‹Hoe durfde ik dat artikel te schrijven?› — De intellectuele eersteling van Jeanne Lampl-de Groot
Samenvatting
Op 5 april 1927 hield Jeanne Lampl-de Groot een voordracht voor de Berlijnse Psychoanalytische Vereniging getiteld Zur Entwicklungsgeschichte des Oedipuskomplexes der Frau, die enkele aanvullingen op Freuds theorie over het oedipuscomplex bevatte.1
‹Hoe heb ik dat gedurfd?›, vroeg ze zich vijftig jaar later af, om zelf ook meteen het antwoord te geven: Freud zelf had haar ertoe aangemoedigd, toen zij afscheid namen na haar eerste analyse bij hem, en voor haar vertrek naar Berlijn, begin 1925. ‹Und jetzt sollten Sie Ihre eigenen Erfahrungen niederschreiben... Ich habe nur Anfänge gemacht, Ihr solltet fortsetzen› (Lampl-de Groot, 1982). Toch was het moedig van Jeanne dat zij die handschoen oppakte en een ‹lacune› in het werk van Freud opvulde. Het is trouwens al bewonderenswaardig dat ze in deze periode überhaupt toekwam aan het schrijven van een voordracht. Nadat ze in april 1925 halsoverkop was getrouwd met de Weense analyticus en huisvriend van de familie Freud Hans Lampl, en het stel begonnen was aan de bouw van een villa, ontworpen door Freuds zoon Ernst, werd eind januari 1926 hun dochter Henriette geboren. Kort daarna betrok het gezin hun nieuwe huis in het lommerrijke Berlijnse Grünewald. Met Pasen reisden ze naar Wenen om de baby aan Hans' moeder en aan de Freuds te laten zien, en in mei kwam Jeannes schoonmoeder naar Berlijn om een operatie te ondergaan en hiervan bij haar zoon en schoondochter thuis te herstellen. Jeanne had het zo druk dat zij er zelfs niet aan toekwam om Freud te schrijven ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag. Maar blijkbaar ontstond er in het najaar toch iets meer ruimte voor wetenschappelijk werk. Haar tekst legde ze eerst voor aan Freud, die haar op 3 maart 1927 berichtte: ‹Habe mich mit Ihrem ersten intellektuellen Kind sehr gefreut… Ob Sie mit der Korrektur meiner Behauptung recht haben, weiss ich natuerlich nicht. Es könnte aber leicht sein, klingt sehr plausibel› (Bögels). Freud vatte Jeannes artikel dus wel degelijk op als een ‹verbetering›, een indruk die Jeanne angstvallig lijkt te hebben willen vermijden. Deze dynamiek tussen analyticus/leermeester en analysand/pupil leek zich opnieuw te manifesteren toen Jeanne haar tweede paper, Zu den Problemen der Weiblichkeit, had voorgelezen op het internationale congres in Wiesbaden, en Freud haar schreef dat hij van Ruth Mack Brunswick had gehoord dat zij veel te zacht had gesproken. ‹Ihre Leistung steht im Zeichen der Konkurrenz mit mir, und für diese Schlimmheit mussten Sie sich ein Stueck vom Erfolg abziehen› (ibid.).
In Zur Entwicklungsgeschichte… sluit Jeanne aan bij Freuds Der Untergang des Oedipuskomplexes. Ze beschrijft eerst zijn ideeën over de oplossing van het oedipuscomplex bij het jongetje, maar ze voegt ook iets toe, namelijk de invloed op het verloop van het oedipuscomplex van de intense preoedipale band van het kleine kind van beide seksen met de moeder, en de moeite die kinderen hebben met het opgeven van die eerste objectrelatie. Ze suggereert dat het jongetje zijn penis dan ook niet alleen wil behouden vanwege het narcistisch belang van dit ‹highly prized organ›, maar ook om de mogelijkheid open te houden om, op een later moment, wél te kunnen triomferen over vader en terug te keren naar het eerste liefdesobject, of ‹more correctly›, haar substituut.
Belangrijker zijn misschien nog Lampl-de Groots vernieuwende ideeën geweest over de ontwikkeling van het meisje. Waar Freud (1925) de overwaardering van de penis niet alleen aan het jongetje, maar ook aan het meisje toeschrijft, volgt zij hem daarin niet: waarom zou het meisje, dat nooit een penis heeft gehad, en dus ook niet uit eigen ervaring de waarde ervan kent, de penis beschouwen als zo bijzonder? Waarschijnlijk weet het meisje wel heel goed dat zij prettige fysieke sensaties kan produceren door het stimuleren van haar clitoris en mogelijk haar vagina. In deze visie worden de betekenis van de penisnijd, en de consequenties die Freud daaraan verbond, sterk gerelativeerd.
Jeanne stelt dan ook dat de ontwikkeling voor jongetjes en meisjes tot en met de fallische fase op dezelfde wijze verloopt. Beiden hebben als eerste liefdesobject de moeder, beiden moeten haar als liefdesobject opgeven. Er is echter ook een verschil, namelijk dat voor het jongetje de castratie een dreiging is waaraan kan worden ontkomen door een (gefantaseerde) gedragsaanpassing, maar voor het meisje is het een voldongen feit. Zij moet de volledige consequenties van dit verlies aanvaarden. Het meisje richt zich dan op vader, en de wens een penis te hebben wordt vervangen door de wens een kind te krijgen van vader of van zijn substituut, waarmee er zowel voor het meisje als voor het jongetje een benijdbare situatie, maar ook compensatie bestaat.
Jeannes bijdrage is origineel: ze gunt het meisje een fallische fase gelijk aan die van het jongetje, ze maakt korte metten met het idee dat meisjes minder zouden masturberen of daar minder plezier aan zouden beleven dan jongetjes, en net als het meisje moet bij haar ook het jongetje aanvaarden dat hij niet zowel man als vrouw kan zijn. In grote lijnen echter vult zij Freuds theorie nader in en trekt zij geen radicale conclusies, zoals bijvoorbeeld Melanie Klein dat wel deed, met haar nadruk op de primaire objectrelatie en het moeten opgeven van primitieve almachtsfantasieën in een oedipuscomplex, in rudimentaire vorm, op een veel eerder moment in de ontwikkeling.
In zijn Über die weibliche Sexualität noemt Freud Jeannes paper en onderschrijft hij ook in grote lijnen haar argumentatie. Zijn enige opmerking is dat zij de afwending van de moeder door het meisje als niet meer dan een objectwisseling voorstelt en dat zij onvoldoende duidelijk maakt dat deze afwending met behoorlijk wat vijandigheid gepaard gaat (Freud 1931b). Waar Jeanne (Fliess, 1948) deemoedig mee akkoord gaat.
Jeannes gedachten waren origineel en inderdaad ‹gedurfd›, maar ze was persoonlijk te zeer aan Freud gebonden om zijn theorie werkelijk op losse schroeven te zetten. Ze probeerde toch zo veel mogelijk binnen de door hem beschreven kaders te blijven, iets wat Freud misschien nog beter besefte dan zijzelf.
Literatuur
- Bögels, G.F. (2017). Briefe an Jeanne Lampl-de Groot 1921-1939. Giessen: Psychosozial-Verlag.
- Fliess, R. (red.). (1948), The psychoanalytic reader. Editorial comments. New York: International Universities Press.
- Freud, S. (1924b). De ondergang van het Oedipus-complex.
- Freud, S. (1925). Enkele psychische gevolgen van het anatomisch geslachtsverschil.
- Freud, S. (1931b). Over de vrouwelijke seksualiteit.
- Lampl-de Groot, J. (1927). Zur Entwicklungsgeschichte des Oedipuskomplexes der Frau. Internationale Zeitschrift fuer Psychoanalyse, 13, 269-282.
- Lampl-de Groot, J. (1928). The evolution of the Oedipus complex in women. The International Journal of Psychoanalysis, 9, 332-345.
- Lampl-de Groot, J. (1982). Thoughts on psychoanalytic views of female psychology 1927-1977. The Psychoanalytic Quarterly, 51, 1-18.
Noot
- 1.De lezing zou verschijnen in het Internationale Zeitschrift fuer Psychoanalyse (1927, 13(3), p. 269-282) en in The International Journal of Psychoanalysis (1928, 9: 332-345) onder de titel The Evolution of the Oedipus Complex in Women, en zou worden opgenomen in diverse verzamelbundels.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden