Ohne Sympathie keine Heilung — Sándor Ferenczi en de analytische techniek
Samenvatting
‹Als Freud de psychoanalyse heeft uitgevonden, dan heeft Ferenczi aan psychoanalyse gedaan›, stelde Wladimir Granoff in 1961. Net als elders was Sándor Ferenczi op dat moment in Frankrijk ‹onbekend›. Ferenczi's nalatenschap zou — mede door toedoen van Freudbiograaf Ernest Jones — haast een halve eeuw onder de radar blijven. Ondanks inhoudelijke discussies en persoonlijke conflicten waardeerde Freud Ferenczi als theoretisch en klinisch genie, maar evenzeer als gangmaker van de internationale psychoanalytische institutie. Bij Ferenczi's overlijden verklaarde Freud nog dat het ‹ondenkbaar [is] dat de geschiedenis van onze wetenschap hem ooit zal vergeten› (Freud 1933, p. 533). Maar lange tijd werd Freud in het ongelijk gesteld. Nadat van Ferenczi eind jaren tachtig Das klinische Tagebuch (1932) en de omvangrijke briefwisseling met Freud (1908-1933) waren verschenen, werd hij midden jaren negentig door de psychoanalytische gemeenschap ‹herontdekt› (Stroeken 1995). Behalve als pleitbezorger van de realiteit van het trauma werd Ferenczi sindsdien ook verder in ere hersteld als innovator van de analytische techniek.
Presenteert Freud zich als wetenschapper en theoreticus, dan profileert Ferenczi zich als clinicus pur sang. De psychoanalyse is bovenal therapie. Ferenczi's ervaring als arts in een algemeen ziekenhuis bepaalt zijn sterke affiniteit met een erg verscheiden en vaak sociaal achtergestelde patiëntenpopulatie. Een gelijkaardige diversiteit aan ziektebeelden en onmogelijke behandelomstandigheden kenmerken zijn therapeutische werk tijdens de Eerste Wereldoorlog. De oorlogscontext begunstigt niet enkel de psychoanalytische verkenning van de ‹oorlogsneurosen›, maar faciliteert ook het uitvoerige experiment met de behandeltechniek. Geslaagde ervaringen met een actieve(re) rol van de analyticus en met korte sessies sterken Ferenczi's intuïties inzake de elasticiteit van de psychoanalytische toepassingsmogelijkheden. Zijn klinische innovatiedrift overstijgt duidelijk de heersende technische voorschriften, die op dat moment achterblijven op de theoretische ontwikkelingen. Met Wegen van de psychoanalytische therapie (1919) geeft Freud een impliciete vrijbrief voor de verkenning van therapeutische toepassingen voorbij het ‹pure goud› van de bankanalyse (Freud 1919, p. 58). In dit kader krijgt ook het in de marge reeds aangevatte experiment met de ‹actieve techniek› Freuds officiële fiat.
In tegenstelling tot Freud stelt Ferenczi niet de vrijwaring van het klassieke kader, maar de therapeutische optimalisatie voorop. Waar Freuds beknopte technische teksten vooral benadrukken wat de analyticus niet mag doen, stelt Ferenczi de positieve vraag naar het helende aandeel van de analyticus. In het kader van de actieve techniek experimenteert Ferenczi met het verlaten van de abstinentie ten voordele van het geven van directieven. Zo confronteert hij de fobische patiënt actief met zijn angst en bepaalt hij bij de dwangneuroticus het eindpunt van de analyse. Ferenczi voorvoelt al lang wat Freud ook zelf stilaan inziet, namelijk de noodzakelijke herijking van de relatie tussen psychoanalytische techniek en theorie. Deze kwestie, die tijdens het internationale congres van Berlijn (1922) als prijsvraag wordt geformuleerd, articuleert exact Ferenczi's bekommernissen.
Zowel Jones in Londen als Abraham in Berlijn bekijken Ferenczi's voorstellen met argusogen. Beiden propageren immers het klassiek-freudiaanse model van de analyticus als spiegel en van de chirurgische betrokken distantie, dat uiteraard contrasteert met scènes waarin bijvoorbeeld een analysant wordt aangemoedigd om een kinderliedje te zingen. Bij Ferenczi ligt de focus evenwel op de analysant als patiënt. ‹De psychoanalyse moet worden voortgestuwd door de kliniek en door de openheid voor het experiment, niet door de theorie›, luidde de kritiek op Freud. Dit ongenoegen vormt de inzet van Entwicklungsziele der Psychoanalyse (1924), een studie met Otto Rank als coauteur. Ferenczi's bijdragen houden een pleidooi in voor de studie van het analytische proces in functie van het lijden en de pijn van de patiënt. Volgens Ferenczi moet de therapie in eerste instantie het emotioneel doorvoelen faciliteren als voorwaarde tot herinnering en inzicht. Hij markeert zo de herhaling en het affect tot de sleutels van de psychische verandering. Het emotionele herbeleven in een responsieve therapeutische context staat centraal. Samen met een pragmatische instelling inzake de kracht van korte sessies maakt het expliciteren van dergelijke experimenten komaf met Freuds terughoudendheid inzake technische voorschriften. De commotie rond Ferenczi's Thalassa (1924) en Ranks Het geboortetrauma (1924) fnuikt echter het revolutionaire potentieel van dit manifest over analytische techniek. Enigszins ironisch leiden de theoretische speculaties alsnog de aandacht af van de techniek.
Ferenczi's enthousiasme laat zich door de brede weerstand tegen de voorgestelde innovaties allerminst afremmen. Hij schakelt zelfs naar een hogere versnelling en benadrukt het specifieke aandeel van de analyticus in het welslagen van het therapeutisch proces. Bovendien herdenkt hij op revolutionaire wijze de psychotherapie van het trauma. Patiënten met zware (seksuele) trauma's, borderlinepathologie of psychoses, die voordien als niet-analyseerbaar werden beschouwd, genieten zijn specifieke aandacht. Als analyticus van de ‹moeilijke gevallen› trekt hij voluit de kaart van de ‹tact› en de ‹empathie›. Hij denkt het therapeutische proces fundamenteel vanuit een relationeel perspectief. Ferenczi werkt met ‹het kind in elke volwassene› en met de realiteit van het trauma dat in de veilige therapeutische dyade wordt herbeleefd. Hij trekt van leer tegen de ‹professionele hypocrisie› van de analyticus en tegen de abstinentie van de betrokkenen als traumatogene factoren. Analyseerbaarheid en psychische verandering vormen de uitkomst van de ‹mutualiteit› in een authentieke therapeutische relatie, aldus Ferenczi. ‹Ohne Sympathie keine Heilung›, luidt zijn adagium (Ferenczi 1988, p. 265).
Loyaal aan Freud engageert Ferenczi zich in de freudiaanse psychoanalyse om haar van binnenuit te vernieuwen. Zijn furor sanandi drijft hem om de bakens van de psychoanalytische techniek te verleggen. Zijn invloed is onrechtstreeks merkbaar bij auteurs als Balint, Winnicott, Bion en Kohut. Vandaag vindt Ferenczi een nieuwe adem in de populaire ‹relationele› en de ‹interpersoonlijke psychoanalyse›, die intussen in de Verenigde Staten een vaste waarde zijn. Ondanks Ferenczi's populariteit in Frankrijk — mede onder impuls van Balints nicht Judith Dupont — rekent men hem in Nederland en Vlaanderen vaak nog te weinig tot de vaste kring van inspirerende basisauteurs. Ten onrechte, wanneer we bedenken dat Ferenczi's inzichten ons toelaten om voorbij de kunstmatige tweedeling van het ‹pure goud› versus de brede waaier aan psychoanalytische therapievormen te denken. Met Ferenczi kunnen we ons de vraag stellen: is het al goud wat blinkt?
Literatuur
- Ferenczi, S. (1988). Ohne Sympathie keine Heilung. Das klinische Tagebuch von 1932. Frankfurt am Main: Fischer.
- Freud, S. (1919 [1918]). Wegen van de psychoanalytische therapie. In Werken 8 (pp. 48-58). Amsterdam: Boom, 2006.
- Freud, S. (1933). Sándor Ferenczi. In Werken 10 (pp. 531-533). Amsterdam: Boom, 2006.
- Stroeken, H. (1995). De briefwisseling tussen Freud en Ferenczi. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 1, 97-113.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden