Dirty God: veerkracht of wanhoop?
Samenvatting
Onlangs verscheen de film Dirty God, de derde film van regisseur Sacha Polak, bekend van de films Hemel, Zürich en de documentaire Nieuwe tieten. De film ging in februari 2019 in première op het Internationale Filmfestival Rotterdam (IFFR). Het was daar de openingsfilm. Dirty God is een bijzondere film, die veel oproept. Binnenkort komt deze in de filmhuisroulatie.
Dirty God gaat over een jonge vrouw, Jade, die door haar ex-vriend met zoutzuur is bewerkt. De openingshots beginnen met het lunaire landschap van de littekens in haar gezicht, op haar torso en arm. Jade moet haar leven weer opnemen met een geschonden gezicht. Ze zoekt op internet naar mogelijkheden haar gezicht plastisch te laten herstellen. Ze vindt een Marokkaanse kliniek die echter vooraf veel geld vraagt. Ondertussen zet de moeder haar uit huis omdat ze niet goed voor haar dochtertje zou zorgen.
Jade neemt geld uit de tas van haar moeder en gaat met haar vriendin en dier vriendje naar Marokko. De taxi brengt Jade de volgende dag in haar eentje naar het aangegeven adres. Waar de kliniek had moeten zijn, is niets, behalve een stoffige bouwplaats. Terug in Londen blijkt haar moeder gearresteerd te zijn vanwege kledingdiefstal. Jade gaat weer voor haar dochtertje zorgen en er lijkt een soort herstel van verbinding met de moeder.
Voor zolang het duurt.
Veerkracht
In de receptie, de recensies over de film, wordt keer op keer benadrukt hoe veerkrachtig en hoe sterk Jade wel niet is. Met bewondering wordt vermeld dat ze ‹geen slachtoffer› is. Alsof dat een weerzinwekkende staat is waar we zo ver mogelijk van weg moeten blijven. Maar ze is natuurlijk wel een slachtoffer: een blijvend slachtoffer van een wrede aanval die haar voor het leven verminkte. Er is geen reparatie mogelijk: ze zal hiermee moeten dealen. Haar hele leven lang.
Sterk is ze in de zin dat ze tegen heug en meug haar leven probeert vorm te geven: werk zoekt, een plan maakt. Maar met een psychoanalytisch oog zien we dat er onder de oppervlakte pure verwarring en verdriet spelen, plus een onvermogen te rouwen. Ze verkeert in de wereld van de teleologische modus: alleen daden tellen om haar rouw, angst en verdriet aan te pakken. Ze reageert op impulsen, omdat ze te angstig is om na te denken over wat haar is overkomen. Haar lichaam is haar ontvreemd en niemand helpt haar haar kern terug te vinden. Niemand raakt haar aan.
De weinige episodes dat Jade zich terugtrekt in haar eigen gedachten lijkt ze vooral overweldigd te worden door droomachtige en vervreemdende beelden.
Er zijn aanwijzingen dat het voor de zuuraanval ook al niet emotioneel rijk was. Het patroon lijkt zich te herhalen: een jonge, alleenstaande moeder, geen vader, armoede, een helpdeskbaantje, een galerijflat in een grauwe omgeving. Jades moeder houdt zich bezig met de verkoop van dure, gestolen kleding. Uiterlijk is voor haar, maar ook voor Jade en haar vriendinnen, belangrijk. Het frappeerde me hoe weinig je hebt om op terug te vallen als je vooral bent opgevoed met het idee dat je uiterlijk en geld het enige is wat telt.
Wat aangezien wordt voor veerkracht lijkt een traumatische afsplitsing zijn: het emotieloze schijnbaar normaal opererende deel dat het dagelijks leven voor zijn rekening neemt. De traumatische ervaringen zijn in de film tussen de regels aangegeven: het vervormen van het gezicht van de dader, vogels, het verlies van urine als ze haar ex ziet.
Ik vroeg me af of deze nadruk op kracht en veerkracht de maatschappelijke realiteit weerspiegelt dat we ons liever niet willen identificeren met degenen die slachtoffer van geweld zijn geworden. Het illustreert in mijn ogen een gebrek aan compassie en empathie als we geconfronteerd worden met de naweeën van geweld. We laten ons liever in slaap sussen met de gedachte dat de mens zo veerkrachtig is en zien dan over het hoofd hoe een dergelijk trauma een mens in stukken kan breken. Is dit niet ook een aspect van de loochening waarin wij leven? Pogingen de rechtvaardigheid van de wereld in stand te houden, door slachtoffers aan te spreken op hun kracht en veerkracht, zonder oog te hebben voor de verwoestende effecten van geweld? Is het ook niet een subtiele vorm van victim-blaming dat we de effecten van een dergelijke aanval bagatelliseren met het beroep op kracht en ‹doorgaan›? Staat dat niet haaks op de realiteit die we in onze spreekkamers ontmoeten waarin geweld tot de fragmentatie van de persoonlijkheid blijkt te leiden? Wordt niet verheerlijkt dat Jade de pijn omzet in daden?
Ik moest denken aan een artikel van Maggie Turp ( 2012) waarin ze de adhesieve identificatie beschrijft. Deze ontstaat als een defensie tegen een inadequate huidgrens. Je ziet het bij premature neonaten, die in de tegenoverdracht de neiging oproepen om weg te kijken van de hulpeloosheid en de afhankelijkheid, terwijl deze baby's ‹are clinging on for dear life›. De aandacht en de zorg van de moeder worden volgens Esther Bick (1968) ervaren als een eerste huid. De verschillende ervaringen van het lichaam en lichaamsdelen worden door haar geur, toespreken, blik en aanraken bij elkaar gebracht, zodat er een grens kan ontstaan tussen binnen en buiten, een grens die voor de integriteit van het lichaam zorgt. Door traumatische ervaringen ontstaat een tweede huid, een tough skin, door Bick een ‹rinoceroshuid› genoemd. Wanneer deze eeltlaag deel wordt van de psychische structuur, wordt gehechtheid vervangen door een fixatie op geluiden, objecten en pseudo-onafhankelijkheid. En als deze eeltlaag waarvan we veronderstellen dat Jade die heeft ontwikkeld, dan beschadigd raakt, staat ze als het ware onthuid in de wereld. En dat roept dezelfde tegenoverdrachtelijke aversie op die we terugzien in de recensies. Een zich afkeren van de hulpeloosheid en ontvelling.
Literatuur
- Bick, E. (1968). The experience of the skin in early objectrelations. International Journal of Psychoanalysis, 49, 484-486.
- Turp, M. (2012). Clinging for dear life: Adhesive identification and experience in the countertransference. British Journal of Psychotherapy, 28, 66-80.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden