25 jaar redactionele vrijheid
Samenvatting
Het Tijdschrift voor Psychoanalyse en haar toepassingen bestaat 25 jaar. Dat is toch maar gelukt. Het gaf vaak zoveel moeite om het Tijdschrift gaande te houden en voor kwaliteit te zorgen, dat de redactie- en bestuursleden geregeld niet op het voortbestaan durfden rekenen, zo valt te beluisteren bij mensen die in die jaren het werk hebben gedaan. Daan Daniëls, de eerste bestuursvoorzitter, had er grote moeite mee om ervoor te zorgen dat ‹de kikkers niet uit de kruiwagen sprongen›. Dat is voorstelbaar bij een nieuwe onderneming van zeven psychoanalytische verenigingen en instellingen uit België en Nederland. Ook de laatst afgetreden bestuursvoorzitter, Anna Bentinck, kan vertellen dat het heel wat inspanning heeft gevergd om het voortbestaan veilig te stellen. Moeten we het feit dat het is gelukt zien als een gelukkig toeval of zijn er in de opzet van het Tijdschrift elementen aan te wijzen die hieraan hebben bijgedragen? Ik zal proberen in kort bestek hier iets over te schrijven.
De opzet van het Tijdschrift is opvallend fragiel. Op dit moment leveren zes verenigingen en instellingen ieder een bestuurslid voor de stichting die het Tijdschrift uitgeeft. Die stichting is zelfstandig: zij komt voort uit de verenigingen, maar is aan hen geen directe verantwoording schuldig. Dat vergt voldoende vertrouwen over en weer. De stichting benoemt de redactie. Dit gebeurt uiteraard in onderling overleg.
Het pièce de résistance is de redactionele vrijheid. Over wat de redactie plaatst in het Tijdschrift is zij evenmin direct verantwoording schuldig aan het stichtingsbestuur.
Zo ontstaat een gelaagde structuur met raakvlakken waarin sprake is van wederzijdse afhankelijkheid. In dat contact kan zich van alles voordoen. De een draagt de ander, zonder directe controle over haar te kunnen uitoefenen. Dat gaat alleen maar goed bij aanvaarding van de wederzijdse afhankelijkheid. Als het niet goed gaat, als er kwesties ontstaan, dan is men aangewezen op herstel van vertrouwen zonder de mogelijkheid om gezag over elkaar uit te oefenen. Dat is 25 jaar goed gegaan. Hoe is dit mogelijk geweest?
De psychoanalyse kenmerkt zich door een grote diversiteit aan opvattingen. Er ontstaan steeds nieuwe visies op het onbewust psychisch functioneren, op de verborgen motieven van ons handelen, op wat er met ons gebeurt wanneer wij in contact komen met anderen. Dat heeft geleid tot schoolvorming, tot het steeds opnieuw ontstaan van samenhangende concepten waarmee we proberen vragen te beantwoorden en aan onze opdrachten te voldoen. Toch is de psychoanalyse niet gedesintegreerd, er is een collectief idee gebleven over wat zij is en wat men ermee kan doen. De strijd tussen de verschillende scholen is eerder een kenmerk van de psychoanalyse dan een bedreiging ervan. Psychoanalyse roept emotionele betrokkenheid op. Iedereen die zich daarmee bezighoudt weet dat anderen die dat eveneens doen ook contact proberen te leggen met het eigen verborgen affect en denken. Het gaat over de zelfbeleving, over het onverwacht opduiken van emoties, over het ontstaan en het verlies van intieme relaties, over de voortdurende onvoorspelbaarheid van onze gedachten. De gezamenlijke interesse hiervoor geeft een sterke binding.
Onze psychoanalytische activiteit vindt hoofdzakelijk plaats in verenigingen die wij hebben opgericht. Dat is het kader van onze identiteit als analyticus en als psychoanalytisch psychotherapeut. Men kan zich afvragen in hoeverre die verenigingen geschikte containers zijn voor de psychoanalyse in haar diversiteit. Hoeveel verschillende opvattingen kunnen er samenwonen in één psychoanalytisch huis? Afgaande op mijn ervaring heeft het vermogen om binnen één vereniging verschillende subculturen, scholen en opvattingen te herbergen zeker zijn beperkingen. In verenigingen zijn opvattingen niet vrijblijvend. Tot een vereniging moet je worden toegelaten, wat in de psychoanalyse geen sinecure is. De opleiding stelt jarenlang eisen aan de kandidaat. Daardoor houden verenigingen zich uitvoerig bezig met wat goed is en wat niet, wie het al kan en wie (nog) niet. Psychoanalyse is ook een beroep: je kunt er geld mee verdienen, en de verenigingen stellen zich op als bewakers van dat beroep. Dat maakt dat de discussies in verenigingen hoog kunnen oplaaien over wat juist is en wat niet.
Daartegenover staat dat onze behoefte aan diversiteit groot is. Wat we eigenlijk denken, blijft voor ons zelf interessant. We krijgen alleen duidelijkheid daarover wanneer we op iets stuiten dat we niet hadden verwacht. We hebben behoefte aan bevestiging van onze ideeën, maar we hebben evenzeer behoefte om onze instinctieve neiging tot eenkennigheid ontrouw te worden.
De spanning die kan ontstaan tussen een verenigingsklimaat dat als inperkend wordt ervaren en de behoefte van leden om eigen ideeën te volgen is niet enkel in en door de verenigingen te reguleren. De vraag wordt dan of daarin op een andere wijze is te voorzien. Het antwoord ligt voor de hand. Een tijdschrift is een platform waarin men het eigen idee kan laten horen, zonder dat daar meteen een positionering binnen de vereniging aan vast zit. Althans, dat is een tijdschrift in zijn ideale vorm. Of dat lukt is in hoge mate afhankelijk van de opzet van het tijdschrift.
Voordat ons Tijdschrift voor Psychoanalyse werd opgericht, is er met deze zaak geworsteld. Wanneer een periodiek van een vereniging is, dan voelt de vereniging zich eigenaar en daarmee verantwoordelijk voor de inhoud. De controle blijft dan in de vereniging, wat nu juist de beoogde vrijheid in de weg kan zitten. In een enkel geval werd de binding tussen tijdschrift en vereniging geregeld door de tijdschriftredacteur in het bestuur op te nemen. Een redactie met eigen ideeën en ambities zou tot publicaties kunnen besluiten die dan in de vereniging controversieel blijken te zijn. Bij wie zou in dat geval de eindverantwoordelijkheid liggen: bij de redactie of bij het bestuur?
In de jaren negentig van de vorige eeuw werd geleidelijk duidelijk dat alleen een tijdschrift met een onafhankelijke redactie, zonder binding aan een vereniging, de inzet zou kunnen genereren die nodig is om een goed tijdschrift te maken. Daar zijn veel verschillende redenen voor. Om te beginnen doet redactionele vrijheid een beroep op de ambitie en de creativiteit van de redactieleden. Dat is geen garantie voor een goed blad, maar het biedt wel een goede conditie daarvoor. Daar komt bij dat het zowel de schrijver als de redacteur bescherming biedt. Bij een blad dat bezit is van een vereniging is het moeilijk om redactionele vrijheid te bieden. Wanneer een bijdrage het ongenoegen van de lezers oproept, komt de redacteur snel onder druk om verantwoording af te leggen tegenover die vereniging. Op die manier kan hij zich bekneld gaan voelen tussen schrijver en vereniging, wat hem onvrij maakt in de discussie met de schrijver. Redactionele onafhankelijkheid biedt de redacteur enige bescherming tegen kritiek uit de beroepsgroep. Hij heeft speelruimte, die bevordert dat redacteur en schrijver zich gericht met de bijdrage voor het tijdschrift kunnen bezighouden zonder in te veel strategische overwegingen terecht te hoeven komen. Dat beschermt niet alleen de redacteur, maar eveneens de schrijver. Het verenigingsgezag kan niet zo gemakkelijk bij een vermetel duo van schrijver en redacteur komen. Dat is nodig om een tijdschrift te kunnen maken dat uitnodigt om eigen en eigenzinnige bijdragen aan te bieden. Een psychoanalytisch tijdschrift moet het op de lange termijn niet hebben van gezagsgetrouwheid.
Er is nog een andere beschermende uitwerking van de redactionele onafhankelijkheid. Het kan toch een keer misgaan met een publicatie, in die zin dat de verontwaardiging in de beroepsgroep oplaait. Wanneer dan de binding tussen vereniging en redactie sterk is, levert dat veel grotere schade op dan bij een grotere afstand tussen deze beiden. Voor de vereniging is de schrijver iemand uit eigen gelederen, die duidelijke afkeuring verdient. De redactie heeft dan gefaald in haar gezagsuitoefening, wat eveneens afkeuring verdient. Als alles de schuld is van een onafhankelijke redactie, is er misschien wel een probleem, maar zijn de botsingen toch minder schadelijk. Dat is voor alle betrokkenen beter hanteerbaar, niet alleen voor redactie en schrijver, ook voor de vereniging. De opzet van een tijdschrift blijkt dus medebepalend te zijn voor het destructief potentieel van zijn inhoud.
De opzet van het Tijdschrift voor Psychoanalyse is een krachttoer geweest. Alle verenigingen die mee gingen doen gaven iets van hun identiteit op. Deelnemen aan een tijdschrift waarmee men zich moest kunnen identificeren, terwijl men minimaal gezag kon laten gelden, dat was veel gevraagd voor sommigen. Individueel protest kwam wel voor. Een wat oudere Nederlandse collega vertelde mij eens dat hij het blad niet in huis wilde hebben. Meerdere keren zegde hij het abonnement op, en steeds bleef het maar in zijn bus vallen. Dat kan gezien worden als symbool voor de vasthoudendheid waarmee de eerste besturen en redacties het blad van de grond kregen.
Het Tijdschrift bracht een nieuwe samenwerking tussen de psychoanalytische groeperingen met zich mee. In de Nederlandse verhoudingen was al sinds lang getoond dat men nauwelijks over de mogelijkheid tot samenwerken beschikte, dus er waren risico's. Over de verhoudingen in België durf ik geen uitspraak te doen. Dat de oprichters van het Tijdschrift het verschijningsgebied hebben uitgebreid tot over de landsgrenzen is een gelukkige greep geweest. Het haalde de gezamenlijkheid uit de sfeer van concurrentie, van elkaar keuren en de maat nemen, die al sinds lang bestond, zeker in Nederland.
De Belgen zijn ‹de anderen› voor de Nederlanders, en vice versa. Zo kreeg het Tijdschrift een exotisch parfum voor iedereen en werd nieuwsgierigheid opgeroepen. Dat heeft behalve waakzaamheid ook welwillendheid gegenereerd. Ik denk dat zonder deze nieuwe binationale opzet het Tijdschrift minder kansen had gehad. Het enthousiasme van de pioniers heeft zelfs tot contacten met Zuid-Afrika geleid, maar dat bleek een brug te ver. Alle genoemde overwegingen bijeen vormen een pleidooi voor de redactionele vrijheid. Een machtige redactie geeft het blad een sterke positie.
Toch blijft het blad kwetsbaar. De verenigingen hebben dan wel hun redactionele mandaat weggegeven, zij bepalen of zij collectieve abonnementen blijven afnemen. Dat is een bestaansvoorwaarde voor het Tijdschrift. Gelukkig is dat het geval en hebben het stichtingsbestuur en de deelnemende verenigingen kwesties in deze sfeer steeds kunnen oplossen. Het sluitstuk van de zekerheid die we nodig hebben voor ons voortbestaan is het geluk te beschikken over een loyale uitgever als Boom.
Tot slot nog een opmerking over de meest delicate verhouding van alle: die tussen schrijver en lezer.
Dat psychoanalytici en psychoanalytisch psychotherapeuten willen schrijven is een feit. We willen allemaal wel schrijven. Als we dat ook echt gaan doen, begeven we ons in het gebied van de illusie. De schrijver heeft altijd aannames over hoe de lezer hem ontvangt. Hij kan met die aannames, voor zover ze bewust zijn, van alles doen, van negeren tot voortdurend erop letten. In het laatste geval kunnen zijn verwachtingen over de waardering door de lezer uiteenlopen van zeer negatief tot zeer positief. Hij kan anticiperen op een lezer die hem bewondert en op een lezer die het waardeloos vindt. Alles is mogelijk.
In elk geval is het nuttig voor de schrijver om zichzelf op dit punt kritisch te volgen, ook al tast hij in het duister. Hij kan immers al schrijvend de lezer niet bereiken, terwijl schrijven alleen zin heeft wanneer de schrijver erop gericht is ooit lezers te krijgen. Op zijn beurt kan de lezer alsnog de schrijver maken of breken, al is de schrijver daarbij niet aanwezig.
Als er wordt geschreven voor een tijdschrift wordt de schrijver een platform geboden. Dan komt de redacteur in beeld. Hij heeft dan de kans om als intermediair tussen schrijver en lezer plaats te nemen. Hij kan de lezer beschermen tegen een vermoedelijke teleurstelling en hij kan precies hetzelfde doen voor de schrijver. Hij begeeft zich in het gebied van de illusie en zonder hem kunnen de illusies geen realiteit worden.
Het Tijdschrift startte 25 jaar geleden met een groep jongere psychoanalytici die meer uitingsvrijheid wilden in een verband dat toch werd gevormd door de gevestigde psychoanalytische groeperingen.
Mogelijk laat deze gang van zaken zien wat er nodig is om een vitale psychoanalyse steeds te kunnen hervinden. Al sinds lang hebben in de psychoanalytische gemeenschap schrijvers en redacteuren zich beziggehouden met het maken van teksten. Dat gebeurde doorgaans met vruchtbare inzet en in open discussie. De animo voor het schrijven gaat niet verloren. Daar kan het risico op het ontstaan van conflicten niets aan afdoen.
In het bovenstaande is informatie verwerkt die ik kreeg van Anna Bentinck van Schoonheten, Daan Daniëls, Hein de Jong, Petra Kaas en Hans Reijzer.
© 2009-2025 Uitgeverij Boom Amsterdam
ISSN 1382-516x
De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912.
Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).
No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.
Nieuwsbrief Boom Psychologie
Meld u nu aan en ontvang maandelijks de Boom Psychologie nieuwsbrief met aantrekkelijke aanbiedingen en de nieuwe uitgaven.
Aanmelden