De humanisering van de psychiatrie in naam van de psychoanalyse — Istvàn Hollós (1872-1957)
Samenvatting
Staan in Nederland en Vlaanderen Jacobus Schreuder van der Kolk en Joseph Guislain bekend als referentiefiguren inzake de humanisering van de psychiatrie, dan geldt dat in de recentere Hongaarse geschiedenis van de psychiatrie voor Istvàn Hollós. Hollós' werk beweegt zich in de spanningsverhouding tussen psychoanalyse en psychiatrie. Hij is een volgeling van Freud, die van meet af aan ook de institutionele implementatie van de psychoanalyse beoogde — onder meer via Jung in Burghölzli (Zürich) en Binswanger in Bellevue (Kreuzlingen). Via Hollós zal de freudiaanse psychoanalyse in Hongarije eerder dan elders een effectieve invloed verwerven in de psychiatrische patiëntenzorg.
Istvàn (Stephan) Hollós — geboren als Isidor Hesslein — groeit op in Boedapest in een gezin van bescheiden afkomst. Hij studeert geneeskunde in dezelfde stad, die ook later zijn professionele uitvalsbasis blijft. Aanvankelijk werkzaam in privépraktijk zwerft hij al snel uit. Hollós doet ervaring op in verschillende provinciale ziekenhuizen in het Oostenrijks-Hongaarse rijk — onder meer in het huidige Roemenië — om terug te keren naar Boedapest, en er zich te wijden aan het lot van geesteszieken in de verschillende wijkziekenhuizen.
Vanuit een diepgaande sociale bewogenheid vertoont Hollós een groot engagement inzake patiëntenzorg. In Ferenczi, die hij in 1905 ontmoet en die uit een burgerlijker en intellectueler milieu afkomstig is, vindt hij een spirituele bondgenoot die zijn denken verrijkt en verder uitdaagt. Via Ferenczi, die met Freud in contact komt in 1908, zal Hollós kennismaken met de psychoanalyse. Freuds denken fungeert in Boedapest als de katalysator van een algemene culturele omwenteling.
Behalve voor het duiden van Hongaarse culturele fenomenen, wendt Hollós Freuds nieuwe wetenschap aan voor het radicale herdenken van de psychiatrische zorg. Zo betrekt hij de verpleegkundigen in het psychotherapeutische programma, en voert hij een opendeurenbeleid in. Naast de verbetering van de algemene omstandigheden in psychiatrische instellingen, resulteert dit in een daling van ontsnappingen en suïcides.
Wanneer hij samen met Ferenczi, Radó en Ignotus in 1913 de Hongaarse Psychoanalytische Vereniging (HPV) opricht, wordt Hollós haar vicevoorzitter. Behalve bij Freud en Ferenczi gaat Hollós ook in analyse bij Paul Federn, die met hem de fascinatie voor psychose deelt. Na zijn diensttijd als legerarts in de Grote Oorlog wordt Hollós hoofdarts van het belangrijkste Hongaarse psychiatrische ziekenhuis, het even buiten Boedapest-centrum gelegen Lipótmező, in de volksmond bekend als het Gele Huis. In deze context legt Hollós zich verder toe op de behandeling van psychotische patiënten. Hollós is daarmee zonder meer een van de eerste analytici — samen met onder meer Sabina Spielrein (De Vleminck 2013) — die de psychoanalyse aanwendt voor de behandeling van psychoses (Hollós 1914).
Met Ferenczi als medestander druist hij daarmee in tegen Freuds overtuiging dat de analyticus ‹zijn belofte tot genezing niet kan nakomen als de patiënt niet aan hysterie of dwangneurose, maar aan parafrenie lijdt› (Freud 1913, p. 187). Wanneer Freud in de jaren twintig de psychose verder poogt te differentiëren ten opzichte van de neurosen doet hij dat tegen de achtergrond van Over de psychoanalyse van de paralytische geestesstoornis (1922), het resultaat van een intense samenwerking tussen Hollós en Ferenczi (Freud 1924, p. 13). Hollós' verschil in visie met Freud komt mooi tot uiting in de briefwisseling naar aanleiding van Búcsúm a Sàrga Hàztól (1927), dat verschijnt na Hollós' antisemitisch gemotiveerde ontslag als hoofdarts van het Gele Huis in 1925. Federn dringt aan op de Duitse vertaling van het boek waarin Hollós de fictieve dokter Telemach Pfeiflein aan het woord laat over de ‹bevrijding van de geesteszieken›. Hinter der gelben Mauer (1928) wordt een echte bestseller. Hoewel Freuds antwoord aan Hollós een tijdje op zich laat wachten, laat het zich lezen als de meest expliciete bekentenis van Freuds eigen weerstand jegens de psychose: ‹Ik hou niet van deze [psychotische] patiënten. […] Zij maken me kwaad en ik ervaar dat ik geïrriteerd word door het feit dat ze zo ver staan van mezelf en van alles wat menselijk is. Dit is een bevreemdende intolerantie die me eerder tot een slechte psychiater maakt. […] Gedraag ik mezelf nu zoals bepaalde artsen zich jaren geleden gedroegen jegens de hysterie?› (Freud 1928; mijn vertaling).
Boedapest ambieerde na de Eerste Wereldoorlog de hoofdstad van de psychoanalyse te worden. De politieke instabiliteit en het toenemende antisemitisme beslissen er echter anders over. Berlijn neemt het commando over. Wanneer Ferenczi in 1933 vroegtijdig sterft, wordt Hollós voorzitter van de HPV. Hollós' interesse voor het psychotische taalgebruik oriënteert zijn psychoanalytische interesse in die dagen richting de linguïstiek in het algemeen en het menselijke spraakvermogen in het bijzonder. Evenzeer is hij actief betrokken bij de Hongaarse vertaling van Freuds Droomduiding (1935) en van Het Ik en het Es (1937). Op deze manier draagt Hollós tevens bij aan het Hongaarse begrippenapparaat van de freudiaanse psychoanalyse en komt hij in contact met de Hongaarse psychiater Lipót Szondi, die op dat moment de basis legt voor zijn Schicksalsanalyse (De Vleminck 2006).Bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog zet Hollós zich als voorzitter van de HPV in voor de evacuatie van zijn Hongaarse collega's naar onder meer de Verenigde Staten, het Verenigd Koningrijk en Australië. Samen met collega Imre Hermann weigert hij echter zelf om het land te verlaten. Hollós wordt onder de knoet gehouden door de Hongaarse fascisten. Door een tussenkomst van de Zweedse diplomaat Raoul Wallenberg kunnen Hollós en zijn vrouw in 1944 ternauwernood aan de dood met de kogel ontkomen, zoals Hollós schrijft in een bewogen brief aan Federn (Hollós 1946).
Na de oorlog wekt Hollós samen met Hermann de HPV opnieuw tot leven. De wederopstanding is echter van korte duur. In 1948 wordt de beoefening van de psychoanalyse in Hongarije een clandestiene activiteit. Hollós werkt privé, maar gaat ook een tijdje aan de slag op de afdeling psychiatrie-neurologie van het Jánosziekenhuis in Boedapest. De genadeslag voor de Hongaarse psychoanalyse hakt er echter deze keer bij Hollós psychisch zeer diep in. Wanneer zijn echtgenote in 1952 sterft, gaat het met de eerder nog stoïcijnse Hollós snel bergaf. Een psychotische decompensatie volgt en Hollós wordt gehospitaliseerd. Al snel onderhoudt hij in het ziekenhuis goede contacten met zowel artsen als patiënten en vraagt hij om de opname verder te zetten in zijn geliefde Gele Huis. Hollós sterft er in 1957 op de leeftijd van net geen vijfentachtig jaar aan een longontsteking.
Literatuur
- De Vleminck, J. (2006). Aan gene zijde van de psychoanalyse — De Schicksalsanalyse van Lipót Szondi. Tijdschrift voor Psychoanalyse, 12, 235-249.
- De Vleminck, J. (2013). Mijn naam was Sabina Spielrein. Freuds Russische dochter en de echo's van haar fascinerende oeuvre. Psychoanalytische Perspectieven, 31, 261-281.
- Freud, S. (1913). Verdere adviezen over de analytische techniek (I): Over het inleiden van de behandeling. In Werken 6 (pp. 184-205). Amsterdam: Boom, 2006.
- Freud, S. (1924). Neurose en psychose. In Werken 9 (pp. 11-19). Amsterdam: Boom, 2006.
- Freud, S. (1928). Brief aan Istvàn Hollós (4.10.1928). In É. Brabant-Gerő (1986). Introduction: L'ami des fous. In I. Hollós (1986 [1927]), Mes adieux à la maison jaune: Sur la libération des maladies mentaux. Paris: Coq Heron. Vertaling van I. Hollós (1927), Búcsúm a Sàrga Hàztól. Budapest: Genius.
- Hollós, I. (1914). Psychoanalytische Beleuchtung eines Falles von Dementia Praecox. Internationale Zeitschrift für Psychoanalyse, 2, 376-385.
- Hollós, I. (1928 [1927]). Hinter der gelben Mauer: Von der Befreiung der Irren. Hrsg. Paul Federn & Heinrich Meng. Stuttgart: Hippokrates Verlag. Vertaling van I. Hollós (1927), Búcsúm a Sàrga Hàztól. Budapest: Genius.
- Hollós, I. (1946). Brief aan Paul Federn (17.02.1946). In E. Federn (1974). Brief eines Entronnenen. Psyche, 28, 266-268.
- Hollós, I. & Ferenczi, S. (1922). Zur Psychoanalyse der paralytischen Geisstesstörung. Wien: Internationale Psychoanalytische Verlag.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden