Over intimiteit en alleen zijn
Samenvatting
Op het 13e symposium van het PAK (Psychoanalytische Kern) over intimiteit ging een keur van sprekers in op hoe we intimiteit vanuit een meer ontwikkelingspsychologisch en breder cultureel perspectief kunnen begrijpen. Veron Dings en Annemarie de Wit zorgden voor de aftrap van de dag. Zij maakten met enkele uitstapjes in de kunst en de analytische theorie direct inzichtelijk hoe rijk, complex en kwetsbaar intimiteit is. En met het introduceren van Winnicott die spreekt over de paradox ‹The experience of being alone while someone else is present› (1958), kwamen we meteen terecht bij één van de kernpunten van de dag: het ontwikkelen en ervaren van authentieke intimiteit is slechts mogelijk als we ook alleen kunnen zijn in het bijzijn van en zonder anderen. Winnicott koppelt dit aan een specifiek type relatie, namelijk de relatie tussen een zuigeling die alleen is in de aanwezigheid van een betrouwbaar moederfiguur, die ook in haar afwezigheid present kan zijn. Deze vroegkinderlijke paradox zien we ook terug in een meer volwassen vorm bij geliefdes die na de seks in sharing solitude (Winnicott 1958, p. 31) naast elkaar liggen. Het is vooral de separatie met een ander (of de eenzaamheid) inherent aan intimiteit die hier opvalt.
Verslag van
Symposium ‹Intimiteit› van het PAK
[Vught, 30-11-2018]
Christine Franckx, de eerste spreker van de dag, liet in haar lezing zien hoe delicaat het ontwikkelingsproces is van ‹His majesty the baby› (Freud 1914, p. 91) als het gaat om intimiteit in de vroegkinderlijke fase. Voor Franckx is een belangrijk aandachtspunt het lichamelijke aspect van de dynamiek tussen moeder en kind, waarmee zij doelt op de uitwendigheid als voorwaarde tot groei van het innerlijk leven, mooi verwoord in het concept van de psychic skin, oftewel het belang van huidcontact in de ontwikkeling van vroege objectrelaties (Bick 1968). Franckx illustreerde dit aan de hand van casuïstiek waar een kindje van tien dagen werd afgestaan ter adoptie. Onderzoek wees uit dat de meeste functies bij de jonge baby perfect in orde waren, maar op een cruciaal vlak bleef de ontwikkeling achter: de aandacht vasthouden bij één persoon c.q. moederfiguur. De fase van het veilig of fysiek vasthouden had de baby (nog) niet gekend, waardoor het ervaren van intimiteit al in een vroeg stadium verstoord leek.
Willem Heuves vervolgde met een focus op de puberteit en vroege adolescentie en nam het publiek mee in een exploratie van de ‹codetaal› van pubers over intimiteit. Vergelijk bijvoorbeeld de taal van de puber in de serie Wanderlust die zoenen ‹gaat oefenen op› zijn beste vriendin ter voorbereiding op het ‹echte zoenen›. Heuves sprak over afgesplitste seksualiteit, het grote belang van agressie in deze levensfase en het dyadische narcisme waar de ander vooral belangrijk is voor bevestiging van het zelfgevoel. Naarmate de adolescentie aan de deur klopt, komt de confrontatie met het nieuwe (seksuele) lichaam en de crisis in het narcisme, omdat het grandioze Zelf moet worden opgegeven. In plaats ervan komt het besef dat er anderen met een eigen binnenwereld bestaan. Heuves laat zien dat ook de puberteit een kwetsbare fase representeert in het leren ervaren van intimiteit waar in de literatuur verrassend weinig over geschreven is.
Griet Op de Beeck verzorgde een kort intermezzo. Zij zocht de intimiteit zowel in het spreken over haar incestverleden als in de keuze uit de verhalen die ze voorlas over redders met druipende speekselklodders waarmee het hoofdpersonage desondanks toch gaat zoenen en gênante situaties met ontlasting op het toilet. Op de Beeck deed vooral een oproep aan het publiek: ‹Ga aan de slag met uw wonden, we hebben ze allemaal›.
In de middag was Paul Verhaeghe aan de beurt. Vanuit een meer cultuurpsychologisch perspectief ging hij in op het fenomeen dat onze capaciteit om alleen (en samen) te zijn steeds verder afneemt en dat de digitalisering van de samenleving hier een belangrijke rol in speelt. Interessant is vooral hoe Verhaeghe intimiteit in onze tijd kenmerkt en hier zelf kleur aan geeft. We zien hier de eeuwige tweestrijd tussen identificatie ‹Ik wil jou opeten› (Eros) en separatie ‹Ik kots van jou› (Thanatos). Het zo dicht mogelijk bij elkaar willen zijn en ook weer afstand kunnen nemen van de ander, weerspiegelt de fundamentele verdeeldheid eigen aan intimiteit. Ook hier zien we dat Winnicotts ‹capacity to be alone› onverminderd actueel is, want juist het alleen zijn terwijl we met steeds meer mensen in contact staan, is vandaag de dag een lastige opgave: hoe intimiteit vorm te geven in een wereld die voor een groot deel ‹virtueel› is?
De laatste spreker van de dag, Paul Frissen, presenteerde een meer sociaal-politiek perspectief op intimiteit, namelijk intimiteit in de relatie tussen burgers en het ‹koudste monster ter wereld›: de Staat. Frissen vertelde over thema's als de tragiek van ons bestaan, het doorgedraafde streven naar transparantie en het belang van taboes in de samenleving. Aan de hand van het Nederlandse euthanasiebeleid beschrijft Frissen bijvoorbeeld de (ongekende) drang naar het treffen van ‹nette regelingen› en wat voor schade dit onze democratie kan berokkenen als het ‹regulerende karakter van taboes› wordt ontmanteld, met als schrijnend voorbeeld de zelfmoord van de huisarts uit Tuitjenhorn. Frissen bood een breder perspectief op intimiteit door stil te staan bij privacy in een democratie waar zowel overheid als burgers geheimen hebben. De samenhang tussen taboes, alleen zijn en intimiteit kwam ook naar voren in de plenaire discussie over de nationale kruistocht tegen eenzaamheid. Hier blijven nog belangrijke vragen open. Als je de waarde van alleen-zijn voor intimiteit beseft, raakt dit ook het denken over wat eenzaamheid betekent: moeten we eenzaamheid bestrijden of eerder beter begrijpen?
Een symposium aan het thema intimiteit wijden bleek een goede keus, het gaf aanleiding tot meer discussie en verdiepende vragen. Heuves ging al kort in op het onderwerp agressie in de tegenoverdracht en Irvin Yalom schreef een enigszins satirische roman getiteld Lying on the Couch (1996), over verschillende vormen van intimiteit in de therapeutische relatie waar ook juist de persoon van de therapeut meer centraal staat. Volgende keer wellicht een symposium over intimiteit in de spreekkamer waar therapeuten niet alleen in de geheimen van hun cliënten delen, maar ook met hun eigen geheimen werken. Hoe ziet de kunst van deze ‹alledaagse› intimiteit eruit?
Literatuur
- Bick, E. (1968). The experience of the skin in early object-relations. The International Journal of Psychoanalysis, 49(2), 484-486.
- Freud, S. (1914). On narcissism. In J. Strachey (Ed. & Trans), The standard edition of the complete psychological works of Sigmund Freud (Vol. XIV, pp. 67-102). London: The Hogarth Press and the Institute of Psycho-analysis, 1957.
- Winnicott, D. (1958). The capacity to be alone. The International Journal of Psychoanalysis, 39, 416-420.
- Yalom, I. (1996). Lying on the couch. New York: Basic Books.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden