgevallen samenvat.
Deze passage luidt als volgt: ‹Naast een drift van op zichzelf niet-seksuele aard die uit bronnen van motorische impulsen voortkomt, onderscheidt men hierin [in de partiële driften] een bijdrage van een prikkels-ontvangend orgaan (huid, slijmvlies, zintuig). Het laatste moet hier als erogene zone worden aangemerkt, als het orgaan waarvan de excitatie de drift haar seksuele karakter verleent. (Freud 1905b, p. 48). Het is niet erg duidelijk wat Freud hier beweert. Bedoelt hij dat er oorspronkelijk slechts één drift is, een soort oerdrift die pas seksueel wordt door de verbinding met de erogene zones en wat betekent dat dan? Of suggereert Freud dat er een seksuele drift is die we pas als zodanig kunnen identificeren door de verbinding met de verschillende erogene zones. Wat ook de uitkomst moge zijn van deze discussie, deze ene korte formulering en de verschillende mogelijke lezingen ervan geven duidelijk aan dat Freud in 1905 nog geen eenduidige drifttheorie heeft en dat deze slechts progressief in de verschillende versies tot stand komt.
Dat de betekenis van de term ‹drift› niet zo eenduidig is als sommigen zouden willen, blijkt ook reeds uit de eerste zin van de tekst. Deze luidt als volgt: ‹Het feit dat mens en dier geslachtelijke behoeften hebben, vindt in de biologie zijn uitdrukking in het axioma van een ‹‹geslachtsdrift›› (Freud 1905b, p. 19). ‹Men volgt daarbij de analogie met de drift tot voedselopname, de honger›. Deze passage laat duidelijk zien dat — minstens prima facie — ‹Trieb‹ in de Drie verhandelingen als een beschrijvende term wordt gebruikt die niet alleen zowel voor mens als dier kan worden gebruikt, maar die tevens niet tot het domein van de seksualiteit kan worden beperkt. Freud benadrukt overigens ook onmiddellijk de biologische oorsprong ervan. De term ‹drift› verwijst in de eerste plaats naar een drijvende kracht van lichamelijke aard (‹behoeften›) welke verder ook de oorsprong van deze drijvende kracht mag zijn (seksueel of vitaal).8
Dit is uiteraard slechts een eerste overweging. Onmiddellijk na de zojuist geciteerde passage schrijft Freud dat de Drie verhandelingen een kritiek willen bieden op wat hij de ‹populaire mening› over de ‹geslachtsdrift› noemt. Volgens deze ‹mening› ontbreekt deze drift in de kindertijd, ontstaat hij op basis van de biologische rijpheid die de pubertijd kenmerkt en is hij gericht op de geslachtelijke vereniging van man en vrouw. In tegenstelling tot deze theorie ontwikkelt Freud in (vooral) het tweede deel van zijn boek een aantal inzichten over de drift die inhouden dat de drift primair gericht is op lust en niet op de voortplanting, dat hij een belangrijke rol speelt in de infantiele periode en dat hij zijn oorsprong vindt in erogene zones die niet op een ontwikkelingslijn kunnen worden geplaatst. Het beeld van de seksualiteit dat uit deze reflecties oprijst is dit van een streven dat principieel gericht is op lustmaximalisatie, waarbij objecten slechts vanuit deze gerichtheid betekenis krijgen. De precieze bepaling van deze objecten is de uitkomst van de singuliere (en dus contingente) levensgeschiedenis van elk van ons.
Freud schrijft in dit verband dat uit het bestaan van de perversies in het algemeen, de homoseksualiteit (en de grote variatie erbinnen) in het bijzonder afgeleid kan worden dat de band tussen de drift en zijn object minder vastligt dan wij meestal aannemen (Freud 1905b, p. 30). Deze passages worden steeds gelezen als een massieve afwijzing van een ‹instinctieve› interpretatie van de seksualiteit. Freud mag dan al het onderscheid tussen ‹instinct› en ‹drift› niet maken, zo houdt men ons voor, het is duidelijk dat dit onderscheid op een conceptueel niveau wel degelijk aan de orde is en een beslissende rol speelt in Freuds argumentatie.
Deze interpretatie laat een hele reeks passages buiten beschouwing die de vermeende tegenstelling tussen mens en dier, drift en instinct relativeren of nuanceren. Zo schrijft Freud bijvoorbeeld bij het begin van het derde deel van de Drie verhandelingen over de ‹Transformaties van de puberteit› het volgende:
‹Met de intrede van de puberteit beginnen de veranderingen die het infantiele geslachtsleven geleidelijk tot zijn definitieve en normale vorm moeten brengen […] Nu wordt een nieuw seksueel doel gesteld (de voortplanting) […] Een normaal geslachtsleven wordt alleen gewaarborgd door een exact samenvallen van de twee op seksueel object en seksueel doel gerichte stromen, de tedere en de zinnelijke [...] Het is als het boren van een tunnel uit twee richtingen› (Freud 1905a, p. 53; 1905b, p. 84).
De ‹normale› seksualiteit wordt hier opnieuw vanuit de voortplanting (en dus de heteroseksualiteit) bepaald. Freud sluit hier nauw aan bij het werk van Krafft-Ebing en andere seksuologen, zoals Moll9. Deze auteurs beschouwen de seksualiteit inderdaad als een lichamelijke functie die niet aan specifieke organen kan worden gekoppeld en die (minstens in principe) de voortplanting dient (Davidson 2001).10
Freud laat er bovendien geen twijfel over bestaan dat de overgang van de infantiele naar de puberale en volwassen seksualiteit niet los van biologische ontwikkelingsprocessen kan worden begrepen. Deze tendens blijkt ook duidelijk uit de paragraaf over de ‹chemische theorie› waarin Freud de endocrinologische oorsprong van de seksuele excitatie bespreekt. Freud besluit zijn speculaties over de ‹chemische theorie› als volgt: ‹Met deze vermoedens omtrent de chemische basis van de seksuele excitatie stemmen de hulpbegrippen overeen die wij voor onszelf hebben ontwikkeld om greep op de psychische uitingen van het seksuele leven te krijgen› (Freud 1905b, p. 92). Wanneer Freud al van mening zou zijn dat het menselijke bestaan gekarakteriseerd wordt door een breuk met het biologische, dan zal men toch moeten aangeven waaruit deze breuk bestaat en hoe hij tot stand komt. Minstens is duidelijk dat het een vergissing zou zijn om te geloven dat de drift voor Freud zijn oorsprong niet wezenlijk in de lichamelijkheid vindt.
Alle passages uit de Drie verhandelingen die we tot nog toe bespraken, staan reeds in de eerste editie van deze tekst. In de uitgave van 1915 voegt Freud een uitgebreide paragraaf toe over de verschillende stadia die het kleine kind moet doorlopen om van een orale fase van het libido, via een anale en een fallische (oedipale) fase11 uiteindelijk een in principe heteroseksueel object te vinden. Dit laatste lijkt een logische en onvermijdelijke consequentie van het feit dat Freud de onderschikking van de partiële driften aan de genitale drift waarmee het vinden van een definitief object in principe gepaard gaat — de verschillende fasen, zo schrijft Freud inderdaad, worden veelal probleemloos doorlopen — opnieuw koppelt aan de voortplanting: ‹De totstandkoming van dit primaat in dienst van de voortplanting is dus de laatste fase die de seksuele organisatie doorloopt› (Freud 1905b, p. 78). Meer in het algemeen kunnen we stellen dat de latere toevoegingen aan de tekst Freuds inzichten opnieuw meer bij de toenmalige seksuologie doen aansluiten.
Freud is in 1905 minder ondubbelzinnig over de precieze bepaling van de drift dan men zou hopen. Het is niet duidelijk hoe men de spanningen in Freuds tekst die het gevolg zijn van deze dubbelzinnigheden moet interpreteren. Davidson suggereert dat Freuds werk gekenmerkt wordt door een spanning tussen de conceptuele vernieuwing die hij doorvoert — de kritiek op de ‹poëtische fabel› van de seksuologen en de herbepaling van de drift — en de houdingen die verbonden zijn met de ‹oude mentaliteit› waarvan Freud een exponent blijft. Deze ‹oude mentaliteit› begrijpt de seksualiteit als een lichamelijke functie die op reproductie is gericht: ‹Gegeven de verschillende temporaliteit van het ontstaan van nieuwe concepten en de vorming van nieuwe mentaliteiten, is het geen verrassing dat Freuds mentale gewoontes nooit helemaal in overeenstemming waren met zijn conceptuele ontwikkelingen› (Davidson 2001, p. 91, onze vertaling).
Deze interpretatie impliceert onzes inziens dat Freuds bewuste pogingen om een nieuwe conceptualiteit te ontwerpen voortdurend botsen op de macht van ‹zijn› gewoonte. Maar wellicht heeft Freud tijdens het schrijven van zijn tekst verschillende denklijnen gevolgd waarbij hij zich niet altijd realiseerde dat ze onderling op gespannen voet staan? Niet de ‹macht der gewoonte› of een ‹culturele mentaliteit›, maar de tegenstellingen tussen deze verschillende denkpistes verklaren de meerduidigheid van Freuds tekst.12
Wat betekent dit voor de problematiek van de vertaling van het Duitse ‹Trieb› in Freuds tekst? Het betekent in de eerste plaats dat Strachey's vertaling van ‹Trieb› door ‹instinct› minder dwaas is als soms wordt beweerd. Strachey merkt terecht op dat ‹drive› in de psychologie slechts een ingeburgerde term werd vanaf de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw.13 Daarnaast zijn er heel wat passages in Freuds tekst waarin de bepaling van de drift een aantal evident ‹instinctieve› karakteristieken heeft waardoor hij weer aansluit bij het werk van zijn seksuologische voorgangers. Freud legt ook steeds de nadruk op de biologische verankering van de drift. Ook vanuit dit perspectief kan men begrijpen dat Strachey voor zijn vertaling van ‹Trieb› ‹instinct› koos.
Geslachtsdrift versus seksuele drift?
Dreigt onze hele bespreking van de vertaling van ‹Trieb› zo niet een maat voor niets te worden die er alleen toe leidt Strachey in extremis gelijk te geven of te vergoelijken? We wezen er evenwel reeds op dat de verschillende vertalingen gepaard gaan met verschillende interpretaties van de freudiaanse conceptualiteit. De Franse psychoanalytici — in het bijzonder Lacan en Laplanche — stellen voor ‹Trieb› door ‹pulsion› te vertalen, omdat ze ervan uitgaan dat Freud met dit begrip een breuk met de natuur wil aangeven. De tegenstelling tussen natuur en cultuur is evenwel een problematiek die Freud niet echt bezig houdt. Zij werd pas later in het psychoanalytisch gedachtengoed geïntroduceerd onder invloed van het structuralisme (Lévi-Strauss).
Volgens Freud daarentegen bouwt de cultuur voort op de natuur en ligt ze in het verlengde ervan. Dit is met betrekking tot de tekst die ons hier bezig houdt nergens duidelijker dan in de problematiek van de reactieformaties (walging, schaamte…, maar, schrijft Freud, ook schuld en moraal) (Freud 1905b, p. 40). Het gaat hier om organisch bepaalde reacties op infantiele lustbelevingen die in principe spontaan optreden in de loop van de psychoseksuele ontwikkeling. Zij liggen aan de basis van de verdringing van de infantiele seksuele impulsen (organische verdringing). Wat eerst als lustvol werd beleefd — bijvoorbeeld het tonen van de eigen naaktheid — wordt nu voorwerp van schaamte of walging. Welnu, de culturele en morele ontwikkeling gebruikt volgens Freud deze reactieformaties en bouwt er op voort (Freud 1905a). Voor Freud betekent dit dat de culturele en morele ontwikkeling zonder deze organisch bepaalde reactieformaties niet mogelijk is. De cultuur staat dus niet tegenover de natuur, maar ligt in het verlengde ervan (Freud 1905b, p. 57).
De onterechte nadruk op de tegenstelling tussen natuur (biologie) en cultuur (het psychische) als basisproblematiek van het driftbegrip in de Drie verhandelingen heeft ertoe geleid dat een andere tegenstelling systematisch aan het oog werd onttrokken. Het betreft de tegenstelling tussen ‹Geslechtstrieb› en ‹Seksualtrieb› die voor een goed begrip van Freuds conceptuele raamwerk in 1905 doorslaggevend is. Deze tegenstelling heeft bij ons weten in de literatuur niet of nauwelijks aandacht gekregen. Zij wordt ook in de vertaling van de Standard Edition volledig aan het oog onttrokken, omdat Strachey beide termen op dezelfde wijze vertaald: ‹sexual instinct›. Dat in de bestaande vertalingen aan dit onderscheid geen aandacht wordt besteed is nergens duidelijker dan in de, overigens uitstekende, Nederlandse vertaling van Wilfred Oranje.
Er is in het Nederlands geen enkele reden om ‹Geslechtstrieb› niet door ‹geslachtsdrift› en ‹Sexualtrieb› niet door ‹seksuele drift› te vertalen, aangezien dit evidente equivalenten zijn van de Duitse termen waarnaar ze verwijzen. Oranje vertaalt ‹Geslechtstrieb› nochtans de ene keer door ‹geslachtsdrift›, een andere keer door ‹seksuele drift›. En ook ‹Sexualtrieb› wordt afwisselend door deze beide termen vertaald. Voor Oranje betekenen de beide Duitse woorden dus exact hetzelfde. In feite volgt hij hiermee Strachey. Oranjes vertaling heeft inderdaad tot gevolg dat het eventuele onderscheid tussen beide termen voor de Nederlandstalige lezer onzichtbaar moet blijven. Alleen de recente Franse vertaling in de Oeuvres complètes respecteert het onderscheid tussen beide termen (Freud 1905c). In deze uitgave wordt ‹Geslechtstrieb› in alle gevallen door ‹pulsion sexuée› en ‹Sexualtrieb› systematisch door ‹pulsion sexuelle› vertaald. De vertalers laten echter na hun keuze te verantwoorden.14
Waarom willen wij vasthouden aan het verschil tussen deze twee termen? Freud neigt er zeer sterk toe deze termen in verschillende semantische contexten te gebruiken. ‹Sexualtrieb› wordt vooral gebruikt waar het gaat over niet-reproductieve vormen van seksualiteit waarin de genitale zone geen doorslaggevende rol speelt (dat wil zeggen, waar het gaat om de perversies) of die principieel auto-erotisch, dat wil zeggen ‹ohne Objekt› of ‹objektlos› (Freud 1905, p. 62 en 107) zijn (de infantiele seksualiteit). Voor Freud betekent dit ook dat de infantiele seksualiteit niet door fantasmes gestructureerd wordt. Het fantasme veronderstelt immers een relatie met een imaginair object. De infantiele seksualiteit verwijst bijgevolg naar een niet-functionele lustbeleving die in strikt fysiologische termen beschreven kan worden. ‹Geslechtstrieb› daarentegen verschijnt in semantische contexten waarin Freud het heeft over de ‹poëtische fabel› volgens welke de seksualiteit een instinct is dat de reproductie dient.
Freud gebruikt de term ook meer algemeen met betrekking tot de object-gerelateerde genitale seksualiteit die ook de inversie (homoseksualiteit) omvat. De tegenstelling tussen ‹Sexualtrieb› en ‹Geslechtstrieb› verwijst dus naar twee verschillende seksuele regimes. Een eerste (infantiele) regime is wezenlijk objectloos. Dit betekent dat de infantiele seksualiteit niet het object qua object viseert. Het object is hoogstens een instrument om lust te verwerven, zijn intrinsieke kwaliteiten spelen hier nog geen rol. Het is pas later — vanaf de puberteit — dat de seksuele drift (meestal) gegenitaliseerd wordt en zich op het object als zodanig richt.
In de eerste tien pagina's van de eerste editie van de Drie verhandelingen spreekt Freud systematisch over de ‹Geslechtstrieb›. In deze pagina's toont hij hoe de homoseksualiteit (inversie) de ‹poëtische fabel› die we kennen ondermijnt. In het resterende deel van dit hoofdstuk komt de term ‹Geslechtstrieb› nauwelijks voor. In dit deel bespreekt Freud de afwijkingen met betrekking tot het doel van de seksualiteit en dus de perversies waarin de genitale zone geen cruciale rol speelt.15 In het hoofdstuk over de infantiele (objectloze) seksualiteit wordt ‹Geslechtstrieb› slechts vier maal16 ‹Sexualtrieb› daarentegen tien maal vermeld. Ook elders in de tekst worden beide teksten gebruikt in de semantische contexten die we vermeldden.
Freud gebruikt ‹Geslechtstrieb› daarnaast soms ook als een pars pro toto. ‹Geschlechtstrieb› verwijst dan naar de menselijke seksualiteit en haar ontwikkeling. De ‹Sexualtrieb› is dan deel van deze meer algemene ontwikkeling. ‹Geschlechtstrieb› is hier verbonden met ‹Geschlechtsleben› als een algemene term voor ons seksueel leven.
Het is interessant om vast te stellen dat bijvoorbeeld Moll naar wie Freud in de eerste editie van zijn tekst nog regelmatig verwijst, de term ‹Sexualtrieb› niet gebruikt, terwijl de term ‹Geslechtstrieb› wel deel uitmaakt van zijn terminologie (Moll 1898). Moll verbindt deze term met het voortplantingsinstinct. Freud innoveert dus door een nieuwe term — ‹Sexualtrieb› — te introduceren, die primair verwijst naar het domein van de infantiele seksualiteit. Dit domein, dat wezenlijk verschillend is van het domein van de reproductie, is afwezig in het werk van Moll.
Het is wellicht ook niet onbelangrijk hierbij aan te tekenen dat de passage waarin Freud schrijft dat de koppeling van de drift aan zijn object minder sterk is dan we vaak geloven, zich onmiddellijk na de bespreking van de homoseksualiteit — en dus van een specifieke vorm van ‹Geslechtstrieb› — bevindt. Deze passage verwijst dus in de eerste plaats naar de volwassen object-gerelateerde seksualiteit. Wie, zoals Lacan en Laplanche, de nadruk al te exclusief op deze ene passage legt, verliest al te gemakkelijk de tegenstelling tussen deze objectgerichte ‹Geslechtstrieb› en de objectloze ‹Sexualtrieb› uit het oog. Men denkt dan gemakkelijk dat de ‹Sexualtrieb› reeds een (variabel) object heeft en dat de relatie met de ‹Geslechtstrieb› begrepen dient te worden vanuit en als een zich progressief wijzigende bepaling van het object (van een oraal object naar een anaal object enzovoort).17
Hoe kunnen deze termen dan het best vertaald worden? Voor het Nederlands stellen er zich geen speciale problemen. We vertalen ‹Geschlechtstrieb› door ‹geslachtsdrift› en ‹Sexualtrieb› door seksuele drift. Aangezien Freud het woord ‹Instinkt› nooit gebruikt, lijkt het redelijk om Strachey's vertaling van ‹Trieb› door ‹instinct› niet langer te weerhouden. ‹Drive› is zeker tegenwoordig een betere optie, ook al omdat in deze term de idee van een drijvende kracht die in het lichaam wortelt, behouden blijft. ‹Drive› verwijst immers naar een toestand van opwinding die ontstaat door de verbreking van een homeostatisch evenwicht en die door het organisme weer ongedaan dient te worden gemaakt. Voor ‹Geschlecht›18 bestaat er in het Engels, in tegenstelling tot het Nederlands, geen equivalent. Aangezien ‹Geschlechtstrieb› verwijst naar de object-gerelateerde genitale seksualiteit lijkt ‹genital drive› de beste optie.
Wij verkiezen haar boven ‹coital drive› ook al is dat strikt genomen een optie, omdat deze laatste term een hetero-normatieve bijklank heeft, terwijl Freud ‹Geschlechtstrieb› ook in verband met de inversie gebruikt. ‹Sexualtrieb› kan om evidente redenen door ‹sexual drive› worden vertaald. We vertaalden verder ‹Geschlechtsleben› dat aan het menselijke seksuele leven refereert door ‹sex life›. Deze term geeft goed de generische betekenis van ‹Geschlechtsleben› weer. We verkiezen hier ‹sex life› boven ‹sexual life› dat ook mogelijk was geweest, om de tegenstelling tussen ‹Geschlechtstrieb› en ‹Sexualtrieb› die onzes inziens wezenlijk is voor de tekst niet in het gedrang te brengen.
Deze laatste beschouwing geeft aan waarom ‹genital drive› als vertaling van ‹Geslechtstrieb› problematisch kan lijken in passages waar ‹Geslechtstrieb› als een pars pro toto functioneert. ‹Sex drive› was hier zeker een mogelijkheid geweest. Dit zou evenwel betekenen dat we eenzelfde Duitse term afhankelijk van de context op twee verschillende manieren zouden vertalen. Dat is niet onmogelijk, maar vanuit het standpunt van de vertaling problematisch. Meer fundamenteel vreesden we op deze manier het structurele onderscheid tussen twee seksuele regimes dat de eerste editie van de Drie verhandelingen bepaalt, nodeloos te verhullen. Aangezien evenwel de context meestal geen twijfel toelaat over het generisch gebruik van ‹Geschlechtstrieb› — bijvoorbeeld waar Freud de ‹Sexualtrieb› als een eerste moment of fase ervan thematiseert — geloven we dat dit niet echt problematisch is.
Conclusie
De kritiek op Strachey's vertaling van ‹Trieb› door ‹instinct› gebeurde op basis van een erg betwistbare interpretatie van Freuds werk in het algemeen, de Drie verhandelingen in het bijzonder. Deze problematische lectuur is een van de belangrijkste redenen waarom men aan de tegenstelling tussen (infantiele) ‹Sexualtrieb› en (genitale) ‹Geschlechtstrieb› zowel bij de vertaling van de Drie verhandelingen, als bij de theoretische reflectie erop, in het verleden nauwelijks aandacht heeft besteed.
Men beweert vaak dat de mens volgens Freud een ont-regeld dier is. Freud begrijpt deze ‹ontregeling› evenwel niet vanuit een confrontatie met de cultuur of met het symbolische (de taal). Centraal in Freuds reflectie staat een speculatieve biologie volgens welke de menselijke existentie beheerst wordt door een (onophefbare) tegenstelling tussen twee seksuele regimes. Onder invloed van de reactieformaties wordt het infantiele regime verdrongen. Deze verdringing belet niet dat de infantiele seksualiteit vanuit het onbewuste een stoorzender blijft voor de volwassen seksualiteit. Deze organische verdringing en haar gevolgen verklaren dan ook volgens Freud waarom de mens nooit echt helemaal thuis kan zijn in zijn eigen lichaam enerzijds en waarom hij nooit samenvalt met de culturele seksuele moraal anderzijds. Het is van cruciaal belang dat de vertaling van Freuds tekst recht doet aan deze conceptualiteit en haar niet aan het oog onttrekt.
Manuscript ontvangen 26 september 2016
Definitieve versie 28 juni 2017
Literatuur
- Davidson, A. (2001). The Emergence of Sexuality — Historical epistemology and the Formation of Concepts, Cambridge, MA: Harvard University Press.
- Freud, S (1905a). Drei Abhandlungen zur Sexualtheorie. Wenen:V&R Academic.
- Freud, S. (1905b). Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit. Werken 4 (p. 9-118). Amsterdam: Boom.
- Freud, S. (1905c). Trois essais sur la théorie de la sexualité, Oeuvres Complètes X, Paris: PUF.
- Freud, S. (1905d). Three Essais on the Theory of Sexuality, Standard Edition 7, London: Hogarth.
- Freud, S. (1905e). Sigmund Freud. Three Essais on the Theory of Sexuality — The first Edition (Eds. Ph. Van Haute & H. Westerink), London/New York: Verso, 2016.
- Freud, S. (1905e). Three Contributions to the Sexual Theory (vert. A.A.Brill), New York: Journal of Nervous and Mental disease, 1910.
- Freud, S (1915). De drift en zijn lotgevallen, Werken 7 (p. 17-44), Amsterdam: Boom.
- Lacan, J. (1966). Ecrits, Paris: Seuil.
- Lacan, J. (1973). Les quatre concepts fondamentaux de la psychanalyse, Paris: Seuil.
- Laplanche, J. (2007). Pulsion et instinct, in: Sexual. La sexualité élargie au sens freudien, Paris: PUF, p. 7-25.
- Moll, A. (1898). Untersuchungen über die Libido sexualis, Berlin: Fisher's Mediz. Buchhandlung.
- Strachey, J. (1966). Preface, Standard Edition 1, London: Hogarth, xiii–xxii.
Noten
- 1.De eerste Engelse vertaling van de Drie verhandelingen dateert uit 1910. Zij is van de hand van A.A. Brill (Freud 1905e). Brill gebruikt de tweede Duitse uitgave uit 1910 als uitgangspunt.
- 2.De Drie verhandelingen werden tijdens het leven van Freud vijf maal gepubliceerd: in 1905, 1910, 1915, 1920 en 1924.
- 3.Te verschijnen bij Van Tilt 2017.
- 4.In eerdere Franse vertalingen wordt ‹Trieb›, zoals in de Standard Edition, vertaald als ‹instinct›.
- 5.Spelend met de Engelse term ‹drive› stelt Lacan ook voor om ‹Trieb› door ‹dérive› te vertalen. Op deze manier wordt de nadruk gelegd op de ‹afwijking› (van de instinctuele orde) die in de orde van het driftmatige zou liggen.
- 6.Op analoge wijze brengt Jean Laplanche de drift in verband met de onverwerkte resten van de enigmatische (seksuele) boodschappen van de volwassene die blijven aandringen, opdat het kind er een psychische vertaling aan zou geven (Laplanche 2007)
- 7.Hetzelfde geldt voor de problematiek van de gehechtheid die in het werk van Laplanche de zelfbehoudsdriften vervangt en opslorpt (Laplanche 2007, p. 25).
- 8.Freud herbevestigt deze koppeling van de drift aan de behoefte in De drift en haar lotgevallen (Freud 1915, p. 24).
- 9.In de latere edities verdwijnen de meeste verwijzingen naar Moll.
- 10.Hiertegenover staat bijvoorbeeld de volgende passage die in 1915 werd toegevoegd en die de meer interessante visie verwoordt dat de drift primair lust zoekt: ‹De bron van de drift is een exciterend proces in een orgaan, en het eerste doel van de drift is het opheffen van deze orgaanprikkel› (Freud 1905b, p. 48-49). ‹Lust› wordt hier begrepen als het wegnemen van de spanning (‹orgaanprikkel›).
- 11.Deze oedipale fase wordt evenwel in 1915 nog niet als zodanig vermeld. De expliciete verwijzingen naar het Oedipus complex dateren allen uit 1920.
- 12.Een belangrijke complicerende factor in de Drie verhandelingen is het feit dat Freud in deze tekst een conceptueel apparaat dat aan de neurofysiologie ontleend was en in zijn studies over de hysterie toepassing had gevonden nu in verbinding brengt met een psychiatrisch/seksuologisch begrippenapparaat. Concreet wordt dat zichtbaar in de boven geciteerde passage uit 1905 over de seksuele drift (p. 78) waar Freud een verbinding zoekt tussen drift (Trieb) en prikkel (Reiz).
- 13.Men denke hier bijvoorbeeld aan Clark Hull's invloedrijke ‹drive reduction theory› (1943) en het werk van Dollard en Miller dat hier op voortbouwde.
- 14.Laplanches artikel over het onderscheid tussen ‹Trieb› en ‹Instinkt› kan als een impliciete verantwoording van dit onderscheid worden gelezen (Laplanche 2007). Deze verantwoording sluit op het eerste gezicht aan bij de onze: ‹Geschlechtstrieb›/pulsion sexuée verwijst naar de volwassen seksualiteit, ‹Sexualtrieb›/pulsion sexuelle verwijst naar de infantiele seksualiteit. De wijze waarop Laplanche dit onderscheid verder thematiseert wijkt evenwel sterk af van onze lectuur. De plaats ontbreekt om hier verder op in te gaan.
- 15.De term ‹Geslechtstrieb› wordt in de eerste tien bladzijden twaalf maal, en ‹Sexualtrieb› twee maal gebruikt. In de rest van het hoofdstuk gebruikt Freud dertien maal ‹Sexualtrieb›. ‹Geslechtstrieb› wordt in dit deel slechts twee maal vermeld.
- 16.En steeds in verwijzing naar een gegenitaliseerde en objectgerichte seksualiteit.
- 17.Freud stelt slechts vanaf 1915 (De drift en zijn lotgevallen) dat de drift van bij het begin een object heeft en dus wezenlijk objectgericht is.
- 18.Het is niet zonder belang hierbij aan te tekenen dat het onderscheid tussen ‹seks› en ‹gender› waarmee wij zo vertrouwd zijn geworden, bij Freud geen rol speelt. Dit onderscheid werd immers slechts in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw geïntroduceerd en gethematiseerd. In het woord ‹Geslecht› speelt het verschil tussen seks en gender dus nog geen rol.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden