Ruimtelijk analyseren
Samenvatting
Psychoanalyse en architectuur zijn beide meervoudig ruimtelijk bepaald. Dat is het uitgangspunt van Cosimo Schinaia, een Italiaanse auteur uit Genua die werkzaam is als psychoanalyticus, en architectuur nauw betrekt bij zijn denken over geestelijke gezondheidszorg. Dat leidt ertoe dat hij in zijn boek gedetailleerd ingaat op het ontwerpen en bouwen van gezondheidscentra, evenals op de inrichting van de ontvangstkamer van de psychoanalyticus. Van de andere kant bekijkt hij de realisaties van de architect zowel vanuit het creatieve vertrekpunt als met de ogen van gebruikers. Maar ook in bredere zin zijn er correspondenties: psychoanalyse heeft als een van haar doelstellingen een innerlijke ruimte te creëren die vrijheid mogelijk maakt en de architect streeft ook naar een samenspel tussen binnen- en buitenruimte waarin mensen zich op ‹hun plaats› voelen. De auteur wil zoeken naar wegen volgens welke psychoanalyse en architectuur elkaar kunnen ondersteunen in het bevorderen en vergroten van ‹mental containment› en soepele overgangen tussen wat hij in de titel aangeeft als ‹inside› en ‹outside›. Hoe kunnen wij goed wonen, in onze geest en, daarmee nauw verbonden, in onze woning? Openstaan voor de noden en vragen van analysanten en bewoners dient voor Schinaia altijd en overal voorop te staan. Dit geldt voor allerlei vormen van psychotherapie en voor velerlei typen gebouwen (administratief, educatief, cultureel enzovoorts). Constructieve creativiteit is de leidraad op beide gebieden, samen werken aan nieuwe ontwerpen. Daarom ook zijn beide disciplines verwant aan artistieke ondernemingen.
Bespreking van
Cosimo Schinaia (2016). Psychoanalysis and architecture — The inside and the outside. Londen: Karnac Books. ISBN 978 1 7822041 1 4, 328 pp., £ 26,44
In het eerste hoofdstuk beschrijft de auteur zijn eigen situatie waarin de nadruk ligt op de vrijheid die hij als migrant verwierf, met intellectuele souplesse en openheid als resultaat. Vanuit dat vertrekpunt leidde voor hem de uitwisseling tussen verschillende wetenschappelijke en culturele domeinen tot nieuwe originele vondsten. In het vervolg daarop verkent hij in hoofdstuk twee grenzen en de mogelijkheden deze in samenwerkingsverbanden te overschrijden. Hoofdstuk drie behandelt de metaforische architectuur van de psyche vanaf Freuds archeologische beelden tot onder andere de theorie van Bollas waar een voortdurend af- en opbouwen elkaar afwisselen. Hoofdstukken vier, vijf en zes gaan respectievelijk in op ruimte, tijd en continuïteit versus discontinuïteit als fundamentele criteria voor beide werelden. Wat dit laatste aspect betreft leidt onze postmoderne maatschappij volgens de auteur tot een ‹radicaal nomadisme›, hetgeen het gebruik van gesloten symbolische systemen en van rigide compartimentering ongeschikt maakt. In de latere hoofdstukken komen de al genoemde concrete invullingen (huis, kliniek, behandelruimte) aan bod en Schinaia besluit met een aantal aanbevelingen om de samenwerking verder te bevorderen.
De tussenhoofdstukken zeven en acht wekten mijn bijzondere aandacht, al is hun plaats in het geheel misschien wat vreemd. Eerst komt het begrip ‹haast› aan bod waarbij als tegenpool de langzame of zelfs stilstaande conceptualisatie gewaardeerd wordt, de ‹dode tijd van de analyse› die André Green benoemde, of de trage vorming van een architecturaal project. In hoofdstuk acht ten slotte wordt de blik verlegd naar de notie ‹unheimlich›, in het Engels ‹uncanny›. Deze term uit het gelijknamige artikel van Freud tracht te benoemen waar en in hoeverre het eigene, het huiselijke, het intieme tegelijk het vreemde, het oneigene en radicaal andere kan zijn. De psychoanalyse zoekt wegen om deze twee dimensies elk een plaats te geven en architectuur zou er ook op gericht moeten zijn gastvrijheid te bieden aan dit spanningsveld. De auteur schrijft: ‹Vandaag de dag moet de architectuur werken met ideeën over ruimte waarin de verschillen tussen zelf en niet-zelf, tussen orde en chaos, tussen gedifferentieerd en niet afgebakend kunnen meespelen›. Zo kan zij tegemoet komen aan complexe verwachtingen en ook een plaats bieden aan dat wat altijd al de deur werd gewezen. In een fraaie vergelijking laat Schinaia zien hoe dat concreet kan uitpakken. Enerzijds wijst hij op het Junkerhaus als museum van Heimlichkeit en anderzijds voert hij Frank Gehry op als architect die de deconstructivistische dimensie meeneemt in zijn werk. Diens huis in Santa Monica is geen homogeen geheel maar ‹een som van verschillende, schijnbaar autonome eenheden die een intense dialoog en een formele relatie tot stand brengen tussen binnen en buiten›. De auteur hint hierbij volgens mij ook op een verdere samenhang tussen mens en wereld in het antropoceen waarbij de term ‹eco-architectuur› gebruikt zou kunnen worden.
Dit soort concrete invullingen met sprekende foto's geven het boek een reële meerwaarde. We vinden dat terug daar waar verschillende soorten architecten naar analytische maatstaven gewogen worden. Zuiver functionalistische bouwwerken ontberen vaak de extra's die de fantasie een plaats gunnen. Drie voorbeelden laten zien hoe verlangen en verbeelding architecturaal tot hun recht komen:
- Gaudi's Sagrada Familia in Barcelona streeft enerzijds naar verre hoogten, maar schuwt niet de krochten van de geest onderdak te verschaffen en ze blijft ook onaf, zelfs als de huidige bouwmeesters er ooit een punt achter zetten. Zo is ze een afspiegeling van de menselijke geest in al zijn geledingen en in zijn virtuele openheid.
- De Notre Dame des Champs van Le Corbusier in Ronchamp laat zijn grootse zadeldak als moederlijke overwelving de leegte tegelijk aanduiden en overspannen. Beide kerken komen tot een spannend samenspel tussen mannelijke en vrouwelijke componenten in wisselende samenstelling, een beweeglijkheid waarmee de architectuur een vruchtbare inspiratiebron kan vormen voor de psychoanalyse.
- Als derde, meer werelds voorbeeld zij het Guggenheim-museum in New York genoemd, waar Lloyd Wright tegen de zin van directeur Sweeney (die vreesde dat zijn schilderijen niet mooi recht zouden hangen) in een prachtige lange afdalende spiraalvorm de expositieruimte ontwierp die naadloos aansluit bij de natuurlijke bewegingen en verwachtingen van de bezoekers.
Dit boek biedt dus een mooi overzicht van contacten tussen beide gebieden en van mogelijkheden om hier vanuit tot een voller begrip van ruimtelijke mogelijkheden te komen en van een vrijere positie voor mensen in samenhang met hun binnen- en buitenruimtes. Twee punten van kritiek zijn volgens mij echter toch ook wel op hun plaats. Allereerst is de volgorde van behandelde onderwerpen enigszins willekeurig al is er wel een goed register als wegwijzer. Een tweede aspect vind ik wat moeilijker verteerbaar: de auteur citeert overvloedig duizend-en-een bronnen waarbij regelmatig hele bladzijden tussen aanhalingstekens staan. Ook al beweert een criticus (in een van de talrijke parateksten) dat deze lappendeken net de charme van het project uitmaakt en aangeeft dat hier uit vele materialen een groter bouwwerk gerealiseerd wordt, toch werkt ook geregeld de overdaad verwarrend. Maar wie stevig de pas erin zet komt ook bij allerlei uitgangen van dit labyrint terecht waar hij wellicht blij verrast zijn lievelingsplek ontwaart zoals Freud op 3 september 1900 op de Acropolis.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden