De moeder van Sneeuwwitje
Samenvatting
De psychoanalyse bestaat honderd jaar in Nederland. Het laatste evenement, de studiedag, is gewijd aan ‹Lurching between longing and destruction›, slingeren tussen verlangen en kapotmaken. Irma Brendan Pick, senior leeranalytica van de British Society, verzorgt de lezing en leidt vier uur lang een seminar. Ze werd opgeleid door Wilfred Bion; ze ontwikkelde in haar eigen werk vooral het gedachtegoed van Melanie Klein.
Verslag van
Studiedag NPAV: Lurching between longing and destruction [Amsterdam, 9 december 2017]
Ze zit op het podium. Irma Brenman Pick. Rustig, intelligent, mooi, toegewijd en geduldig. Tweeëntachtig jaar. In de psychoanalyse lijkt het leven eeuwig, het publiek, gemiddeld boven de vijftig, jong, luistert. Twee uur 's ochtends. Vier uur 's middags. Een baby drinkt aan een borst. Waar houdt het mondje op en waar begint de borst? Baby weet het niet. Als hij honger heeft of pijn draait hij zijn hoofd weg. De verkeerde kant op? Er is maar plaats voor één. Een borst met warme, zoete melk en een zuigend mondje. Of honger en alleen. Moeder moet alles geven. Baby moet haar in bezit nemen. Haar zijn. Eerst zijn, en dan leren haar te hebben. Twee mensen te zijn. En verlangen, want wie iemand heeft, kan iemand verliezen. Ofwel: het object, de moederfiguur is basaal ambigu en baby beleeft zijn zelf al evenzeer als dubbel: ‹Ben ik iemand die verlangt? Dat kan niet, ik ben iemand die verwaarloosd wordt›. ‹Mamma moet weg. Ik wend mijn hoofd af›. En de moederfiguur? Met haar pasgeboren baby aan de borst? ‹Je bent zo lief, ik eet je op›. En wie eet dan eigenlijk wie op daar aan het begin van het leven?
Een jaar of wat later in de analyse: een patiënt en een analyticus. Samen in een kamer. Jarenlang, iedere dag. Een patiënt, tekortgedaan, niets gekregen. Nooit. Helemaal nooit. Kan dat? Vol verlangen naar een analyticus. Een analyticus die alles moet geven. Een analyticus door wie het zomaar telkens vrijdag is. En heel vaak vakantie. Een analyticus. Wat moet hij geven? Alsnog een borst, die alles vervult? Hij of zij wekt hoop. En wanhoop als hij of zij alweer vakantie heeft. Wat voelt hij of zij? Verlangen tot troost? Afkeer van zoveel afhankelijkheid? Grootheid? Macht? Machteloosheid?
Irma Brenman Pick vertelt over al deze als slangen door elkaar krioelende verlangens van die moederfiguur en dat kind, van die analyticus en die analysant. Hoe ze naar elkaar verlangen, hoe ze elkaar kapotmaken en hoe er zo altijd maar één op het podium staat. Als jij mij kunt geven wat ik nodig heb, moet ik jou zijn en jou hebben. En als dat niet kan, als het altijd vrijdagmiddag is, maak ik je kapot. En als we toch bij elkaar blijven, hoe moet dat dan? Kan een analyticus geen nieuw object zijn? Kan hij echt niet alles repareren? Irma Brenman Pick vertelt hoe Melanie Klein nadacht over deze vraag en toen antwoordde: ‹Nee, als er iets goeds ontstaat, als de afgunst en destructie niet domineren, is het overdracht›. Dan heeft baby ooit iets goeds gehad. En als baby nu iets nieuws begint, is er weer dat ondraaglijke risico op verlies.
‹Mag ik uw patiëntvoorbeelden gebruiken voor mijn verslag?›, vraag ik haar in de pauze. ‹Better not›, antwoordt zij (Brenman Pick e.a. 2018). Ik zit in het seminar. Vier uur lang luister ik naar Arjen Schut, een moedig analyticus, die drie zittingen refereert. En naar haar. Ik mag geen enkel verhaal gebruiken. Alles is discreet.
Buiten sneeuwt het. Net als toen, toen de moeder van Sneeuwwitje besloot een kind te krijgen. Wim Hofman vertelt in zijn in 1998 met de Gouden Griffel en de Woutertje Pieterse prijs bekroonde roman Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen over afgunst. Irma Brenman Pick denkt na over elk woord. Wim Hofman ook. Ik stel ze aan elkaar voor. Sneeuwwitjes moeder ‹[...] had bijna alles. Eén ding had ze niet: een kind› (Hofman 1998, p. 7). ‹Boeken had ze ook, [...] Over hoe je een kind kan laten groeien in je buik. [...] En ze had een spiegel› (Hofman 1998, p. 8). Sneeuwwitjes aanstaande vader vecht in een ijskoude oorlog waar vreselijke dingen gebeuren. Hij komt één nacht naar huis. Aanstaande moeder blijft alleen achter. ‹Wie wil er nu een kind [...] Wie wil er nu zoiets dat zwaar weegt en in je buik leeft. [...] Wie wil er nu een kind dat huilt en bijt en zeurt› (Hofman 1998, p. 14-15). Toch wordt Sneeuwwitje geboren. Moeder schrijft een briefje naar vader: ‹Waarom heeft niemand mij verteld dat het zo'n pijn zou doen? [...] Ik voelde me als een wond [...] Ze huilt wel veel› (Hofman 1998, p. 17).
In gedachten leg ik Wim Hofmans schitterende verhaal voor aan Irma Brenman Pick. Een kind is een ding. Een ding dat moeder nog niet heeft. Moeder heeft boeken waarin staat hoe alles moet. En moeder heeft een spiegel. Een spiegel die haar gedachten vertelt. Moeder is eenzaam. Vader komt maar één nacht. Ik denk dat Irma Brenman Pick zou waarschuwen. Die spiegel is natuurlijk moeder zelf. En moeders geweten. De spiegel vertelt moeder dat ze mooi is. De mooiste van het land. De spiegel is natuurlijk ook de analyticus. De analyticus moet moeder ook vertellen dat zij de mooiste van het land is. Mooier dan dat meisje dat geboren gaat worden. En de analyticus moet moeder vertellen dat ze mooier blijft dan dat meisje dat geboren gaat worden. Voor altijd. En de analyticus moet zorgen dat het nooit vrijdag wordt. Want als het vrijdag wordt, voelt moeder zo de eenzaamheid. De afwezigheid van vader. Op vrijdag voelt moeder dat ze alleen maar boeken heeft. Als de analyticus het altijd vrijdag laat worden, moet hij dood. Net als Sneeuwwitje. Ik weet dat Irma Brenman Pick vertelt dat de analyticus het maar knap moeilijk kan krijgen met zo'n verlangen. Wim Hofman laat Sneeuwwitje drie maal bijna sterven. De eerste keer komt moeder met een wurglint: Sneeuwwitje woont al jaren eenzaam in een huis bij de dwergen. ‹Blij dat ik je zie›, zei de vrouw (Hofman 1998, p. 109). Sneeuwwitje doet een stap naar moeder om zich mooi te laten maken met het wurglint. Irma Brenman Pick zou nu vast uitleggen dat moeder niet gewoon jaloers, maar heel erg afgunstig is op de schoonheid van Sneeuwwitje. Dat schoonheid voelt als eeuwigheid. Dat bezit van schoonheid een garantie lijkt op liefde en op nooit meer een verlies. Niemand wil op zijn pasfoto lijken, vertelt ze tussendoor. Dat mag misschien nog uit de school geklapt. Maar ze zou vast ook — woord voor woord — analyseren hoe Sneeuwwitje en moeder erop uit zijn elkaar terug te vinden. Sneeuwwitje heeft instructie van de dwergen onder het bed te duiken als er wie dan ook aan komt. Maar dat doet Sneeuwwitje niet. Integendeel: ze geeft moeder een hand. Bij de tweede ontmoeting komt moeder met een giftige kam. ‹De vrouw zat met haar hand aan haar haar! Niemand zat daar ooit aan› (Hofman 1998, p. 119). Moeder leeft de afgunst op de schoonheid uit: Sneeuwwitje moet dood. Irma Brenman Pick legt uit dat een duiding in de werkrelatie altijd gericht moet zijn op zowel de destructie als het verlangen. Jij wilt je dochter dood maken én je wilt haar mooi maken. Of: jij bent bang voor mamma, maar je wou ook echt naar haar toe. En ze legt uit dat de pijn van de patiënt of het nu moeder is of Sneeuwwitje zelf altijd ook de pijn van de analyticus raakt. En dat het zo moeilijk is om dat te zien. De analyticus is de spiegel die altijd het verkeerde zegt, die kapotgaat, die zelf oud wordt. Niet de mooiste is. En verlaat.
De derde ontmoeting tussen moeder en Sneeuwwitje is voorlopig fataal. Moeder brengt de appel. De appel, die vergiftigd is: ‹Ze herkende de stem van de vrouw maar al te goed. Had ze hier steeds op gewacht? «Ik denk dat ik weet wie u bent», zei ze «en wat voor appel dit is, zoet en bitter tegelijk…».› (Hofman 1998, p. 124). Sneeuwwitje lijkt dood. En waar alles en iedereen verschimmelt en verdort, blijft Sneeuwwitje mooi en jong. De dwergen zijn verbaasd. In een glazen kistje wacht ze op een kus. Wim Hofman laat de prins die Sneeuwwitje zal redden, eerst zijn opwachting bij moeder maken. ‹Nog raadselachtiger is het als een jonge man op zoek gaat naar een meisje dat dood is›, zegt moeder (Hofman 1998, p. 164). Ik hoor Irma Brenman Pick vertellen over de verlangens van moeder naar een man. Naar samen zijn. Naar de enige zijn. Ik hoor haar uitleggen dat het verlangen alleen maar te bevredigen is door het risico te nemen op verlaten worden. Door het verdriet daarover te verdragen. Door de ander toe te laten als persoon. Door het verlangen naar alleen op het toneel te zijn op te geven. Nu of in de toekomst. Sneeuwwitje wordt gered door een prins. Ze schaft onmiddellijk na de bruiloft een spiegel aan. Ons werk blijft gegarandeerd.
De psychoanalyse bestaat honderd jaar. Al honderd jaar leggen Sigmund Freud, Melanie Klein, Irma Brenman Pick en Wim Hofman uit hoe gevoelens krioelen als slangen. En hoe appels vergiftigen en verleiden. En hoe moeilijk het is om een spiegel te zijn.
Ik loop naar buiten over het Olympiaplein. Heel lang geleden kwam ik hier voor het eerst. Ik hoop dat de analyse nog lang leeft. En gelukkig.
Literatuur
- Brenman Pick, I., Fakhry Davids, M. & Shavit N. (2018). Authenticity in the psychoanalytic encounter: The work of Irmna Brenman Pick. New York: Routledge.
- Hofman, W. (1998). Zwart als inkt is het verhaal van Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Amsterdam/Antwerpen: Querido.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden