Shakespeare, Dostojevski en de Pakistaanse Prins — Masud Khan (1924-1989)
Samenvatting
Werd Sándor Ferenczi eerder bedacht met het epitheton ‹enfant terrible van de psychoanalyse›, steekt Masud Khan hem in de naoorlogse decennia absoluut naar de kroon. Als een van de meest enigmatische en controversiële analytici van zijn tijd zou Khan echter ook de meest verguisde worden. Khans verfrissende bijdragen over zijn werk in het ‹moeilijke› perverse en schizoïde register, met de focus op ernstige pre-oedipale trauma's en conflicten, werden tijdens de jaren zestig en zeventig verrassend enthousiast onthaald. Dat terwijl men hem eind jaren tachtig alweer liever doodzweeg. Bij een jongere generatie analytici is er echter opnieuw een openheid en zelfs fascinatie voor ‹Prins Khan›, zoals de charismatische protégé van Anna Freud en de erudiete ‹zoon› van Donald Winnicott zichzelf liet aanspreken. De tragiek van Khans turbulente bestaan en het prikkelend-literaire karakter van zijn veelzijdige oeuvre blijven vandaag de dag nog steeds tot de verbeelding spreken, zo blijkt.
Mohammed Masud Raza Khan werd geboren te Montgomery in toenmalig Brits India — het latere Pakistan — als jongste van negen kinderen. De lievelingszoon uit vaders derde huwelijk met een jonge danseres identificeert zich met vaders status van tirannieke en vermogende landeigenaar. Als moslim gevormd in een Britse kolonie cultiveert Khan een ware obsessie voor Engelstalige literatuur, en voor Shakespeare in het bijzonder. Worstelend zowel met de dood van zijn vader en zus als met een onmogelijke liefdesrelatie, incarneert Khan de tragiek van King Lear. Om zich verder te specialiseren in literatuur reist hij naar Oxford. In Londen hoopt hij zijn innerlijke demonen te kunnen temmen.
Een lapsus van John Bowlby bij de aanmelding voor behandeling, zou Khans toekomst een onverwachte wending geven: de potentiële analysant wordt plots als potentiële analyticus gecast. Na korte passages bij John Rickman en Ella Sharpe belandt Khan uiteindelijk in 1951 bij Winnicott op de sofa voor een leeranalyse. Dit betekent voor hen beiden de start van een analytisch avontuur van vijftien jaar. Khan wordt terstond Winnicotts coauteur, redacteur, secretaris en ‹ideeënfluisteraar›. Diverse grensoverschrijdende aspecten van hun relatie openen de weg voor Khans latere professionele grenzeloosheid als analyticus en opleider.
Met Londen als uitvalsbasis zou de flamboyante Khan al snel ook internationaal — onder meer in de Verenigde Staten en in Frankrijk — floreren. Toch kent die carrière een ietwat aarzelende start. Nadat hij in 1955 lid van de British Psychoanalytical Society (BPS) wordt, zou het enkele verwoede pogingen duren alvorens hij eind 1959 opleider kan worden. Dit betekent de start van een blitzcarrière en gekoketteer met de internationale psychoanalytische fine fleur. Zo introduceerde Khan Jacques Lacan in Londen en Winnicott in Parijs. Behalve een psychoanalytische dandy werd hij ook al snel een artistieke celebrity. Dit resulteerde in twee opeenvolgende huwelijken met prima ballerina's, een indrukwekkend patiëntenbestand uit kunstkringen en een dijk van een verslaving, zowel aan alcohol als aan zijn excentrieke en grandioze zelf.
Wanneer hij midden jaren zestig in het zenit van zijn roem is, raakt Khan echter gaandeweg van de regen in de drop. Een turbulent polygaam liefdesleven bewerkstelligt het einde van zijn tweede huwelijk. Ook Khans professionele leven raakt meer en meer aangetast door alcohol. Het wordt tevens gekruid met grensoverschrijdende patiëntencontacten. Seksuele transgressie, excessief drinken, almachtsfantasieën, geweld, paranoia, leugens en bedrog worden legio. Khan zit gevangen in een vicieuze cirkel, of beter, in een eigenhandig gefabuleerd web vol intriges. Provocaties drijven vrienden van hem weg. Wanneer zowel Winnicott als Khans moeder in 1971 sterft, voelt hij zich door iedereen verlaten. Op professioneel vlak legt hij zich verder toe op zijn eigen oeuvre. Khan treedt zo uit de schaduw van zijn intellectuele vader. Winnicotts vrouw Claire wordt de literaire nalatenschap toevertrouwd. Khan beleeft dit als postuum verraad. King Lear revisited.
Khan was een manusje-van-alles. Hij was codirecteur van de Sigmund Freud Copyrights, maar blonk ook uit als redacteur. Zo verleende hij minutieus zijn diensten aan onder meer de International Psychoanalytical Library, het International Journal of Psychoanalysis en de Nouvelle Revue de Psychanalyse. Uit de overvloedige reeks eigen artikels en bijdragen put hij materiaal voor een eerste boek, The privacy of the Self (1974). Khan radicaliseert Winnicott in het werken met volwassenen en maakt naam met innovatieve concepten, zoals het ‹cumulatief trauma›. In zijn literaire vignetten ligt de nadruk op de wederkerige transformatie die de analytische relatie bewerkstelligt en op intuïties die aansluiten bij hedendaagse bevindingen inzake mentalisatie. De originaliteit van Khans denken ontplooit zich verder in Alienation in perversions (1979), waar hij onder meer een eigen theorie van de perversies ontwikkelt. In Hidden Selves (1983), wellicht nog zijn meest klinische werkstuk, krijgen we eveneens een adequaat beeld van Khans klinische werk inzake het false self. Khans radicalisering van Winnicotts denken weet innovatieve theorie betreffende klassieke thema's, zoals dromen, overdacht, trauma en regressie, te combineren met levendig casusmateriaal.
Khans vierde boek is de provocatie te veel. Khan, die zich intussen met Dostojevski en met diens Prins Mysjkin uit De idioot identificeert, lijdt aan dipsomanie en paranoïde wanen. Met When spring comes (1988) tekent hij zijn professionele doodsvonnis. Een antisemitische uitval, het provocatieve misprijzen van collega's en een getuigenis van professioneel grensoverschrijdend gedrag vormen Khans afrekening met het psychoanalytische establishment. De institutionele banvloek volgt onvermijdelijk. Khans verdiensten worden eensklaps gedevalueerd, of, volgens cynici, herleid tot de al lang broodnodige oprichting van een ethisch comité in de schoot van de BPS.
Khan sterft totaal vereenzaamd in 1989. Niet de overwonnen long- en keelkanker, maar het problematische drank- en medicatiegebruik wordt hem fataal. Slechts enkele jaren later doorbreekt zijn biografe de stilte met het door Khan aan Shakespeares Othello ontleende ‹Speak of me as I am› (Cooper 1993). De twee biografieën die volgen (Willoughby 2005, Hopkins 2006), wekken Khans paradoxale persoonlijkheid, balancerend tussen genie en waanzinnige, tussen creatie en destructie, opnieuw tot leven. Zij roepen ons op om Khans teksten onbevangen te herlezen en deze kritisch naar waarde te schatten. In afwachting van Khans Work books (1968-1980), de dagboeken die tot 2039 onder embargo staan, biedt Khans verzameld werk zondermeer een uitdagend leesproject.
Literatuur
- Cooper, J. (1993). Speak of me as I am — The life and work of Masud Khan. Londen: Karnac.
- Hopkins, L. (2006). False Self — The life of Masud Khan. New York: Other.
- Willoughby, R. (2005). Masud Khan — The myth and the reality. Londen: Free Association.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden