Wandelen met Oedipus langs de Styx: psychodynamische ouderbegeleiding en Geweldloos Verzet
Samenvatting
Werken met ouders kent binnen het psychodynamische kader een lange traditie (Oren 2011). We focussen in dit artikel op de wederzijdse meerwaarde die kan bestaan tussen enerzijds psychodynamisch denken en anderzijds een vorm van ouderbegeleiding die in het laatste decennium kwam opzetten, namelijk Geweldloos Verzet (GV). Agressieregulatie, gehechtheid en reflectief functioneren (RF) vanuit psychodynamische hoek worden aangevuld door de concrete focus van GV. Het voegt een gedragsmatig kader toe dat ruimte maakt voor psychotherapeutische gesprekken met alle betrokkenen.
Omer (2004), grondlegger van de methodiek, plaatst GV in een bredere visie op autoriteit. Traditionele autoriteit is gebaseerd op hiërarchische, verticale verhoudingen en blijkt omwille van uiteenlopende redenen niet meer te werken. Omer spreekt over ‹nieuwe autoriteit› die gebaseerd is op horizontale verhoudingen. Nieuwe autoriteit toont zich volgens Omer (2015) in een houding die hij waakzame zorg (WZ) noemt. In deze houding onderscheidt hij drie niveaus van toenemende actieve bescherming: open dialoog, alerte bevraging en geweldloos verzet (zie verder). Aangezien vooral dit laatste niveau een vernieuwende impuls gaf aan de omgang met agressie en gedragsproblemen bij jongeren, wordt de hele methodiek meestal hiernaar vernoemd.
In GV wordt enkel gewerkt met ouders. Ouders hebben soms eigen noden die erkenning verdienen. Het doel bij ouderbegeleiding vanuit GV is het in goede banen leiden van dwingend gedrag van het kind én het (her)installeren van de ouders in hun functie als ontwikkelingsfiguur. Ouders verzeilen bij toenemende opvoedingsstress makkelijk in uitersten: brute, autoritaire versus hulpeloze, permissieve opvoedingsgedragingen. In beide gevallen krijgt het kind niet de gepaste afstemming die tegemoetkomt aan waar het nood aan heeft: een balans tussen begrenzing én stimulatie, tussen veiligheid en vrijheid.
Tegenwoordig wordt de methodiek van GV vooral door systeemtherapeuten opgepikt. Nochtans gaven Omer en Weinblatt in 2000 niet alleen verbanden aan met systemische, maar ook met behavioristische en humanistische strekkingen. Bij de humanistische stroming verwezen ze naar Winnicott. De onderliggende psychologische betekenis van WZ lijkt echter op de achtergrond verdwenen omdat velen enkel aandacht hebben voor de ‹praktische›, gedragsmatige kant van GV. Slechts sporadisch wordt naar andere referentiekaders verwezen(Campforts e.a. 2016).
In dit artikel willen we vanuit de psychodynamische theorie over agressie en autoriteit tonen dat psychodynamische therapie en GV met elkaar kunnen samenwerken.
Agressie in ontwikkelingsperspectief
De psychoanalytische kliniek leert ons dat agressie onlosmakelijk verbonden is met de menselijke ontwikkeling. De psychoanalyse bevraagt ons onbehagen in de cultuur, de onvermijdelijke confrontatie van het subject met de Wet en de wil en het verlangen van de ander.
Klein beschrijft hoe agressie een rol speelt in de ontwikkeling van de vroegste relaties en in alle latere productieve activiteiten, zij het dan in gesublimeerde vorm. Door het onvermijdelijke tekortschieten van de ouderfiguur ontstaat frustratie en boosheid. Tegelijk is er ook liefde voor het object. Dit creëert in onze psyche een constant spel van haat en liefde, met herstelbewegingen als middelpunt.
Winnicott ziet agressie als vast deel uitmakend van onze ontwikkeling. Hij stelt dat aanvankelijk het kind zelf de moederborst creëert, telkens als deze verschijnt op zijn appel, en dat het dit ook telkens vernietigt als deze weer verdwijnt. De moeder(borst) krijgt pas waarde als object als het deze destructie door het kind overleeft, door telkens weer opnieuw te verschijnen.
Bowlby's gehechtheidstheorie beschrijft problematische agressie als een mogelijk gevolg van een ongewenste separatie. Hij onderscheidt disfunctionele boosheid (uit wanhoop) en functionele boosheid (uit hoop op hereniging). Agressie kan volgens hem dus ook een verzoeningspoging inhouden. We merken in dit verband op dat ‹agressie› van het Latijnse ‹aggredere› stamt, wat ‹gericht naar iets of iemand gaan› betekent. Mettertijd werd dit ‹aanvallend naar iemand gaan›. Uit de toenadering of verbinding kan met andere woorden het omgekeerde effect ontstaan, namelijk afstand.
Omer trekt de metafoor van de ‹veilige haven› vanuit de gehechtheidstheorie door. Hij stelt dat het schip op de open zee een stevig anker nodig heeft, zodat het ook daar tijdens een storm veilig kan zijn. Hij ziet ouders als anker dat aanwezig blijft in het kind. Dit verhoogt de zelfcontrole bij het kind dat anders ten onder kan gaan aan interne of externe stormen. Dit is niet de agressie controleren of domineren, maar wel helpen om haar te containen.
Autoriteitsconflicten worden in de klassieke psychodynamische literatuur vaak herleid tot een oedipale strijd (Vereycken 2000). Jongeren zouden een oedipaal gekleurde, vijandige houding aannemen tegenover autoriteitsfiguren. Hierdoor ontstaat afstand tussen de jongere en de autoriteitsfiguur, waarmee een verlangen naar waardering en genegenheid afgeweerd wordt. Het herkennen van deze verlangens kan autoriteitsfiguren steunen in het volhouden van hun positie op een zorgende manier.
In 2015 benadrukte Verhaeghe dat autoriteit triangulair is omdat ze net niet ‹ik of de Ander› promoot, maar ‹ik én de Ander› ten opzichte van de Wet. In relaties waar macht in plaats van autoriteit geldt, is er geen derde en blijft men in een verticale, hiërarchische dynamiek. Dit is een mogelijke bron voor machtsmisbruik, wat een veilige gehechtheidsontwikkeling bedreigt.
Omgaan met geweld en agressie in oudertherapie
Gilliom e.a. (2002) toonden aan dat ouderlijke zelfcontrole zonder machtsvertoon kinderen tussen anderhalf en zes jaar helpt om beter om te gaan met frustratie. Wanneer de ontwikkelingsfiguur in staat is de eigen agressiviteit en macht voldoende te beheersen, leert het kind affecten reguleren op een sociaal aanvaardbare manier. Het ontwikkelt bovendien een mentaliserend vermogen, meer bepaald de capaciteit om mentale toestanden bij zichzelf en anderen te herkennen en te begrijpen, en eigen en andermans gedrag te ‹lezen› en te interpreteren. Geweld belemmert ons mentaliserend vermogen. Omgekeerd, mentaliseren vermindert geweld. Reflecteren over pestgedrag, zelfverwonding, bedreigingen, enzovoort is volgens Fonagy (2003) heilzamer dan machtsvertoon en ondersteunt de ontwikkeling van een eigen zelf bij het kind. Zie in dit verband het belang dat Winnicott hecht aan het als ouder overleven van de agressie van het kind, zonder zelf in destructief gedrag te vervallen.
In het licht van bovenstaande begrijpen we dat een opgroeiend kind relationele agressie verwerkt — sublimeert — omdat enerzijds de ander op wie de agressie gericht is deze kan overleven en omdat anderzijds deze ander de agressie niet alleen opvangt, maar ook markeert, zodat het kind zelf voor de taak komt te staan om hiermee om te gaan. Een begripvolle reflectie en een liefdevolle reactie op agressie kan een goede manier zijn voor een therapeut — of een ouder — om stand te houden. Voor een kind dat zelf nog weinig reflecteert kan dit onvoldoende zijn om agressie te markeren als bedreiging voor een gezonde relatie en ontwikkeling. Nederige, maar vastberaden ouders delen met hun kind de verantwoordelijkheid voor verzet tegen de agressie. Bij het kind geeft dit vaak heftige, negatieve emoties, maar tegelijkertijd een kader om deze aan te kunnen en te verwerken.
Fonagy en Allison (2014) schrijven over het belang van de ontwikkeling van epistemisch vertrouwen. Het vertrouwen in de ander als betrouwbare en noodzakelijke bron (voor informatie, hulp, bescherming, autonomie, enzovoort) opent de weg om te leren van die ander en maakt flexibiliteit in denken en handelen mogelijk. Of het nu gaat over kinderen die deze boodschap krijgen van hun ouders of over ouders die iets leren tijdens een therapie, wanneer de boodschapper niet vertrouwd wordt, zal reflectie minder op gang gebracht worden. Het triggeren van epistemisch vertrouwen en bijgevolg RF, gebeurt via ‹ostensieve boodschappen› (Fonagy e.a. 2007). De ander maakt hierbij duidelijk dat er informatie meegedeeld wordt die nodig is om te overleven in een bepaalde cultuur1, en dat deze informatie specifiek voor deze toehoorder bedoeld is. Accurate en afgestemde ostensieve boodschappen bevorderen de ontwikkeling van reflectief functioneren. Dergelijke boodschappen zetten aan tot reflectie over zichzelf en de ander: wat heb ik nodig om te overleven, om Subject te worden? GV-acties die we hieronder beschrijven kunnen volgens ons beschouwd worden als ostensieve boodschappen (Colson 2019). De formele technieken kunnen compenseren in situaties waarbij zowel ouders als kind, door stress of een gebrek aan reflectief vermogen, dreigen te vervallen in destructieve communicatie.
Principes van Geweldloos Verzet
We verduidelijken de principes van GV door te vertrekken van de bredere noemer Waakzame Zorg. Dit verwijst naar een opvoedingsrelatie die zich probeert af te stemmen op de noden van het kind. Deze afstemming verloopt over de eerder vernoemde drie niveaus. Het eerste niveau is gekenmerkt door een open houding waarbij dialoog centraal staat. Automatisch RF (Luyten e.a. 2012) is voldoende. Er is geen gevaar en wat de ouders doen valt eerder onder de noemer van ‹preventief handelen›. Wanneer de ouder (therapeut, leerkracht, enzovoort) echter vermoedt dat bepaalde gedragingen of emoties dreigen te ontsporen, schakelt deze over naar het tweede niveau. Er worden gerichte vragen gesteld. We kunnen dit vergelijken met de wenselijkheid tot expliciet, gecontroleerd RF.
Verdere escalatie van de problemen noopt tot actie. In geval van nood maakt reflectie plaats voor een daad. Denk aan een adolescent die zichzelf tot bloedens toe heeft verwond en bij wie eerst de wond verzorgd moet worden alvorens er ruimte kan zijn voor mentale reflectie. In dit derde niveau, genaamd Geweldloos Verzet, gaan opvoeders (en/of professionals) over tot acties die gebaseerd zijn op enkele belangrijke principes die we hieronder bespreken. Deze principes zijn essentieel om te vermijden dat een interventie zou ontsporen in acting out bij het kind of de ouders zelf (lees: vergelding, primitieve verdedigingsmechanismen, machtsstrijd, geweld, enzovoort).
Aanwezigheid
Omer promoot als eerste belangrijke principe dat ouderfiguren aanwezig zijn. Ouders kunnen niet ontslagen worden van het ouder-zijn en dienen dit dan ook uit te stralen. Ze verzetten zich tegen het dwingend gedrag ‹omdat wij je ouders zijn›.
Omer vertaalt deze aanwezigheid in enkele acties die echter niet steeds lijken op ‹verzet›. Zo stelt hij voor om in gevallen van dwingend gedrag door een kind als teken van verzet expliciete ‹relatiegebaren› te stellen. Dit zijn acties waarvan de ouder sterk vermoedt dat het kind ze graag heeft. Maar, en dit is cruciaal, het kind mag dit relatiegebaar afwijzen. Het gaat er Omer niet om dat het kind het gebaar aanvaardt, maar wel dat de daad van de ouder toont dat deze aanwezig blijft en de relatie tussen hen blijft waarderen. Zo toont een ouder dat hij of zij als object niet gecontroleerd wordt door de drift en de agressieve fantasie van het subject.
Voorbeeld:
De zevenjarige Kevin sloeg gisteren zijn jongere broertje hard op het hoofd met een stok. Het was niet eenvoudig voor de ouders om hier op een rustige manier op te reageren omdat het niet de eerste keer was dat de oudste broer de jongste stevig toetakelde. Ze hadden voordien al veel gepraat over mogelijke drijfveren en over hun bezorgdheid over de mogelijke impact van deze agressie op de mentale toestand van het broertje en henzelf, maar het gedrag bleef aanhouden.
Na de zorg voor het broertje en de terechtwijzing (inclusief straf) voor Kevin, stelde de vader vandaag voor om met Kevin naar het bos te gaan en een kamp te bouwen. Vader legde uit dat hij, ondanks het moeilijke moment van gisteren, ook ruimte wil maken voor fijne momenten, omdat hij als vader belang hecht aan de relatie met zijn zoon. Naast grenzen is er plaats voor openheid. Kevin weigerde: ‹Ik wil niet met jou naar het bos!›. Vader reageert rustig: ‹Ik kan de hele dag nog gaan, dus mocht je van gedachten veranderen, laat het me maar weten. Ik wil er graag zijn voor jou›.
Kevin heeft de daaropvolgende weken geen kamp gebouwd met vader, maar vroeg wel meer om samen met vader en broer een spel te spelen. Louter gedragsverandering of een aanzet tot verandering in de mentale toestanden van Kevin?
Vader gaf op deze manier de boodschap dat hij niet alleen bezorgd was over het ‹slachtoffer›, zijn jongste zoon, maar ook over de ‹dader›, Kevin. Daardoor veranderde Kevin van statuut: van ‹beschuldigde› naar iemand wiens appel om contact gehoord is.
Zelfcontrole
Wanneer een kind een relatiegebaar verwerpt of wanneer negatief gedrag toeneemt, vergt dit extra zelfcontrole van de ouder. Onmiddellijke reactie van de ouder dreigt alleen maar meer escalatie uit te lokken. Containment en de capaciteit om uit te stellen is een ander principe dat Omer (2004) in de ouderbegeleidingen naar voren schuift onder het motto: ‹Smeed het ijzer als het koud is›. Hij vraagt hiermee aan ouders om te leren niet te reageren op het moment dat hun emotionele hersenkernen, en die van hun kind, in een staat van hyperarousal zijn. Hiermee beoogt hij dat biologisch gestuurde ‹fight and flight›-reacties worden vermeden. Deze reacties zijn immers vaak schadelijk voor het relationele weefsel en de gehechtheid. Fight and flight kan leiden tot zowel machtsmisbruik als laissez-faire. Het mentaliserend vermogen dient bij beiden versterkt te worden om niet te leiden tot onder- of overregulatie.
Rodenburg en de Tempe (2015) voegden een expliciet emotieregulerend element toe aan het GV-protocol. Reflectie over zichzelf als ouder werd aangemoedigd. Je kunt immers niet de ander controleren, hoogstens jezelf. Door dit reflectiemoment wordt onmiddellijke reactie uitgesteld, waardoor escalatie makkelijker te vermijden valt (Cooper & Redfern, 2016). Er ontstaat een transitionele ruimte om te reflecteren. Moeilijkheden die ouders hierbij ervaren dienen tijdens de ouderbegeleiding uitgebreid en diepgaand aan bod te komen.
Twee voorbeelden van GV-acties die passen binnen het principe van zelfcontrole zijn de bladwijzer en de herstelbeweging. Met een ‹bladwijzer› bedoelt Omer dat de ouder een markering maakt op het moment van het ongewenste gedrag, eraan toevoegend dat hier op een later (lauw) moment teruggekomen zal worden. Op deze manier tracht de ouder tegemoet te komen aan zowel de eigen hyperarousal als die van het kind. Dit creëert de mogelijkheid om een transitionele ruimte te openen voor beide partijen.
Een tweede actie van GV die Omer beschrijft is de ‹herstelbeweging›. Wanneer iemand gedrag vertoonde waarbij psychisch of fysiek schade werd veroorzaakt, dan dient deze hersteld te worden. Het gaat echter niet om het effectief betalen van een rekening bijvoorbeeld, maar om de symbolische herstelling van de relatie. Hierdoor geeft men aan dat het op deze manier onder druk zetten van de relatie niet acceptabel was.
Voorbeeld:
Ashley heeft een hevige woordenwisseling met haar leerkracht omdat die laatste weigerde een toets te verplaatsen naar een andere datum. Ashley gebruikt meerdere scheldwoorden en stapt uiteindelijk weg uit de klas. De ouders doen een poging om de relationele schade te herstellen door te telefoneren met de leerkracht en bieden hun excuses aan voor het feit dat zij dit niet hebben kunnen voorkomen. Zij stellen voor dat Ashley aanwezig is bij dit gesprek en in het beste geval ook zelf even aan de lijn komt om zich te excuseren. Ouders en dochter zijn gelijk voor de Wet die zegt dat dergelijk verlies van zelfcontrole zonder herstel niet aanvaardbaar is. Elke conversatie hierover zal gericht zijn op het bespreken van de impact van dat gedrag op de mentale toestand van zichzelf en anderen, en op de onderlinge relatie.
Verzet
Bewust hebben we eerst gesproken over aanwezigheid en zelfcontrole, over bladwijzers, relatiegebaren en herstelbewegingen, om de nadruk te leggen op de eerste term van Geweldloos Verzet. Maar ook in die eerste acties zitten sporen van verzet.
Cooper en Redfern (2016) verwijzen in hun boek Reflective Parenting naar een tweeledige aanpak van storend gedrag: enerzijds is er het begrijpen van wat tot dit gedrag leidde, en anderzijds is er het omgaan met het gedrag zelf. Beide zijn nodig. GV (als derde niveau van WZ) bevindt zich op de overgang tussen ‹dialoog en begrijpen› en ‹fysiek ingrijpen›.
Omer voorziet hiervoor twee specifieke ouderlijke acties: de aankondiging en de sit-in. Hij werd hiervoor geïnspireerd vanuit sociaal-politieke hoek (Gandhi, King, Mandela). In de ‹aankondiging› maken de ouders publiekelijk bekend dat zij een bepaald gedrag niet meer zullen aanvaarden. Hún gedrag zal veranderen. Een korte brief wordt aan het kind voorgelezen en overhandigd om hierover transparant te zijn. Achterliggend zien we opnieuw een boodschap van aanwezigheid en zelfcontrole, maar ook van verwachting van verbinding en verlangen naar een veilige relatie. De jongere wordt aangesproken; het verschil wordt gemarkeerd aan de hand van hun concrete aankondiging.
De ‹sit-in› is een voortzetting van de aankondiging indien het dwingend gedrag aanhoudt. Hierbij wordt het verlangen nog sterker uitgedrukt omdat de ouder van de jongere een ‹oplossing verwacht›. De ouders zijn niet radeloos. Ze ‹overleven› de aanval. Ze geven echter een stuk autonomie aan het kind om met een aanvaardbaar voorstel te komen, waardoor de relatie opnieuw verder kan. Dit is een uiterst fragiele, maar krachtige uiting van verlangen naar connectie. Dit element van kracht maakt het belangrijk om voor ogen te houden dat hierin geen dwang mag zitten: er moet geen oplossing komen van de jongere. Maar de ouders moeten wel deze boodschap brengen ‹omdat we jouw ouders zijn›. Indien er wel dwang geuit wordt, dreigt men in een duale machtsverhouding te belanden: ‹wij eisen dat jij nu een oplossing brengt›.
In het proces waarbij ouders door een therapeut worden voorbereid om een aankondiging of sit-in te doen, eventueel via rollenspel, kan een belangrijke transformatie plaatsvinden bij ouders. Ze ervaren hoe hun eigen gedrag, onzekerheid en levensgeschiedenis een impact kan hebben op hun interventie en hoe ze bestaande patronen kunnen doorbreken. Ze worden aangemoedigd om te reflecteren over de interne wereld van het kind. Tijdens de interventie gaat het om de act zelf en geven ouders geen uitleg meer aan hun kind, omdat hun acties duidelijker zullen zijn dan hun woorden.
Soms is aanwezigheid duidelijker dan beweren dat men aanwezig zal zijn. Soms is weggaan duidelijker dan zeggen dat men zal weggaan. Door het verhogen van de aanwezigheid stellen de ouders zich bovendien op als stabiele beschermers die tegen een stootje kunnen, wat de ontwikkeling van veilige gehechtheid bevordert. We brengen de metafoor van de ouders als anker in herinnering.
We mogen niet verwachten dat een aankondiging een kind meteen laat stilstaan bij eigen en andermans gedachten, intenties, gedrag, enzovoort. Elke GV-interventie is misschien wat Fonagy een ‹challenge› noemt: een actie die men onderneemt wanneer de verbinding ondanks herhaaldelijke pogingen tot reflecteren niet gemaakt wordt en er een stap nodig is die de patiënt even verrast.
Ook Winnicott spreekt zich uit over ouderlijk verzet. Hij argumenteert dat een ouder het recht en de plicht heeft in verzet te gaan tegen geweld: ‹The word confrontation is used here to mean that a grown-up person stands up and claims the right to have a personal point of view, one that may have the backing of other grown-up people› (Winnicott 1971, p. 147). Verzet (of confrontatie) laat de ander voelen dat men een eigen standpunt heeft dat niet noodzakelijk enkel van zichzelf is, lees: dat er triangulatie in autoriteit bestaat.
Voorbeeld:
De zestienjarige Kelly is twee dagen geleden in een acute angstaanval voor de derde maal uit de instelling weggelopen. Niet alleen de hulpverleners en de ouders waren bezorgd, maar ook de medepatiënten. Er werd met haar al een noodplan opgesteld met onder andere vroegsignaleringsfasen en alternatieve oplossingen bij oplopende spanning. Pogingen om bij de mentale toestand te geraken tijdens gesprekken, mondden voordien amper uit in RF. Intussen diende wel voor veiligheid gezorgd te worden. Veiligheid betekent niet alleen containment voor de impulsen van de jongere, maar ook voor de angst van de ouderfiguren en de medepatiënten.
Om de aanwezigheid en volharding in het verzet tegen dit gevaarlijk gedrag te onderstrepen, werd een aankondiging uitgevoerd door de ouders en twee teamleden, in de kamer van Kelly:
‹Dag Kelly,
Je verblijf in de groep zorgt vaak voor een vrolijke noot, vooral wanneer je viool speelt en ons laat meegenieten van je kunst.
We merken ook dat je spanning regelmatig zo hoog oploopt dat je jezelf in gevaar brengt en anderen ongerust maakt.
Het is onze verantwoordelijkheid om een opname zo veilig mogelijk te laten verlopen. Daarom, Kelly, kunnen we niet aanvaarden dat je wegloopt van de afdeling.
We zullen er alles aan doen wat we kunnen, zonder geweld te gebruiken, om jou te ondersteunen.
Mama, Papa, Het team›.
Kelly liep nog een paar keer weg in de daarop volgende maanden, maar de aankondiging bracht meer toenaderingsgedrag van Kelly teweeg. Ze deed meer beroep op volwassenen en vroeg om haar angst te helpen overwinnen. Ze vroeg zich af hoe dit allemaal zo ver kon komen. Een kleine stap in de richting van mentaliseren.
Steun en netwerk
Van waar halen de ouders (therapeut, begeleider, leerkracht, enzovoort) het recht om deze boodschappen te brengen? Maar ook: waar halen ze de kracht om geweldloos en verzetsminded te blijven na wellicht een voorgeschiedenis van agressie, angst en zich als autoriteitsfiguur afgewezen voelen?
Verwijzend naar gezag dat gebaseerd is op een overkoepelende Wet, is er geen andere mogelijkheid dan dat ouders het recht én de plicht hebben om zich te verzetten tegen dwingend gedrag van hun kind: ‹We kunnen niet anders dan jou hierover aanspreken. Het is onze plicht als ouder. We zijn hiervoor gelegitimeerd door de maatschappij›. Omer gebruikt dan ook het spreekwoord: ‹It takes a village to raise a child›. Op deze manier geeft een groep, gezin of team aan dat het niet de ene versus de andere partij is, maar dat alle partijen verbonden zijn. Er wordt aan een ‹joint platform› gewerkt. Dit is de basis voor de reeds zo vaak aangehaalde ‹nieuwe autoriteit›, horizontaal geschoeid, verwijzend naar de gemeenschap.
Concreet werkte Omer hiervoor de actie ‹supportersvergadering› uit. Ouders nodigen een groep mensen uit die afspraken maken over wie hoe kan ondersteunen. Deze mensen worden dan actief ingezet om WZ te kunnen volhouden. Het gaat er niet om veel supporters te hebben voor de ouders om te kunnen winnen. Het belangrijkste doel is te kunnen volhouden in het aanwezig zijn als ouderfiguur. Supporters kunnen aanwezig zijn wanneer de ouders aan hun adolescente zoon een aankondiging brengen rond zijn overmatig alcoholgebruik, maar ook het kind helpen om schaamte te overwinnen wanneer het wel een herstelbeweging wil doen, maar niet weet hoe.
Weinblatt (2013) maakt expliciet werk van schaamteregulatie in een kader van GV-handelingen. Het reguleren van schaamte bij zowel de ouder als het kind zijn volgens hem essentieel voor het welslagen van GV. Overmatige schaamte maakt dat geweld verder kan broeden omdat er nog geen stadium van schuld of agency is ontstaan. Het doorbreken van de schaamte kan de weg vrijmaken tot het ontwikkelen van een (gezond) schuldgevoel, waarbij verantwoordelijkheid wordt genomen voor eigen gedrag (Cooper & Redfern, 2016; Gilligan, 2003).
De praktijk van GV laat ouders fysiek voelen hoe gezag vorm krijgt door het (her)installeren van een horizontaal gevestigde autoriteit, een autoriteit gedragen door de gemeenschap. GV is in die zin oplossingsgericht en pretherapeutisch, zowel voor het kind als voor de ouder. Het biedt een kader dat psychotherapie, gericht op reflectie, analyse en begrijpen, mogelijk maakt. Het praten dat misschien gemist wordt in sommige GV-interventies, dient er wel aan vooraf te gaan én erop te volgen. Dáár komt expliciet RF naar voor. Dit is onder andere gericht op het voorkomen van machtsmisbruik, traumatiserende vernederingen en beschuldigende communicatie.
Transparantie
Volgens Fonagy (2003) berust geweld vaak op een tekort in de communicatie of interpretatie. Dit lijkt misschien in tegenstrijd met het feit dat er in het derde niveau van Waakzame Zorg (namelijk GV) geen dialoog meer wordt aangegaan. Dit niveau wordt echter wel nodig wanneer het kind communicatie afwijst. Dan gaan ouders alsnog hun ‹mind› tonen en openhouden voor het kind. Op deze manier zorgen ze voor transparantie, ook al is het eenzijdig. Ook de acties zijn dan eenzijdig. Een relatiegebaar moet niet aanvaard worden, een oplossing moet niet komen, een herstel moet niet per se door de agressor zelf gebeuren, enzovoort. Dit alles heeft slechts één doel: je kunt ons niet ontslaan van onze ouderlijke taak om jou te helpen een volgende ontwikkelingsstap te nemen, een stap die jou terug in verbinding kan brengen met je true self en de wereld. Het gaat erom als ouder transparant te zijn over intenties, verlangens, gedachten, enzovoort.
Voorbeeld:
Bryan herleest de aankondiging die zijn ouders hem schreven in verband met zijn druggebruik. Hij merkte meteen al op dat zij schreven er alles aan te zullen doen om hem te ondersteunen, onder andere erover praten met andere mensen. Hij is verbaasd dat zij met deze ‹vuile was› naar buiten durven komen. Hij vindt het maar niets, maar begint anderzijds te beseffen dat ze het echt wel moeten menen als ze zelfs hun schaamte overwinnen. Hij verliest een stuk macht over de ouders, maar herwint een connectie met vele andere mensen die deel uitmaken van hun systeem.
Conclusie: balanceren op de oever van de Styx
De rivier de Styx was in de Griekse mythologische geschriften de plaats waar goden hun eden — aankondigingen — zwoeren: ‹Ik zal er alles aan doen om jou te helpen …›. Menige godheid besefte echter dat een belofte om het verlangen van de ander volledig na te komen negatieve gevolgen kon hebben, tot de dood van die ander toe. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van Apollo en diens zoon Phaeton. Het is menig zorgfiguur bekend dat de balans tussen toelaten en verbieden, en daarmee ook de keuze tussen verzet of geen verzet, een dagelijkse worsteling kan zijn als er geen overkoepelende ‹Derde› visie is over omgaan met geweld. Een motto van Omer is dan ook: ‹You don't need to win, but you do need to struggle› en hij geeft aan hoe dit worstelen in ouderlijke zorg concreet vorm kan krijgen.
De Styx symboliseerde ook iets afschrikwekkends. De hel verwees naar de oorspronkelijke betekenis van het woord ‹styx›: haat of afschuw (voor mensen). Opvoeden (en opgevoed worden) kan een voortdurende paradox zijn tussen liefde en haat; in geval van een problematische opvoeding soms ook een balanceren op de grens tussen leven en dood. Het gaat niet over het over-winnen van de agressie, maar over het over-leven van (eigen en andermans) agressie. Het is uitleggen én tonen aan Oedipus dat wanneer volledig aan zijn verlangen zou worden voldaan er verschrikkelijke gevolgen kunnen komen. (Bij Oedipus leidde dit tot zelfverminking aan de ogen.) Wandelen langs de Styx is ervoor zorgen dat deze jongeman niet ten onder gaat aan de drang om toe te geven aan overmatige haat of liefde. We voorkomen dat hij de Styx oversteekt, maar maken ruimte om te denken over de andere kant.
Het doel voor elke therapievorm is het herstellen van een relatie zodat dialoog opnieuw mogelijk wordt. Leven in plaats van dood. WZ laat de ouders toe terug mee te spelen in de ontspoorde ontwikkeling van hun kind op een andere manier dan met geweld (overdreven verbod) of afwezigheid (overdreven toelaten). De combinatie van mentaliserende reflectie over escalaties en het creëren van een transitionele ruimte via specifieke interventies, opent de weg naar het (her)installeren van autoriteit. Dit gebeurt door het reguleren van aanwezigheid (zowel fysiek als mentaal), verzet, zelfcontrole, sociale steun en transparantie.
We hebben met ons artikel willen aantonen dat psychodynamische inzichten een kader bieden aan de GV-interventiemethode en dat beide verenigbaar zijn. Waar GV het directiever aanpakt dan een klassiek psychodynamisch therapeut die aandacht schenkt aan tegenoverdrachtsgevoelens bij autoriteitsconflicten (Vereycken 2000), kunnen we er niet omheen dat werken met kinderen vaak tot actie noopt. Psychodynamische inzichten helpen ons te reflecteren alvorens en tijdens het tot actie overgaan. De methodiek van GV helpt dan weer om vorm te geven aan de transitionele ruimte en het oplossen van oedipaliteitsverwikkelingen, zodat de acties op een respectvolle en onderbouwde manier gebeuren zonder enkel te blijven bij ‹praten over›.
Manuscript ontvangen 25 november 2018
Definitieve versie 31 maart 2019
Literatuur
- Campforts, E., Colson, B., Imeraj, L., Wouters, S., & Lampo, A. (2016). Nieuwe autoriteit, nieuwe inzichten: Geweldloos verzet in de hulpverlening. Tijdschrift Klinische Psychologie, 46(4), 253-262.
- Colson, B. (2019). Waakzame zorg gehecht aan reflectief functioneren. In F. Van Holen, J. Vanderfaeillie, & B. Colson (red.), Geweldloos Verzet: Bespiegelingen vanuit theorie, onderzoek en praktijk (pp. 35-55). Brussel: VUB Press.
- Cooper, A., & Redfern, S. (2016). Reflective parenting: A guide to understanding what's going on in your child's mind. Oxon: Routledge.
- Fonagy, P. (2003). Towards a developmental understanding of violence. British Journal of Psychiatry, 183(3), 190-192.
- Fonagy, P., & Allison, E. (2014). The role of mentalizing and epistemic trust in the therapeutic relationship mentalizing in the therapeutic relationship and the motion of epistemic trust. Psychotherapy, 51(3), 372-380.
- Fonagy, P., Gergely, G., & Target, M. (2007). The parent-infant dyad and the construction of the subjective self. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 48(3/4), 288-328.
- Gilligan, J. (2003). Shame, guilt, and violence. Social Research, 70(4), 1149-1180.
- Gilliom, M., Shaw, D.S., Beck, J.E., & Al., E. (2002). Anger regulation in disadvantaged preschool boys: Strategies, antecedents, and the development of self-control. Developmental Psychology, 38, 222-235.
- Luyten, P., Fonagy, P., Lowyck, B., & Vermote, R. (2012). Assessment of mentalization. In A.W. Bateman & P. Fonagy (red.), Handbook of mentalizing in mental health practice (pp. 43-67). Washington, DC: American Psychiatric Publishing,
- Omer, H. (2004). Nonviolent Resistance: A new approach to violent and self-destructive children. Cambridge: Cambridge University Press.
- Omer, H. (2015). Waakzame zorg: Hoe je als ouders je kinderen houvast kunt bieden als dat nodig is. Amsterdam: Hogrefe.
- Omer, H., & Weinblatt, U. (2000). Parental presence in the light of other approaches. In H. Omer (red.), Parental presence (pp. 19-33). Phoenix: Zeig, Tucker & Theisen.
- Oren, D. (2011). Psychodynamic parenthood therapy: A model for therapeutic work with parents and parenthood. Clinical Child Psychology and Psychiatry, 17(4), 553-570.
- Rodenburg, L., & de Tempe, J. (2015). ‹Ik ben mijn kind zo spuugzat›: Ouderlijke emotieregulatie en nieuwe autoriteit. Systeemtherapie, 27(2), 65-81.
- Rustin, M. (1998). Dialogues with parents. Journal of Child Psychotherapy, 24(2), 233-252.
- Vereycken, J. (2000). Psychodynamiek van autoriteitsconflicten: Een gevalstudie. Tijdschrift Voor Psychoanalyse, 6(1), 11-24.
- Verhaeghe, P. (2015). Autoriteit. Amsterdam/Antwerpen: De Bezige Bij.
- Weinblatt, U. (2013). Die Regulierung des Schamgefühls bei intensiven Eltern-Kind-Konflikten: Praktiken des gewaltlosen Widerstands, die die Öffentlichkeit einbeziehen. Familiendynamik, 38(1), 62-71.
- Winnicott, D. (1971). Playing with reality. London: Routledge.
Noot
- 1.Cultuur situeert zich op macroniveau (de maatschappij, nationale gewoonten, historische waarden, enzovoort) en microniveau (gezin, klasgroep, vereniging, enzovoort).
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden