Waarom oorlog?
Samenvatting
Dit kleine boekje, Freud and war, is een vertaling uit het Frans, en werd voor het eerst uitgegeven door de Zwitserse lacaniaans geïnspireerde psychoanalytica met journalistieke ervaring, Marlene Belilos, in 2011. Het voorliggende boek werd aangevuld met de Engelse vertaling door Mark Solms van een cruciale tekst van Freud uit 1915, Wir und der Tod. Zonder dit hoofdstuk, dat een scharnierfunctie heeft gekregen in de Engelse uitgave, is het werkje eigenlijk pover en teleurstellend en beantwoordt het mijns inziens niet aan de waarderende beoordelingen op de achterflap. De befaamde briefwisseling tussen Einstein en Freud in 1932, had veel meer uitgewerkt kunnen worden vanuit een historisch perspectief, waarin men de ontwikkeling van Freuds inzichten omtrent de doodsdrift en haar onlosmakelijke verbondenheid met de levensdrift had kunnen aantonen. De tekst uit 1915, in het klimaat van de Eerste Wereldoorlog met de mobilisatie van Freuds zonen geschreven, is van historisch belang, aangezien het informeert omtrent de evoluerende gedachtegang van Freud in verband met zijn inzichten in de verknoping van levens- en doodsdrift. In dit essay, een herwerkte versie van Freuds toespraak tot de Joodse Loge, B'nai B'rith, in Wenen, kan men een uitwerking herkennen van het effect van de oorlog op de menselijke beleving van leven en dood. Was dit voor Freud, zo weinig toegankelijk op emotioneel vlak voor zijn naasten, de manier om de eigen angst voor dood van die naasten, van zichzelf, te bevatten? ‹Wens je het leven te verdragen, bereid je dan voor op de dood› (eigen vertaling), luidt de slotzin.
Bespreking van
Marlene Belilos (red.) (2016). Freud and war, Londen: Karnac books. ISBN 978 1 78220 311 7, 97 pp., £ 13,69
Dit boekje treft ons vanwege het onderwerp: wat kunnen psychoanalytici vandaag de dag begrijpen van de waanzin van oorlog in onze tijd van ‹onzichtbare› oorlog, diffuse en alom tegenwoordige terroristische dreiging en explosieve zelfmoordaanvallen?
De briefwisseling van 1932 tussen Freud en Einstein wordt integraal weergegeven en van inleidend commentaar voorzien. Einstein en Freud kenden elkaar al sinds 1926, en poogden, hoewel in verschillende domeinen werkzaam, met elkaar te communiceren. Dit leek vooral van Einstein uit te gaan, die Freud complimenten gaf, maar al vaker van een koude kermis thuiskwam: Freud weigerde bijvoorbeeld in te gaan op de vraag naar zijn standpunt inzake het zionisme, maar gaf in zijn antwoord duidelijk te kennen dat hij het geweld dat nodig was om een heilige muur te bouwen onverantwoord vond. Ook in zijn antwoord op de beroemde brief van Einstein, die door de Verenigde Naties geïnspireerd was, en waarin hem gevraagd werd: ‹Is er een manier om de mensheid te verlossen van oorlogsdreiging?›, antwoordt Freud laconiek dat hij vreest Einstein teleurgesteld te hebben met zijn omstandig antwoord. Zoals bekend is ontwikkelt Freud hierin de argumentatie dat dit een onmogelijkheid is, omdat het een wezenlijk kenmerk van de mens uitmaakt. De mens is een wolf voor zijn medemens, geweld is inherent aan het menselijk bestaan, zo had Freud reeds besproken in Onbehagen in de cultuur (1930). Opvallend is tevens dat de vraag van Einstein naar manieren om intermenselijk geweld aan banden te leggen, in feite het antwoord al in zich draagt: de mens draagt een lust met zich mee voor haat en destructie. Einstein legt in zijn brief de nadruk op het onvermogen van de heersende macht om een kleine groep van ‹slechte› mensen die profijt uit twist en vernietiging willen halen te bedwingen, en dat dit niet zelden de intelligentsia betreft. Freud draait deze redenering handig om door te stellen dat het juist pacifistische gedachten zijn die naïef en onrealistisch zijn, en enkel een dictatuur van het verstand en de redelijkheid de menselijke tendens tot destructie aan banden kan leggen. Men kan zich bij het lezen van Freuds antwoord niet van de associatie ontdoen, dat Einstein zélf een twijfelachtige rol heeft gespeeld in het verloop van de Tweede Wereldoorlog. Freud kon de atoombommen in Japan uiteraard niet voorzien, maar speelde er misschien een intuïtief aanvoelen van het ambivalente in de vraagstelling van Einstein? Waarom een woord als ‹dictatuur› gebruiken, wanneer het over het voorkomen van oorlog gaat?
De geïnteresseerde lezer zal meer uitdaging en inzicht verwerven in andere teksten dan dit boekje met de wat hovaardige titel Freud en oorlog om een en ander te begrijpen. Zo is er enerzijds Gilbert Diatkine (2016) die de historische context en conceptuele evolutie van het begrip doodsdrift bij Freud bespreekt en de beroemde brief aan Einstein in een ruimer perspectief plaatst, geïnformeerd vanuit andere bronnen. Zo is er bijvoorbeeld het korte notitieboekje dat Freud van 1929-1939 bijhield en een waardevolle bron is van zijn bedenkingen omtrent de maatschappelijke en politieke gebeurtenissen, en de geschriften van Freud tussen 1915 en 1932, waarin duidelijker wordt welke betekenis ‹dictatuur› voor Freud had. Hij doelde hoogstwaarschijnlijk op de dictatuur van de religie, waarbij het tegengewicht van de ‹dictatuur van de rede› weerstand moest bieden aan het verbod op het vrije denken. Daarnaast wordt er door Diatkine een schets gemaakt van de inzichten die in eerdere teksten, Toekomst van een illusie (1927), Onbehagen in de cultuur (1929), voorbereiding op Over een Weltanschauung (publicatie 1934), en de briefwisseling met onder anderen Lou Andreas-Salomé, Ferenczi, Jones, Arnold Zweig, Karl Abraham, Lampl-de Groot, vorm gaven aan de evolutie van het doodsdrift-gegeven.
Ribas (2016) beschrijft hoe, enkele jaren voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en bij het opkomende nazisme (één jaar na de briefwisseling 1932 tussen Einstein en Freud zouden de boeken van Freud en Einstein publiek verbrand worden), Freud opnieuw op een zeer lucide en nu meer rijpe manier aanknoopt bij de kracht van de menselijke agressieve driften als noodzaak om het leven te bewaken. Hij stelt in de brief aan Einstein voor dat het naar buiten richten van de inherente agressieve driften met behulp van de voorhanden zijnde middelen, in casu wapens, ten slotte een vernietigingsdrift wordt. Freuds Colleges inleiding tot de psychoanalyse — Nieuwe reeks (1932), waarin onder andere op zeer heldere manier de tweede structuur van de psyche met haar verschillende instanties wordt uiteengezet, werden in dezelfde periode als de Einstein-brief gepubliceerd.
In een recent werk van eigen bodem, Het verlangen naar oorlog & andere zaken, toont Toni Ladan (2015) aan dat de kennis van onze innerlijke houding ten opzichte van oorlog van belang is om de menselijke tendens tot destructie te begrijpen.
Om terug te keren tot dit besproken boekje: een kort hoofdstuk beschrijft hoe Freud, bij wijze van provocatie, een exemplaar van de brief Waarom oorlog aan Mussolini gaf in 1934 met het begeleidend schrijven: ‹Aan Benito Mussolini, met de respectvolle groeten van een man die in de leider een culturele held herkent›, en het onderzoek van Freud, als vermeend subversief wetenschapper, door leden van de fascistische Italiaanse ambassade in het daaropvolgende jaar.
Een alternatieve lezing van deze daad van Freud, zoals door Laura Sokolowsky in het boek beargumenteerd, bespreekt de naïviteit van Freud tegenover het fascistische gevaar.
Dit boek is al met al een interessant project, aangezien het stimuleert tot verder nadenken en tot het bestuderen van de wortels van het doodsdrift-concept bij Freud. Dit thema is nog nooit zo actueel geweest als vandaag!
Literatuur
- Diatkine, G. (2016). La dictature de la raison. Revue Française de Psychanalyse, 80, 54-64.
- Ladan, A. (2015). Het verlangen naar oorlog en andere zaken. Amsterdam: Sjibbolet.
- Ribas, D. 2016. Pourquoi la paix? Revue Française de Psychanalyse, 80, 15-26.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden