Je hebt nog een heel half leven!
Samenvatting
Het was een boeiende avond, met de hoofdrolspelers Hedwig, Gerard en Johan. En fijn dat Paula er was. Dat had Frederik toch maar mooi op touw gezet.
Ik heb het over de toneelvoorstelling Van de koele meren des doods, gebracht door Hummelinck Stuurman onder regie van Ger Thijs, naar de roman met dezelfde naam van Frederik van Eeden uit 1900. Ger Thijs schreef ook de tekst van het toneelstuk, en heeft een succesvolle invalshoek gevonden om de figuren uit deze een eeuw oude roman tot hedendaags leven te brengen.
Van Eeden, die leefde van 1860 tot 1932, had rond 1890 een paar jaar een praktijk voor psychoanalyse in Amsterdam. Zijn leven ‹veelbewogen› noemen zou een groot understatement zijn: Jan Fontijn schreef zijn biografie in twee delen van in totaal 1264 pagina's. Van Eeden was tot aan het verschijnen van Van de koele meren des doods huisarts, psychotherapeut, dichter en schrijver. Als dichter-schrijver verzette hij zich tegen de toen gangbare domineespoëzie, en werd een van de gangmakers van de Tachtigers. Hij schreef onder andere De kleine Johannes. Vanaf 1900 werd hij politiek-maatschappelijk actief in het anarchisme, en stichtte de kolonie Walden. Zijn laatste levensfase bevat veelal spiritualiteit en fundamentele taalwetenschap. Hij richtte onder andere (mede) de Internationale School voor Wijsbegeerte op.
Als scholier heb ik genoten van van Eedens ‹Ik heb de witte water-lelie lief, […]›, en van de taalvaardigheid waarmee hij Hedwigs gefrustreerde somberheid wist te vangen.
Hedwig is de hoofdpersoon uit het boek dat gelezen kan worden als de ziektegeschiedenis van een hysterische vrouw. Zij is tevens de verpersoonlijking van een zoektocht naar levenswijsheid. Het was van Eeden zeker om meer te doen dan louter de pathologie. Maar die aanwezige pathologie heeft hij wel met een enorme trefzekerheid weten neer te pennen.
Het toneelstuk begint met het einde van het boek: Hedwig doolt door Parijs met een tas waarin — en dat weet iedereen die het boek gelezen heeft meteen — haar dode baby zit. Ze is aan morfine verslaafd, en wordt om zich tegen zichzelf te beschermen opgenomen in het Hôpital de la Salpêtrière. Daar ontfermt zuster Paula zich over haar. De rol van zuster Paula is een uitstekende vondst van de regisseur. Zij is gedurende het hele verdere stuk op het toneel aanwezig, zoals de analyticus aanwezig is in de psychoanalyse bij de reconstructie van de geschiedenis en ontwikkeling van de analysant.
Haar taak is het door haar aanwezigheid voor Hedwig de ruimte te maken om haar ervaringen begrijpbaar en daardoor hanteerbaar te maken. Ze helpt door te vragen, en zegt: ‹Om je te helpen, moet ik weten wie je bent›. Ze reageert op Hedwigs pogingen om haar te verjagen met de verzekering dat ze zal blijven. En als haar patiënte wanhopig vraagt: ‹Ben ik een slechte vrouw?›, antwoordt ze als een echte analyticus: ‹Ik ben geen rechter, Hedwig›.
Ze toont belangstelling en begrip en ja, ze biedt ook hoop en perspectief. Zij is het die aan het eind van het stuk, als Hedwig genoeg heeft geschreeuwd, gejammerd en gehuild, zegt: ‹Je bent pas dertig jaar, je hebt nog een heel half leven voor je om dit eerste deel aan te spiegelen›.
Het stuk neemt ons mee door Hedwigs leven zoals ze dat, liggend op het ziekenhuisbed/de divan vertelt aan zuster Paula. De ellende begint als haar moeder overlijdt als ze nog een jong meisje is en ze overgeleverd is aan haar emotioneel kreupele en drankzuchtige vader en diens godsdienstfanatieke nieuwe vrouw. Gebrek aan containment, zo zouden we vanuit onze professionele invalshoek zeggen, leidt tot een onvermogen bij Hedwig om haar emotionaliteit en driftleven binnen goede banen te houden. In die zin zijn het boek en het toneelstuk inderdaad een beschrijving en vertolking van de ziektegeschiedenis van een jonge vrouw die lijdt aan hysterie.
De regisseur die voor de taak staat om de innerlijke dynamiek van zijn hoofdpersoon vorm te geven in de woorden en daden van zijn toneelspelers heeft hier goed werk geleverd. De zinnelijke, aardse en vitale Johan, op wie Hedwig verliefd wordt, vormt een gespannen contrast met de hoofse, cerebrale, levenloze Gerard, met wie ze een veilig, maar emotioneel armetierig huwelijk aangaat. Het onvermogen van Hedwig om zichzelf te sturen, haar beleving van de personen als deelpersonen, het niet kunnen reguleren van afstand en nabijheid: veel kenmerken van haar borderline-persoonlijkheidsorganisatie zijn voor de analyticus goed herkenbaar in haar interacties op het toneel.
Maar het boek — en dat maakte het voor de scholier die ik was zo aantrekkelijk — is ook te beschouwen als beschrijving van Hedwigs Ungenügen an der Normalität, als een aanklacht tegen bekrompenheid en onoprechtheid. Van Eeden is veertig jaar als het boek uitkomt en hij geeft er in zekere zin zijn geloofsbrieven mee af: ‹Ik heb genadeloos waar en schrikwekkend duidelijk willen zijn›, schrijft hij erover. Van Eeden verzet zich dan ook tegen een eenzijdige opvatting van het werk als louter ziektegeschiedenis: Hedwig is niet ‹slechts› patiënte, maar een mens zoals wij allen, op zoek naar wijsheid en balans. In het toneelstuk heeft Ger Thijs ruimte genomen voor een paar van van Eedens maatschappijkritische noten.
Het is boeiend dat in dit stuk de analyticus in van Eeden — in de persoon van zuster Paula — een plek krijgt naast de maatschappelijk-politieke strijder voor zuiverheid en rechtvaardigheid, en de spirituele zoeker naar het Hogere. En onze collega: ze zit daar maar. Ze is kalm, ondersteunend, met oog voor de realiteit en voor de pijn en het verdriet, zorgzaam, maar niet overmatig aanwezig. Ze is getuige, zoals wij allemaal in de spreekkamer, en maakt daardoor ruimte. Ze kan ons tot voorbeeld strekken, en is voorwaar op het toneel de hele avond een reclame voor ons vak.
Dat van Eeden, die mede aan de wieg stond van dit vak, ook vandaag nog inspireert tot deze hommage aan de psychoanalyse, vond ik fijn om mee te maken.
© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden