Een reis door schemerland
Samenvatting
Op deze jaarlijkse studiedag van de VVPT over verlies en rouw wordt de aula gehuld in schemerlicht. Muzikant Steven de Bruyn neemt ons als start van de studiedag met onder andere zijn mondharmonica mee in een muziekstuk dat wat klaaglijk aandoet. Ik betrap mezelf op het zoeken naar betekenis en symboliek in de muziek die ons wordt aangereikt en merk dat ik vrees ‹het niet helemaal te vatten›. Ik probeer vooral emotioneel mee te gedijen wanneer ik me realiseer dat ‹het zoeken naar betekenis en het willen begrijpen› een houding is die ons als therapeut ook bekend is wanneer we geconfronteerd worden met een onverdraaglijk lijden, een verlies of een trauma in contact met onze patiënten. De boodschap die ik verder in de studiedag zal horen van de sprekers is dat we als therapeut proberen vanuit een niet-wetende en verdragende houding mee te voelen wat er beangstigend is voor onze patiënten om op die manier een soort van troost te bieden. Deze muzikale ontvangst en intermezzo's sloten op die manier goed aan bij de thematiek van deze studiedag en wisten naar mijn mening te raken, al duurden de muziekstukken soms wel lang.
Verslag van
Studiedag VVPT [Brussel, 9 juni 2017]
Hilde Seys ontvangt ons en kondigt de sprekers van de dag aan, waarbij ze de innerlijke mentale staat van getraumatiseerde kinderen koppelt aan het beeld ‹schemergebied›.
Marc Hebbrecht is de eerste die verlies, verdriet en rouw vanuit verschillende psychoanalytische auteurs benadert en vanuit de verschillende betekenissen onderzoekt. Hij brengt het vanuit zijn lezing terug naar iets wat als heel herkenbaar en alledaags voorkomt, en maakt het begrijpelijker door de casuïstiek die hij aanbrengt. Hij grijpt de kunst aan om de essentie van verlies te kunnen weergeven. Aan de hand van deze werken beschrijft hij hoe een verlies ook de mogelijkheid in zich draagt van een nieuw begin en dus paradoxaal genoeg ook een winst biedt. Wat me bijblijft van de lezing is zijn beschrijving van twee werelden waartussen je als therapeut meebeweegt, namelijk een werkelijkheid enerzijds en een droomwereld waarin de overledene verder leeft anderzijds. Hebbrecht omschrijft rouwarbeid als een proces waarin je moet aanvaarden dat je geliefde object niet meer bestaat. Dit is een confrontatie met de werkelijkheid waarbij alle libido wordt teruggetrokken uit verbindingen met het verloren object, hetgeen weerstand oproept. Mensen nemen niet zomaar genoegen met een substituut, geven niet zomaar de libidopositie op. Hebbrecht stelt het treffend voor als een geleidelijk aan oprichten van een monument in onze innerlijke wereld om het verloren object te eren. De verwijzing naar Freuds basistekst over rouw en melancholie vind ik nuttig voor verdere diepgang rond het concept rouw en de basis van de objectrelatietheorie die hier in feite gelegd wordt. Freud beschrijft rouw namelijk aan de hand van een innerlijke splitsing in Zelf en Objectvoorstellingen die met elkaar interageren. Rouw wordt door Hebbrecht als normaal verschijnsel omschreven tegenover de melancholie. In de melancholie in de psychoanalytische betekenis worden innerlijke objecten opgegeten als bij een open wonde, waarbij het Ik leeggemaakt wordt tot het is verarmd, tot er een gat in het binnenste ontstaat. Hebbrecht verwijst hierbij naar het werk van André Green. De verschillende betekenissen die Hebbrecht toewijst aan melancholie vanuit de filosofie, de psychiatrie en de psychoanalyse vond ik vernieuwend.
Hebbrecht licht toe hoe Kleins objectrelatietheorie een bijdrage levert aan het begrip rouw door Freuds visie uit te breiden. Hij geeft aan dat rouw vanuit die visie als een terreuraanslag in de innerlijke wereld kan worden gezien, waarbij de innerlijke wereld aan diggelen wordt gegooid. Zijn toelichting van hoe de paranoïde en depressieve positie eruit kan zien bij rouw vond ik verhelderend. Hebbrecht verwijst ten slotte naar Bion om het belang duidelijk te maken van het droombaar maken van een verlies om het vervolgens denkbaar te kunnen maken. Hij bespreekt hoe een moeilijk lopende rouw eruit kan zien en verwijst hierbij naar omnipotente mechanismen, zoals de manische vlucht en ontkenning, maar ook naar ‹de gefixeerde pathologische rouw›. Hebbrecht sluit af met de stelling dat rouwen bij het leven hoort en niet gepathologiseerd hoeft te worden. Het is ook meer dan loslaten van een band, het is een creatief proces van het veranderen van het Zelf en de relatie met het geliefd object. Ik neem zijn waarschuwing mee voor het mogelijk betuttelende effect van geruststellende en bemoedigende interventies die erop gericht zijn ‹het verdriet te doen stoppen›. Hij benadrukt dat authentiek empathisch zijn en de machteloosheid delen belangrijk is in therapie via een beschikbare en geduldig afwachtende houding; alsook het mobiliseren van een steunsysteem.
Jerry Springs licht een kleiniaans geïnspireerd model toe dat een verfrissende kijk biedt op de ontwikkeling van de capaciteit tot rouwen. Ze spreekt erg geïnspireerd en door haar enthousiasme en hoge tempo worden we verplicht er de aandacht goed bij te houden. In haar eerste lezing geeft ze ons zicht op hoe kinderen met een stabiele en liefdevolle achtergrond rouwen, om van daaruit te onderzoeken hoe en waarom kinderen die vroeg trauma ervaren niet in staat zijn om een innerlijke mentale staat te bereiken die normaal rouwen mogelijk maakt. Ze licht dit toe aan de hand van zeven verlieservaringen die vanaf de geboorte plaatsvinden gedurende de ontwikkeling en benoemt het belang van het good enough ouderschap om kinderen hiermee te leren omgaan. Aan de hand van de mythes van Perseus en Oedipus worden deze verlieservaringen duidelijker en worden begrippen die in de theorie naar voren komen, zoals onder andere ‹het monsterachtige gecombineerde moederobject› sprekend. Kort toegelicht leert het kind via deze verlieservaringen het beeld van een geïdealiseerde moeder opgeven en vervolgens internaliseren. Op deze manier kunnen onze ouders als behulpzame figuren verinnerlijkt worden en vormen ze als bron van comfort en harmonie een belangrijk voorbeeld voor latere relaties en vriendschappen. Baby leert namelijk dat liefdevolle gevoelens onze gevoelens van haat en jaloezie kunnen overwinnen en dat angstgevoelens als gevolg van schuldgevoel kunnen worden opgeheven, dankzij triangulatie én wederzijdse afhankelijkheid in een groep die groter is dan een (moeder-baby)dyade. Wat ik zelf zeker meeneem vanuit deze lezing is de manier waarop vanuit kleiniaans perspectief gekeken wordt naar rouw als proces waarbij een persoon die we verliezen in de externe wereld een plaats kan krijgen in onze interne wereld op een levendige en goede manier, waardoor we hier blijvend steun aan kunnen ontlenen. Net als Freud gelooft Klein dat succesvol rouwen pas mogelijk wordt zodra het kind kan evolueren van de paranoïd-schizoïde positie naar de depressieve positie, en depressieve angsten kan ervaren.
In het tweede deel van haar lezing schetst ze aan de hand van klinische vignetten hoe kinderen er niet in slagen om met de confrontatie met een gecombineerd moederobject om te gaan en regresseren naar primitieve mentale toestanden, zoals primair of dyadisch narcisme. Ze verwijst naar Bion die uitlegt hoe het psychisch apparaat onder aanvallen steeds meer gesplitst wordt in psychotische en niet-psychotische delen tot er een nauwelijks overbrugbare kloof ontstaat tussen deze delen. Ze verwijst hierbij naar hoe kinderen een fragiele, oppervlakkige maar tegelijk aanklampende relatie aangaan met zorggevers. Tijdens deze meer klinische lezing blijft het beeld van de toad-in-a-whole bij in haar gevalsbeschrijving voor het erkennen van het bestaan van het gecombineerd object. Het beeld kan op enige hilariteit rekenen bij het publiek, maar toont op sprekende manier een evolutie gedurende het therapeutisch proces naar meer differentiatie via triangulatie. De manier waarop Springs toelicht dat het werken met de omgeving verkozen wordt boven individueel werk bij getraumatiseerde kinderen, alsook de manier waarop ze aantoont dat er — ondanks soms schijnbaar hopeloos ogende situaties — zinvol werk en vooruitgang mogelijk is met deze kinderen, heb ik zelf als nieuw en bemoedigend ervaren.
Jan Olthof laat met zijn rustige manier van spreken en de interactionele stijl die zo eigen is aan systeemtherapeuten het tempo van de lezing wat dalen, wat ik zelf als aangenaam heb ervaren na de erg rijke, maar cognitief uitdagende lezing van Springs. Hij laat ons kennismaken met de narratieve aanpak waarbij de mens als verhaal in ontwikkeling wordt gezien. Hetgeen hij vertelt komt binnen en ik meen dat dit te maken heeft met de eigen ervaringen die hij inbrengt en het sprekende beeldmateriaal waarover we samen niet enkel tot nadenken worden gestimuleerd, maar waardoor we ook verplicht worden te voelen. Ik vond deze lezing in die zin zeker een meerwaarde in het geheel van een studiedag waar het uiteindelijk gaat om het kunnen doorwerken en voelen van pijnlijke (verlies)ervaringen. Wat ik vooral meeneem vanuit de lezing is dat verwerken in feite niet bestaat, omdat dit impliceert dat rouw ooit gedaan is. Olthof beschrijft rouw als een werk-in-wording en als een transformatie, omdat rouw onze identiteit tekent. Hij benadrukt hoe rouw erg persoonlijk en individueel is, waarbij het opgenomen zijn in een gemeenschappelijk verhaal steunend kan zijn. Systeemtherapeuten mobiliseren daarom de primaire relaties door gezinsleden bij elkaar te brengen. Wat me ook bijblijft is dat woorden anderen in rouw onvermijdelijk tekortdoen, ondanks zorgvuldigheid waarmee we woorden kiezen, maar dat beeldspraak kan helpen om taal te vinden. Olthof spreekt over het belang van een derde (tussen)ruimte, het verhalende in het werken met getraumatiseerde kinderen en gezinnen. Jammer genoeg kwam Olthof tijd te kort waardoor zijn betoog plots werd afgebroken.
Ronny Vandermeeren sluit als voorzitter van de VVPT de studiedag af met een uitgebreide en duidelijke uitleg over de wettelijke regeling van de psychotherapie. Zijn laconieke opmerking dat de wettelijke regeling van de psychotherapie zich al geruime tijd in een soort schemerland bevindt, waardoor het gevoelens van verdriet en verlies veroorzaakt, kan op enige hilariteit rekenen in het publiek. Hij verwijst naar de website van de VVPT voor verdere informatie over de actuele situatie.
De studiedag vormde een mooi geheel door de verscheidenheid aan lezingen, met poëzie, film, muziek en kunst. Het bracht nieuwe ideeën rond aanpak en zorgde voor verrijking van de begrippen rouw en melancholie.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden