Honderd jaar Rouw en Melancholie
Samenvatting
Hoe wordt er psychoanalytisch gedacht over rouw, een eeuw na het verschijnen van Freuds studie Rouw en Melancholie? Wat voegt het voorliggende boek toe aan Freuds inzichten?
Bespreking van
Salman Akhtar & Gurmeet S. Kanwal (2017). Bereavement. personal experiences and clinical reflections. Londen: Karnac Books. ISBN 978 1 7822049 1 6, 213 pp., £ 24,29
De rouw is volgens Freud niet pathologisch, maar een proces dat bij het normale leven hoort en na een zekere tijdspanne overwonnen zal worden. Freud stelt dat therapeutisch ingrijpen bij de rouw ondoelmatig of zelfs schadelijk is, maar hij zegt niet waarom en illustreert dit ook niet. Hij veronderstelt in zijn tekst dat de rouw tijdelijk en voorbijgaand is. Dit standpunt zal hij later matigen; vanaf 1926 spreekt hij zich minder stellig uit over de beperkte tijdsduur van de rouw. Freud benadrukt de ambivalentie bij melancholie, alsof deze in de gewone rouw afwezig zou zijn. Freud zou beter kunnen focussen op het innerlijk conflict tussen de wens om de band met het verloren object te behouden en de wens om er zich los van te maken. Freud ziet rouwen te weinig als een psychosociaal proces waarin andere mensen een grote rol spelen. Zijn opvatting dat rouwen essentieel een kwestie is van losmaking van de band met de overledene moet het ontgelden. Aan het einde van een rouwproces verliest het verloren object niet aan betekenis, het krijgt een andere plaats in de psyché. Rouwen is meer dan loslaten, het is een creatief proces, zowel van het Zelf, dat er versterkt en verdiept uitkomt, als van de relatie met de geliefde die blijft bestaan in een herinneren dat de gekoesterde interne dialoog bewaart. De uitkomst van een rouwproces is niet de cathexis, wel het creëren van continuïteit met het verloren object.
Na Freud kwamen er belangrijke aanvullingen van Abraham, Deutsch, Klein, Lindemann, Pollock, Bowlby en Parkes, Volkan en Furman. De historische dimensie wordt in het eerste hoofdstuk van het boek besproken door Akhtar.
Nu weten we dat de leeftijd waarop iemand een dierbare verliest, gevolgen zal hebben voor het rouwproces. Hoe jonger het kind op het moment van het verlies, hoe ingrijpender de gevolgen voor zijn latere ontwikkeling. Echter niet bij elk kind, sommige kinderen hebben een enorme veerkracht.
Verschillende auteurs hebben fasen in het rouwproces beschreven: een acuut stadium en een chronisch stadium; de drie fasen beschreven door Bowlby bij kinderen zijn bekend: protest, wanhoop en onthechting. Later heeft hij samen met Parkes zijn schema gewijzigd naar vier fasen. Nu relativeren we dit fasenmodel en denken over fluctuatie tussen twee posities: momenten dat men het verlies onder ogen ziet en intens emotioneel reageert en momenten dat men het verlies opzijzet en begaan is met het leven dat doorgaat.
Het belang van rouwprocessen voor de creatieve ontplooiing wordt tegenwoordig beter begrepen dan honderd jaar geleden.
Vanaf het tweede hoofdstuk blikken zes gerenommeerde psychoanalytici terug op hun eigen ervaringen na het overlijden van dierbaren. Malawista verloor haar moeder bij een verkeersongeval toen ze negen was. Wolman blikt terug op het verlies van zijn vader, Lowy beschrijft zijn rouwproces na de dood van zijn zus en Livingston werd pas weer helemaal de oude twee jaar na het overlijden van haar man. Aangrijpend is het verhaal van Ann Smolen, een veelbelovende balletdanseres die haar oudste zoontje Alex verloor aan de gevolgen van leukemie. Psychoanalyse en poëzie hebben haar gered; dankzij haar psychoanalyse kon ze de gezinstaken aan en gaf ze haar carrière een wending: eerst volgde ze studies culturele antropologie en sociaal werk voordat ze met de psychoanalytische opleiding begon. Platt schrijft over het verlies van haar hond. Kanwal reflecteert over de persoonlijke getuigenissen van zijn collega's in het laatste hoofdstuk. Praktiserende psychoanalytici schrijven over de moeilijkste momenten in hun eigen leven, worden dus transparant voor hun patiënten en zullen in hun therapieruimte ongetwijfeld hierover bevraagd worden. Wat blijft er over van onze abstinentie en anonimiteit? Wellicht heeft de relationele psychoanalyse de analytische techniek ingrijpend beïnvloed.
Uit alle hoofdstukken blijkt dat we nu meer zicht dan Freud hebben op de factoren die een rouwproces compliceren: de premorbide persoonlijkheidsorganisatie (borderline of narcistisch), de kwaliteit van de relatie en de gehechtheid (ambivalent, de bijzondere status van de overledene), de aard van het overlijden (zeer plots; moord; zelfmoord), de psychosociale context (het verlies van een kostwinner is meer ingrijpend; ruzies over de wilsbeschikking en erfeniskwesties maken rouwverwerking moeilijker). Melancholie is slechts één pathologische uitkomst van het rouwproces, we kennen nu de gefixeerde pathologische rouw, de manische afweer, verslavingsproblemen ontstaan na een verlies. Soms wordt het verlies geseksualiseerd, waarbij iemand zich na een verlies te snel in een nieuwe relatie stort. In de kliniek zien we ook patiënten die niet in staat zijn te rouwen.
Dankzij het werk van Furman weten we beter hoe jonge kinderen met de dood kunnen leren omgaan: hen niet van deze werkelijkheid afschermen, hen aanmoedigen te huilen en te rouwen over het verlies, hen helpen agressie niet te onderdrukken (hoewel dit vaak onvermijdelijk is). Hoe meer het kind in onwetendheid verkeert, hoe nieuwsgieriger het zal worden en hoe meer het kan denken dat het verantwoordelijk is voor of schuld draagt aan het verlies. Soms gaat het kind op zoek naar de ouder. Vaak blijft het kind nog een band behouden met de overleden ouder in de vorm van een alziende, almachtige fantasiefiguur die het kind vergezelt, op alles toekijkt en waarmee het kan communiceren. Terwijl tegelijkertijd de realiteit van het verlies wordt erkend (een vorm van Ik-splijting). De impact van het verlies van een ouder voor een kind onder de leeftijd van negen jaar kan niet onderschat worden. Het is noodzakelijk dat de ouder die overblijft genoeg gesteund wordt en adviezen krijgt hoe deze het best met de achterblijvende kinderen omgaat. Therapeutische interventie is echt noodzakelijk wanneer de ontwikkelingslijn van het kind een knik vertoont.
Volgens Kanwal is er de laatste jaren veel interesse voor de cultuurspecifieke manier waarop verlies wordt verwerkt. In onze westerse cultuur wordt de dood geloochend en als iets gezien wat apart van het leven bestaat. In India bijvoorbeeld hoort de dood bij het leven en wordt er genoeg tijd gemaakt voor rouwrituelen. Meer onderzoek is nodig wat betreft de invloed van onze actuele communicatietechnologie op verliesverwerking: verdriet wordt nu collectief gedeeld via Facebook.
Ik las interessante beschouwingen over de Kaddish in Joodse begrafenisrituelen (p. 177), een herinterpretatie van de vadermoord uit Trauma en Taboe (p. 58-63), de gevolgen van het verlies van een tweeling (p. 91) en verjaardagreacties na een overlijden (p. 108-109), ook over het werk van Philippe Aries (p. 177). Welke is de weerslag van een rouwende therapeut op zijn patiënten? Ook bij die vraag wordt stilgestaan. En daarnaast worden vooral mooie parabels uit de Indische Upanishaden en het leven van Boeddha met metaforen en gelijkenissen in verband met rouw besproken in het laatste hoofdstuk. Soms vraagt de dood om stilte, niet alles is bespreekbaar. En de waarde van linking objects: relikwieën, monumenten, foto's, in memoriams helpen om de band met de overledene in stand te houden.
Het boek is vooral nuttig omdat de historische dimensie verbonden wordt met actuele theoretische inzichten en met persoonlijke levenservaringen van psychoanalytische therapeuten.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden